PA VAN DER STEUR
10 JULI 1865
Het overdenken meer dan waard
RADIO BOLLAND
2
mmmM
INDONESISCHE
AFKOMST
Vele jaren geleden was er in Indië een halve wees.
Zijn Nederlandse vader was overleden. Zijn Ja
vaanse moeder kon hem in de kampong niet
groot brengen. Dus bracht zij hem naar een Neder
landse pleegvader, die vele andere wezen en half-
wezen grootbracht. Maar na enige tijd wilde
deze jongen toch naar zijn moeder terug en zijn
pleegvader liet hem gaan, wetend dat de jongen
opgroeide in een kring van goede mensen. Hij
groeide wliswaar op in desa als een Javaan, maar
daar schuilt toch niets slechts in?
Vele jaren later hoorde de pleeggvader plotseling,
dat deze tijdelijke pleegzoon van hem plotseling
overleden was. Direct maakte hij de verre reis
naar de desa toe en kwam nog nét op tijd om
bij de begrafenis op het eenvoudige kampong
kerkhof tegenwoordig te zijn. En toen de kist ten
grave daalde, nam deze vreemde Nederlander
in die verre kampong tussen Mohamedaanse Ja
vanen zijn hoed af, sprak God's zegen uit over
het graf en zong een psalm ten afscheid. Zulk een
wonderlijk tafereel moet dat geweest zijn, die zin
gende Blanda op dat Javaanse kerkhofjeJa,
die wonderlijke Blanda was Pa van der Steur,
Toean Pandestir. Zijn vaderland kent hem niet.
Wij kennen hem. Wij eren hem. Op 10 juli was
hij jarig. Elk jaar zal TONG-TONG in juli zijn
geboortedag herdenken met eerbied, met trots, en
met de hoop dat zijn menselijk voorbeeld nooit
vergeten mag worden.
Zeer Geachte heer Tjalie Robinson,
Mag ik U een en ander schrijven? Ik kom uit een
gezin van vier kinderen. Mijn vader, een eenvou
dig man, moest heel hard werken om ons groot te
brengen, mijn moeder was een toonbeeld van ijver
en doortastendheid, min of meer domineerde zij,
in goede zin althans. Tot mijn tiende jaar hebben
wij gewoond in een roemah pètak, diep in de kam
pong - als het regende kreeg ik van mijn zorg
zame moeder een stel goede schoenen mee, mocht
deze pas dragen, wanneer ik dicht bij school was;
het bemodderde, lees: oudste paar moest ik zorg
vuldig in papier wikkelen en in mijn schooltas be
waren. Blééf het regenen, dan was het voor mij een
voudig een kwestie van terugwerken 1
Bij de zusters Ursulinen volgde ik het lager onder
wijs, daarna stelden sympathieke mensen mij in staat
mijn middenstandsdiploma te halen. Mijn oude
directeur, een rasechte Groninger, ben ik heel veel
dank verschuldigd, en ik bewaar na ruim negen
tien jaar, bijzonder prettige herinneringen aan mijn
lerares Nederlands, de Sumatraanse leraar die ons
Maleis gaf, onze tekenleraar, die in het vooroor
logse radioleven een bekende pianist was en voor
al ook aan mijn medeleerlingen; de Indonesische
meisjes, de Chinese jongens en Moenadi, de ener
gieke Javaan, Amir Asis, die toen naar mijn idee
de arrogantie van de Sumatraan over zich had.
Beurtelings hebben mijn jongere zuster en ik samen
met onze vader, die beslist buiten zijn schuld, zo
als het heet, niet hogerop kon komen, de kosten
van het gezin helpen dragen.
De weg maatschappelijk van kampong naar
een van de betere wijken van onze woonplaats
was vol moeilijkheden en tegenslagen, voor mijn
moeder, die uit een beschaafd milieu kwam, zéker
de zwaarste tijd van haar leven. Toen de twee jon
geren hun middelbare opleiding achter de rug had
den, moet dit feit voor mijn ouders een beloning
zijn geweest voor hun vaak zo troosteloos bestaan!
Waarom ik dit alles schrijf? Om uit te leggen, dat
ik het leven van de kleinsten onder de „Kleine
Boengs" om met Tong-Tong te schrijven, van zeer
nabij heb meegemaakt; echter ook om te laten we-
Hoewel dit een lange brief is, plaatsen we
hem in zijn geheel, omdat er naar onze me
ning veel instaat dat het overdenken meer
dan waard is.
ten, da': ik dankbaar ben voor alles wat ik in mijn
jeugd heb mogen ervaren. Voor zover mijn her
inneringen gaan, heb ik thuis gewoon Nederlands
gesproken, niet het z.g. petjo! Al op jeugdige leef
tijd waren wij (gratis) lid van verschillende clubs,
zoals een amateur toneelclub, korfbal en tennis
club, de padvinderij. Op ons schoolrapport was
het altijd: spreken 8!
Waren wij daarom minder Indisch dan de mensen
die het wel bezigden? Vanzelfsprekend voel ik de
sfeer van Uw kostelijke stukjes „Ik en Bentiet aan
en heb ik die met genoegen in besloten kring voor
gedragen
Toen ik in 1946 met z.g. recuperatieverlof voor
de eerste maal naar Nederland ging, paste ik me
vrij goed aan. Zeker, ik wil bekennen, dat ik mij in
die tijd vaak heb verbaasd over de onwetendheid
over vele „Indische zaken", temeer daar het ge
middelde Indische schoolkind toch wèl heeft ge
noten van boeken als Bartje, Peelwerkers, Ar
moe, etc. etc.!
