m SENTIMENTEEL GODENSPIJS NIET MEEGEDAAN! Gisteren heb ik het ontdekt. Gisterenavond. Als ik rustig te werken zit en het schiet aardig op, kan ik opeens honger krijgen. Of trek. Hoe moet je het noemen? Vaak kan het geen honger zi,n, omdat je om zeven uur flink gegeten hebt. Maar hoe dan ook, dan slof je naar de keuken en kijkt rond naar iets waar je trek in hebt. Brood, eieren, kaas, „kornèt", nog wat rijsttafel over of kentang H'm nee. Zó'n trek heb ik toch ook weer niet. Ik kijk zelfs met zoiets als weerzin naar dat lekkere dubbel gebakken brood en de volvette kaas. Nee, werken maar weer. Inbeelding. Maar een uur later schuifel ik weer naar de keuken. Om na wat besluiteloos gelummel een paar minuten later weer achter de schrijfmachine te kruipen. Een beetje gemelijk toch ook. Dat overkomt me toch eigenlijk al jaren achtereen en het neemt vaak iets weg van m'n toewijding aan het werk. Wat man keert me eigenlijk? Gisterenavond kwam ik van m n mislukte tocht naar de keuken terug en ging niet direct weer wer ken. Ik ging een beetje piekeren over die vreemde hebbelijkheid. Gewoon mezelf critisch bekijken. Stel ik me aan of heb ik werkelijk honger? Even op de buik kloppen. Die was goed gevuld. Hoogstens een beetje kemboeng. H'm. Zocht ik misschien iets bijzonders? Zou er iets in de keuken moeten zijn dat ik miste? Nee, toch niet. Waar had ik op dat mo ment dan eigenlijk trek in? Ik dacht diep na. Liet zelfs de rijkdommen van dure cafetaria aan m n ver beelding passeren. Nee, ik had werkelijk ook geen trek in een nierbroodje of een broodje half-om of zo. En toch had ik trek .trek in koeweh poetoe! En op slag begreep ik alles. Een oude gewoonte was op de één of andere manier in m'nlichaamvast geroest geraakt: de gewoonte om in de avond nog wat te snoepen van de straat. De toekang saté bin nenroepen (saté madoera ajam vooral de vel letjes! mmmm!)of de taogeh reboes, of de mie tek-tok, of de koeweh poetoe, of de martabak, of de kerak-ketan van om de hoek. Dan had je óók geen honger of zelfs maar trek. Maar het ging om dat aparte „buitenhuizige avon tuurtje. Het binnenhalen in je huis van die merk waardige Indonesische avondsfeer om je heen: de geur van de tandjoengbloesems, het gesjirp van de krekels, het geritsel in deb omen van de tjodots, de onbestemde kamponggeluiden van ver en dicht bij. Op de een of andere manier zocht dat naar een directer wijze van contact. En dat was er dan als je zo'n verkoper binnenriep. Het piepende bamboe-juk, de plotselinge terug komst van kampvuur-emoties: knetterend houtvuur, geur van rook en as, het converseren in een vreemde taal over niet-Europese zaken. Dat ene korte halve uurtje was een geslaagde vlucht uit de Europese werkelijkheid. Het was een emotionele terugkeer naar een vervlogen jeugd, het was een kort maar raak avontuur uit de sleur van vaste tafelgewoonten en vaste huiskeuken-smaakjes. De boemboe van die verkoper was nét anders dan van de eigen kokkie, de combinatie van voedings stoffen nét even pittiger. Bordjes en afwaswater en bladeren waren nét niet zindelijk genoeg, maar door dit alles proefde je opeens heel, heel intens dat land, waarin je leefde: zijn aarde en zijn as, zijn on-ge- waterleidingde water, Voor een kwartiertje was je verrukkelijk primitief en leefde je duizendmaal in.enser dan de hele dag op kantoor en in dat nette huis aan de Palmenlaan. En kijk, die gewoonte heeft z'ch ergens in mijn bloed genesteld. Is helemaal overwoekerd geraakt door het nieuwe leven, waarin je je moedig assimileert. En toch zijn we ergens mens gebleven, intens le vend mens. Zodat dat kleine brokje diep-verborgene telkens weer even wakker wordt. En een Hollandse redacteur met z'n hoofd vol Hollands werk even naar „eten" toe drijft. In Holland is eten alleen maar de keuken. Dus gaat die redacteur naar de keuken. En kan daar eten. En dan doet-ie het niet. Want hij wil niet eten. Hij wou alleen maar heel eventjes tussen Europese interieurs en Europese ge dachten een stukje leven. Nee, nee, ik zou hier dat portie koeweh poetoe toch ook niet willen hebben. Of die saté. Het gaat niet om dat eten toch? Het gaat om „dat andere". Dat andere dat natuurlijker is, dus wezenlijker, dan de duurste, modernste, heerlijkste maaltijden met tafel zilver en damast. En daarover kan ik met niemand anders in Holland praten dan met jullie, vrienden uit Indië. Ongeacht of je erg blank bent of erg bruin, erg hoog of heel eenvoudig, maar allemaal zijn we zo af en toe in Indië een stukje natuur ge weest van de natuur om ons heen. Sentimenteel? Wat een voorrecht is het