Uit de vaneen TOMSON TOMSON Deskundige voorlichting Prima snelle service Sinds 1912 J. VJJLT JLC7N-T11 Scheveningen 11 (V) Duisternis HAARWATER Gaskolectra (sedert 1931) Keizersgracht 486 zzm Vroeger deed BABOE TJOETJI de was, thans biedt u een enorme keuze uit meet dan 80 VERSCHILLENDE WASMACHINES van '5 werelds beste merken. Zeesluisweg 22-30 - Telefoon 55.08.00 Gemakkelijk te bereiken met tram 8 en 11, bus 23 (L), halte Duinstraat *5 '6o Toen ik een stap of vijftien gedaan had, aldoor in die gebogen houding, stootte ik mij tegen iets heel vreemds. Ik raakte verward tusschen groote en kleine takken, had ook niet het idee het te ontloopen en werkte mij hoe langer hoe vaster in die nachtmerrie van takken, waar geen bladeren aan te bespeuren waren. Mijn haren raakten vast, en met een ruk van mijn hoofd wist ik mij telkens te bevrijden. Toen, doordat er iets aan mijn vinger haakte, voelde ik pijn aan die vinger; merkte nu eerst, dat er overal vellen aan hingen, nattig en dik, van de asch die er aan plakte. Vermoedende dat het vuil was, wilde ik ze er af trekken, maar dat deed nogal pijn. Wat het toch wel kon wezen kon mijn verstand niet ver klaren, ik kon het niet verwerken. Hoe kon ik ook weten.dat ik verbrand was. Uitgeput leunde ik tegen een groote tak aan. Het was doodstil, ik hoorde niets, geen mensch of dier en reeds meende ik dood te zijn en op den langen weg naar hel of hemel. Was het verbeelding, of hoorde ik toch wat? Ik luis terde goed, en eerst gedempt en later duidelijker hoorde ik iemand jammeren en schreiend om mij roepen. Alles werd opeens weer helder binnenin me. Ik her kende de stem van mijn man die naar mij riep en waarom ik was gestorven, en niet wij allen gezamen lijk. Ik hoorde Tokaja tegen hem zeggen: „Mijn heer, houdt U toch bedaard. De kinderen leven nog". Ik deed moeite om het uit te gillen, eindelijk gelukte het mij en ik schreeuwde: „Ik leef!" Tokaja hoorde mij het eerst. „Mijnheer, ik hoor Uw vrouw en ik riep hoe langer hoe harder, „Ik kom, ik kom Ik kon den weg niet terug vinden en liep een heel verkeerden kant uit. Maar als ik merkte, dat de stem van mijn man, die me steeds bij de naam riep, verder weg klonk, keerde ik mij weer om. Die stem was in den donkeren nacht wat een baken voor een zeeman is. Had ik nog eenige stappen verder ge lopen, was ik in een ravijn gestort, zoals later bleek. Eindelijk voelde ik het huis en daar was mijn man. Hij zei: „Laat ons hier maar bij elkaar blijven en sterven". „Neen, wij zullen gered en naar het hospitaal te Batavia gebracht worden!" antwoordde ik dadelijk daarop. Ik schrok van mijn eigen woorden, want het was of een ander ze sprak. „Ach", zei mijn man, „wie weet of Batavia nog wel bestaat" waren ze dood". Hij moest op de grond hurken, zoo lachte hij. Achmad was zijn eenig kind en hij was Wij zaten voor het huis met alle getrouwen die ons niet wilden verlaten. Ik vroeg naar het jongste kind. De baboe gaf het mij. Ik bemerkte aan de beweging van het mondje, dat het vreselijke dorst moest heb ben. Ik gaf het de borst, maar ineens bleef het kind je doodstil in mijn armen liggen. Ik voelde, drukte daarna mijn oor tegen het borstje om het hart te kunnen horen. Maar het stond stil. Mijn eerste woorden waren: „Goddank, dit kind is tenminste uit zijn lijden". Ik dacht, dat het zog waarschijnlijk in vergif was veranderd. Toen ik het de baboe zei, schreide zij bitter, maar ik kon geen traan laten. Had ik het toen maar kunnen doen. Het zou een ont spanning voor mijn zenuwen zijn geweest. Ik zei de baboe, het kind in een deken te wikkelen en op bed te leggen. De flesschen selzerwater, die wij nog hadden, zijn ons behoud geweest. De