Indrukken van Medan in 1893 DRINGEND VERZOEK GOUDEN KUNSTEN MET RIJST Schrijf voortaan bij AL L E betalingen (giro, postwissel, enz.) „Oud Abonné" als U reeds abonné bent, en „Nieuw Abonné" als U Uw eerste betaling doet. Dit betekent enorme verlichting van onze administratie. Dank U. AFSTAMMING De Chinese wijk, Medan 1893 Wat ons op de expositie ,,Gast en Gastheer (mei, Den Haag) zo opviel was niet zozeer de bij zonder loffelijke beoordeling van de inzendingen van Paatje en Truus en van Mevr. Keasberry (ze sleepten elk ettelijke eerste, t weede en derde prijzen in de wacht!), als wel het feit dat in zo op vallend veel prijswinnende schotels (inzendingen van Franse, Deense, Zweedse, Nederlandse meester koks) rijst verwerkt was. De befaamde „bloemige aardappel'' daarentegen was nergens te bespeuren. Wel een bewijs hoe achterlijk de mensen oordelen, die assimilatie afmeten naar het gebruik van rijst en „kentang". Maar dat terzijde, we hebben bij dat gebruik van rijst nog wat anders gemerkt. Namelijk dit: de Europese ,,chef de cuisine heeft veel meer vin dingrijkheid t.a.v. de verwerking, toepassing en ser vering van rijst op smakelijke en „oogstrelende wijze. Wij uit Indië hebben eigenlijk nog steeds het „systeem" van de grote pot met heldere witte rijst en toespijzen ernaast. En dan nog de nasi goreng en soms ook wel de lemper of de nasi koening (al horen de laatste twee practisch alleen nog maar thuis in restaurants!). Op deze expositie zagen wij b.v. iets aardigs als een aantal „kommetjes van rijst, gevuld met ratoüt. Jammer genoeg mochten we niet proeven en onderzoeken, maar we kregen de indruk dat de kok van „gewone" rijst cylinders had gemaakt van de grootte ongeveer van een flin ke peperbus, deze hol had gemaakt door er van boven een vinger in te drukken, deze holte had opgevuld met ragout, het geval bestreken had met een soort kerrysaus en toen even in de oven gezet. Daarna kwamen de cylindertjes goudgeel en ge garneerd met een flintertje sla, tomaat en augurk op tafel. Het zag er fantastisch feestelijk, smakelijk en chique uit. Een andere kok had een enorme kalkoen openge spouwen en gevuld met (op het oog) nasi goreng. Een omgekeerde verhouding dus: niet rijst met kalkoen, maar kalkoen met rijst. Ook dit zag er erg leuk en eetlustverwekkend uit. Wij mogen dan van mening verschillen over het nuttigen en serveren van voedsel (ikzelf ben overi gens ook verzot op zo n heel primitieve pot van rijst, sambel-uit-de-tjobèk, pedoh en lalap), maar het is ontegenzeggelijk een feit dat de beschaafdere en meer verfijnde mens de kookkunst maakt tot een exquis werkterrein. Niet alleen de volbloed Europese kok (nooit in Indië geweest) doet dat blijkbaar, maar als we ons wèl herinneren, kon ook Tjang of Tante Noes zich uitstekend uitsloven. Wie herinnert zich nog de zeldzame geneugten van zulke heerlijkheden als Podo Moro, Nasi Langie, Sangger Bandang, Pindang Sat, Kerrie Poedoetjie, enz. enz.? De tegenwoordige huisvrouw is toch gauw aan het eind van haar latijn met een stuk of tien gerechten. En alhoewel zij b.v. door de aanschaf van „tijd besparende apparaturen" méér tijd vrij maakt, komt zij er blijkbaar niet toe óf haar zusteren van Tempo Doeloe of de Europese keukenmeesters van thans te evenaren. Assimileren is (dunkt me) toch niet alleen óók stoofprei en spruitjes eten, maar toch ook een plaatsje veroveren in de rij der „maitres cuisines"! Apprecieert de Indische huis vrouw de Gouden Kunsten met Rijst niet meer? Of kent ze de kunst van beminnen niet meer waar immers de weg naar het hart van een man leidt via zijn maag? DJAN AJAM 't Was in 't begin van dat jaar dat we in Medan kwamen, een nog nieuwe stad die een frisse indruk maakte in weerwil van het warme klimaat. De woonwijk was nog behoorlijk ver van de haven Belawan Dcli gelegen, in aanmerking genomen dat het personenvervoer nog per rijtuig ging, of, voor de Oosterlingen per trekwagentje, de rikshaw getrokken door een man, en het vrachtvervoer per grobak, getrokken door paarden of ossen. De huizen waren open, en dat met een gemengde bevolking, en vlak bij Singapore gelegen, duidde op de afwezigheid van dieverij, hetgeen een mooi ding! Evenmin waren er bedelaars. De huizen waen ook ruim en koel, met een flink erf er om heen, waarop diverse