Nu ben ik moeder van twee jonge kinderen en ben
sinds enkele jaren weer in negeri-koud, voor al
tijd! Wij eten graag (kan het anders?) rijst en in
dien mogelijk doen wij dit tweemaal per week; elke
verjaardag, wanneer de dompet het toestaat, nasi
goeri. Voor óns gevoel echter is het voor de groei
en gezondheid van onze kinderen gewenst, dat zij
het voedsel van het land nuttigen.
Meent U niet dat wij als tropenkinderen hier geen
zorgen hebben; de kou, het grillige weer heeft ge
maakt, dat mijn man en ik een ernstige ziekte
kregen, waarvan wij onlangs zijn genezen. Voor
mijn gevoel en weten is mijn geboorteland mij het
dierbaarst. Aan herinneringen alleen, hoe gaaf ook,
heb ik echter niets. Mijn kinderen vragen mij voort
te gaan. Handelen mijn man en ik onjuist, als wij
proberen onze anakjes datgene in opvoeding en
verzorging mee te geven, waardoor zij zich hier
kunnen aansluiten? Is het overdreven wanneer ik
U schrijf, dat ik dankbaar ben, thans in Neder
land te zijn?
In dit verband breng ik U even in herinnering,
hoeveel duizend andereö zich in onze plaats wen
sen, misschien op het punt staan wanhopig te
worden bij de gedachte nooit de gelegenheid te
krijgen het nieuwe èn afschuwelijke Indonesië te
kunnen verlaten Zij hunkeren naar sociale
zekerheid,beschaafd Nederlands en och héél
héél misschien naar een bromfiets en televisie!
Ik ben het met U eens, te zijn, wat je bent. Deze
„Waarom spreken Indo's zelden of nooit van hun
Indonesische ouders en (bet-)overgrootouders?
Generen zij zich ervoor en veroorzaakt juist dat
niet het minderwaardigheidsgevoel
Mevr. A.
1. Bij verreweg de meeste Indo's is de Indonesi
sche nog de Nederlandse afkomst meer te tr
ceren. Vele bewijzen zijn bovendien in de oor' ,g
verloren gegaan. Het niet spreken over Indoni ;i-
sche (voor)-ouders is dus niet een kwestie in
schaamte, maar van onvermogen. Ook traceren naar
Nederlandse kant gebeurt om dezelfde redenen
weinig.
2. Er zijn er meer dan genoeg, die hun Indone
sische afkomst niet verloochenen. Er is vaak al
leen zo weinig over te vertellen. Door haar huwe
lijk met een Nederlander verloor immers elke In
donesische vrouw haar oorspronkelijke status en
habitus. Familiebetrekkingen bleven om die reden
zelden gehandhaafd. Evenmin een kwestie van
gêne, maar van sociale omstandigheden.
3. Er zijn inderdaad vele Indo s, die liever niet
praten over hun Indonesische afkomst. Meestal
is dat een gevolg van doodgewone schaamte over
lage sociale afkomst en dat is dus ook algemeen
gebruikelijk bij Europeanen. Welke Nederlander
vertelt graag dat zijn grootmoeder een daghitje
was of zijn grootvader een stratenmaker? Het heeft
trouwens zelden zin.
4. Het is jammer dat velen (ook Europeanen) de
sociale status niet kunnen (of willen) scheiden van
persoonlijke, menselijke eigenschappen als geest
kracht, intelligentie, moed, innerlijke beschaafd
heid. Dan zou immers menige schaamte overbodig
blijken. Om die reden heeft Tong-Tong een apart
warm plekje in het hart voor hen, die met trots
en liefde schrijven over de desa en de Mens uit
de desa.
gedachte proberen wij op onze kinder» over te
brengen. Of het ons zal lukken?
Nu schrijf ik U; noem mij één van Uw „honderd
duizend apenkoolliefhebbers, die met lauwheid zijn
behept", maar ik verzeker U, dat ik niets over
boord heb gegooid om kwispelstaartend(l) bij de
haard te gaan liggen, noch minder in de spiegel
zanikend, dat ik niet blank ben
Ik hoop. dat U erin zult slagen ons allen te berei
ken met Uw streven, persoonlijk behoud ik me het
recht voor het leven hier te zien, zoals het welzijn
van onze beide kinderen noodzakelijk maakt.
Neen, realiseren!
Vergeef me mijn taal- en stijlfouten, schepper van
Didi, ik ben slechts huismoeder, die zal móeten
blijven laveren tussen „stoffer en blik" en de ,,,tjo-
bek dengan oelekan!" Hoe kèèèn? Tjoba doeloe
dong
Met hartelijke dank voor Uw aandacht en beste
wensen.
M. C. C.-J.
Advertentie
Stationsweg 143 - Tel. 11.50.86 - DEN HAAG
Nieuwe LEFTY FRIZZEL
Cowboy-plaat s
„I love you
a thousand ways"
verder de bekende Cowboy,-
Krontjong- en Luxembugr
TOPPERS
Tevens hét adres voor RADIO en TELEVISIE