sentimenteel te zijn als ik om me heen kijk en zie dat er duizenden zijn van de besten des lands die ook af en toe zo „nutteloos sentimenteel kunnen zijn. T. R. Met kennersblik staat deze mixer van koele dron ken daar en mengt de verschillende ingrediënten tot een godendrank voor weinig centen. Naar elks smaak: een beetje meer van dit o[ dat en ieder kreeg wat hem het best smaakte. Foto: HUB LEUFKENS In een groot gezelschap van jongelui loofde één der aanwezigen een mooie prijs uit aan het meisje, dat het lelijkste gezicht zou kunnen trekken. Na rijp beraad werd de prijs uitgerijkt aan Jetje X. „Adoe, ik heb niet eens meegedaan!" zei ze. H. Ach, die Eerste Europese Lagere School in Tjimahi! U weet wel, de school, die aan de straat aan de spoorbaan lag? Hoevelen van onze ex-krijgsgevangenen kennen dat gebouw! Al was het alleen van de buitenkant. Maar ik ken het gebouw van buiten én van binnen, want ik ben er jaren op school geweest. Ik kwam er, toen ik in de vijfde klas zat. In een noodlokaal, dat op het achtererf was opgetrokken van bilik en dat boven rondom met kippengaas was afgezet voor de ven tilatie. Later, toen de nieuwe klassen klaar waren, werd deze ruimte gebruikt voor het opslaan van allerlei kisten en oude rommel. Ik had in die tijd een duits vriendinnetje. Dat wil zeggen, haar beide ouders waren uit Duitsland af komstig. Zij zelf was in Indië geboren. Ze had prach tige, porseleinblauwe ogen en lang donkerblond golvend haar. Ze had altijd snoezige, dure jurken aan. Ze zag er uit als een plaatje. Een hele tegen stelling met mij. Voor buitenstaanders vormden wij beslist een onbegrijpelijke kombinatie. Haar vader was geloof ik gepensionneerd onderofficier, die op het tijdstip van onze vriendschap een goed rende rend boerderijtje of zoiets had. Buiten de schooluren had ik geen kontakt met haar. Ik woonde in Pada- larang en reisde iedere dag met de trein heen en weer. Op een keer zei ze: „Ik heb iets zo verrukkelijks ontdekt. Ik zal je er op trakteren. Je weet niet, wat je proeft!" De volgende dag liet ze me een kijkje nemen in haar tas: twee verleidelijke boengkoesans, handig recht op gehouden door boeken en tijdschriften. „Straks in de uitspanning!" fluisterde ze. „Maar waar?" Onder de lessen zat ik me suf te piekeren. Uit een boengkoesan eten op school? Als je ontdekt werd, was je niet gelukkig. Per slot van rekening was het een éérste school en er gingen ook veel kinderen van officieren en hoofdofficieren op. Tsk tsk, dan kón zoiets toch niet getolereerd worden? Ik kreeg een ingeving en schreef op een briefje, dat ik aan haar doorgaf: „Het oude leslokaal. Toen de bel voor de eerste pauze ging, nam ze vlug haar tas op en als hazen schoten we de deur uit, naar ons doel. We konden er gelukkig ongemerkt binnenslippen. We besloten in een van de pakkisten te kruipen om ook veilig te zijn, in geval iemand het vertrek binnen zou komen. \Ve zaten wel wat krap met opgetrokken knieën, maar onzichtbaar voor niet ingewijden. Nieuwsgierig maakte ik mijn boeng koesan open: goudgeel gebakken stukken tahoe tus sen schijven blanke lontong. Overgoten met een san- ten-sajoer van prei. Prei! Om haar mijn aarzeling niet te laten merken, scheurde ik vlug een paar cen- timeter-brede reep van het pisang-blad van de ver pakking af. Ik vouwde het dubbel en vormde een soort schep om er het eten mee op te lepelen. Ik proefde voorzichtig. Mmmm, het was het lekkerste dat ooit mijn tong gestreeld had. Als dessert aten we rode djamboe bidji uit haar eigen tuin. De sfeer in onze schuilplaats zal me altijd bijblijven. Het ge temperde licht, de mengeling van geuren: de geur van het gerecht, de rijpe djamboes, het vochtige kistenhout. Het maakte alles geheimzinnig en on wezenlijk. Sindsdien werd het een bijna dagelijks terugkerende avontuurlijke smulpartij. Nu, hier in Holland, kan ik plotseling naar dat eten terugverlangen. Ik zou het willen klaarmaken, maar ik weet niet hoe. Ik heb het later nergens meer zó gegeten. Wat waren de verdere bestanddelen van die prei-sajoer? In Holland is alles, wat je in kraampjes kunt kopen, massawaar. In ons land van herkomst heeft iedere makanan-verkoper en -verkoopster zo z'n eigen spe cialiteiten, werd laatst in Tong-Tong vastgesteld. Maar dat laatste heeft toch z'n nadelen ook. Want hoe moet je het recept van godenspijs achterhalen? Of is dat verlangen een soort heimwee naar die tijd, die sfeer? En weet ik het niet meer te onderkennen, omdat ik in de loop der jaren te veel materialiste ben qeworden? FÊ KLERKS-KÜHR

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 7