onleschbare dorst door de hete asch veroorzaakt, verschroeide mond en keel. Nog steeds heerschte er diepe duisternis; vuur kon den we niet aanleggen, lucifers gingen dadelijk uit. Maar eindelijk, na veel moeite kreeg de oppasser, de eenige manlijke bediende die over was, een klein vuurtje aan. Nu hoorden we ook leven van andere menschen in de kampong. Enkelen kwamen op het licht af. Eerst kwam onze waschman uit het donker lachend naar ons toe: „O, het was toch zoo n grappig gezicht die kinderen bij elkaar te zien. Ik heb ze eindelijk gevonden, Achmad en z'n vriendje. En ze hielden elkaar zoo grappig vast, maar beiden (Advertentie) Het gebeurde in de jaren 20, dat ik dienstdoend fourier was bij het 10de Bat. te Batavia, en dat er bij onze Compie een nieuwe sergeant majoor ad ministratie was aangekomen. De man was reeds gepensioneerd en 11 jaar burger geweest, maar was weer in dienst gekomen om het nieuwe pensioen te verdienen. De eerste morgen, dat hij dienst moest doen kwam hij omstreeks 6 u. 15 op het kantoor en hij was nog niet goed en wel binnen of hij vroeg mij of ik trek in een kleintje had. Ik vertelde hem, dat het voor mij nog een beetje te vroeg was, maar voor hem was dat geen bezwaar, hij haalde een medicijnflesje uit zijn zak, nam een slokje en zette het toen in de pa piermand naast zijn tafel. Juist had hij het wegge zet, of de kapitein kwam binnen en wenste ons goeie morgen. Na nog even het een en ander te hebben besproken, zei hij: „Vergis ik me nou, of ruik ik alcohol? De nieuwe Sergeant zei: ,,Ja kapitein, dat kan. Ik was elke morgen mijn haar met brandewijn „Dat lijkt me een duur grapje", vond de kapitein. Kr gingen nog geen 14 dagen voorbij, of de sergeant had een douw te pakken wegens dronkenschap. JEKA Amsterdam, tel. 43772 en 32716, levert U franco uit de ruime keuze van goederen, zo als meu belen, woningtextiel, kleding, alle soorten haar den en kachels, stofzuigers, geijsers, wasmachines, koelkasten, radio, televisie, huishoudelijke art. glas- en servieswerk, enz. enz. Prima service, betaling in overleg. Wij lichten U gaarne nader in. reeds op leeftijd. Hij was dol op den jongen, wat zich bij de Mohammedanen uit, door veel offerfeesten voor iemand te geven. Hij vroeg of ik water voor hem had. Ik antwoordde ontkennend en hij ver dween in de duisternis. Er kwamen er meer om water vragen. De menschen waren krankzinnig van dorst en angst, zoodat het gevaarlijk voor ons begon te worden. Mijn man zei. „Ik heb geen wapens, maar in huis achter het bed tegen de wand staat een piek". De oppasser haalde dien. Toen mijn man hem in de hand had merkte hij op: „Ik kan er niets mee doen. Ik kan mijn handen niet meer gebruiken„Geef hem mij dan maar zei ik en krampachtig hield ik den piek vast en ik was op dat oogenblik zóó woest, daar het t leven van mijn twee kinderen gold, dat ik de eerste de be ste overhoop zou hebben gestoken. Toen er een groep van drie over den weg kwam aanschuifelen, raadde de oppasser aan het licht uit te doen, want twee van hen hadden een kris in de hand. We gooiden gauw wat asch op het vuur en we zaten weer in de duisternis. Ik weet niet hoe lang we daar zoo gezeten hebben, toen we menschen met een vrij groote flambouw zagen naderen. Het zullen'er dertig geweest zijn. Ze schreeuwden ons toe: „Mijnheer, als U nog leeft, kom dan mee. Wij moeten hier vandaan, want wij krijgen zoo dadelijk weer vuur". „Waar vandaan", riep mijn man terug. „Van de Radja Bassa, zie maar!" We keken naar boven en zagen daar een schijnsel van groenachtig licht. Mijn man zei: „Wacht wij maken ons gereed. (wordt vervolgd) tHRES COMBO

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 11