vruchtbomen, die veel schaduw gaven. Ook langs de wegen, breed, goed verhard, stonden aan beide zijden vruchtbomen met veel schaduw: ram- boetan, kadóndong, doekoe, kebm-bm, mangga, nangka, tjempedak, nu ja, al die soorten die t in de warmte goed doen. En waarvan de man in de straat vrijelijk kon nemen, zó overvloedig en lang durig droegen ze. Als hij er zin in had, wel, dan vul de hij z'n manden en verkocht de vruchten aan de Europeanen en anderen, die er wat geld voor over hadden. Dit waren weliswaar geen fijne tafelvruch ten, maar bij te geringe afwisseling in groenten, zoals 't toen in Medan nog voorkwam, maakten we er heerlijke compote of moes van. Ook was er toen al de gebruikelijke aloen aloen (in Holland „de Brink' met een voornaam wit stenen huis op hoge witte pilaren, waar de President van de Landraad Wy- brandi woonde met groot gezin: met de soos, en het grote huis van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur (een Gouverneur bestond nog lang niet), en natuur lijk een garnizoen met kazerne, militair hospitaal en een majoor als hoogste. Behalve een gevoel van veiligheid, brachten de militairen ook altijd wel veel leven in een kleine brouwerij met hun vrolijke mars muziek, hun dagelijkse oefeningen, hun vele signa len en poekoel-boems. Wie herinnert het zich nog? In Bronbeek? Iedere morgen om 5 uur tóén nog: Ergens in de Noordelijke provincies van Neder land tijdens de Aardrijkskunde les op een Ulo school. Onderwijzer: Wij Noorderlingen zijn afstammelin gen van het Germaanse ras. Kenmerken: rijzig, blond en blauwe ogen. Handen op de rug om het boek geklemd schreed hij toen waardig naar de enige Indische jongen van die klas. „En jij, waar stam jij van af?" Het kereltje, eerst verbaasd, doch zich spoedig herstellend liet zijn smalgeknepen ogen van links naar rechts gaan en zei toen met lichtelijk neer getrokken mondhoeken, doch vastberaden: „Fan de kannibaal'n". Gelach en gelag. Op de hei daar zal ik je don Op de hei daar don ik jou! Als je niet opstaat, dan moet j't zelf weten, Maar de gevolgen die zijn voor jou! 1 Zó was 't in de kazerne. De sterren flonkerden dan nog aan een donkere hemel, en gelijktijdig moes ten alle weerbare mannen van hun brits en uit de klamboe. De jonge luitenants galmden: Ouvre tes yeux bleus ma mignonne, Ouvre tes yeux, voici le jour! Of uit Faust: Paresseuse filles qui sommeillent encore Voyez le jour qui brille sur sonmanteaud'or De rest ging verloren in een koele siram uit de ga- joeng. Geen tijd voor verdere smoesjes, want 't was toen nog prompt 6 uur aantreden in de kazerne. En wee degene die een seconde te laat kwam. Waar of niet?En dat alles nog in de donkere lakense uniformen met gouden tressen. Nóg mooi dat de sous-pieds reeds waren afgeschaft! Hoe hebben die mannen dat uitgehouden in de tropische hitte! In de naaste omgeving van Médan lagen de nog jon ge tabaks-plantages met Engelse, Duitse, Holland se administrateurs en employees, die eens in de maand na betaaldag naar de stad kwamen om in kopen of zaken te doen, daarna een verzetje te hebben in de soos. Voor de Bestuursambtenaren en officieren betekende het evenzo een verzetje om werkers-op-ander-terrein ongedwongen te ontmoe ten. In buggies op hoge wielen kwamen de heren van-buiten aansuizen, in jolige stemming, ge bruikten al gauw een glaasje te veel, en dan werd 't ramee, tot in de avond. For men only! Want voor dames heerste nog algemeen de Victoriaanse zedigheid. De dames gingen rijsttafelen bij de da mes, met of zonder kroost. Hotels waren er nog niet, de families waren dus nog geheel op elkaar aangewezen. Bij aankomst als nieuweling logeerde men bij elkaar, bekend of niet bekend. Gastvrij heid heerste nog algemeen, er werd geen misbruik van gemaakt, er was nog „bon ton". Wagenver- huurderijen bestonden ook nog niet, buiten de mak kelijke kleine dos-a-dos van de straat, in Medan vervangen door de rikshaw. Men had nog zijn eigen rijtuig met span paarden, ook wel 2 of meer, in elk geval 1 voor alle dag, en 1 voor gala, althans in de hoofdplaatsen. Nu, de gastvrouwen in Medan werden vanzelfsprekend „weerom" uitgenodigd om te komen mampir op de estates. En dat was fijn, want die administrateurs waren luxueus ingericht. E. VAN LOON

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 3