EEN HAND VOL OUDE ROMMEL
7
Memories are made of this
OVERPEINZINGEN
OVER TEMPO DOELOE
MISSCHIEN ZIT ER IETS IN
OP STRAAT
Ik had mezelf op een vrije dag gefoven, en even stond ik met de gedachte, wat moet ik nu doen?
Er is n.I. zo veel, wat ik graag doe en waar me meestal de tijd voor ontbreekt, maar indachtig „Straat'
slijper-Tjalie" zei ik tegen m'n oudste zoont „Ga mee, slenteren op de markt." Daar was hij meteen
voor te vinden en gewapend met makkelijke schoenen en een paar grote tassen je kunt niet weten
toch? gingen we.
Eigenlijk een naar woord, dat „tempo doeloe",
vooral voor ons, die lang in Indië hebben geze
ten, en er van zijn gaan houden; het is voor ons zo
uit, afgelopen. Je hebt natuurlijk je mooie en min
der mooie herinneringen. Ik weet niet, of iedereen
dat nu heeft, maar toen ik in Indië woonde, zag
ik alleen de goede dingen van Holland en vergat
die ellendige kou, waar je helemaal niet tegen kon
en in Holland vergat je die vreselijke hitte aan de
westkust van Atjeh.
Nou ja, het is nergens honderd procent, zeg ik
altijd tegen mijn kinderen, als ze over hun baan
klagen.
Over het algemeen heb ik een mooie tijd in Indië
gehad en heb ik ook veel gezien, want we zijn zes
tien keer overgeplaatst. Daar moest je wel even aan
wennen. Vooral mijn eerste vendutie vond ik erg.
Als je je spullen zo weg ziet dragen, dan doet het
je toch wel iets, ook al was het niet veel moois,
want je had het zelf ook op venduties gekocht. Zo
doende was het een allegaartje. Alleen de bedden
kochten we altijd nieuw. Eens kreeg ik het in mijn
hoofd om nu alles in één stijl te kopen; ik had
schoon genoeg van meubels tjap alles door elkaar.
Mijn man voelde er niets voor met al die over
plaatsingen. Je meubels worden er niet mooier
op, maar ja, ik heb hem toch over kunnen halen
en ik had mijn inrichting. We werden prompt zes
maanden daarna naar Atjeh overgeplaatst en kre
gen de raad, niets mee te nemen, want je kon
alles veel beter en goedkoper op venduties kopen.
Ik heb nog dikwijls moeten horen, als ik weer eens
zo'n helder moment had: „Zeg jij nu maar niets,
jij met je meubels in één stijl". Ik heb het dus ver
der maar gedaan met wanstaltige buffetten en
met spenkasten met voor of achter gaas.
Mijn rimboetijd heb ik de gezelligste gevonden;
je was één familie, je tenniste gezamenlijk, je ging
samen naar de bioscoop toen had je die serie
films, dus daar mocht je niets van overslaan,
want elk deel eindigde op een spannend moment,
juist als de juffrouw bijna in een vat kokende olie
viel kwam: „Wordt vervolgd". En wij maar onder
de hand katjang eten, schandalig eigenlijk, dat ]e
de schillen gewoon maar op de grond liet vallen.
Het orkest was van een Klingalees, die doorlo
pend laveloos was; hij blies op de trompet en hoe
meer hij gedronken had, hoe sentimenteler of hij
blies.
Verder hadden wij dan nog onze pic-nic fuifjes,
altijd vlak bij een kali, want er moest gezwom
men worden en gevist. Wat een mand met lontong
ging er dan mee, en ook nog lemper. We maakten
allemaal wat. Ik kan er met weemoed aan terug
denken. En of je nu een zwarte, bruine of witte
huidskleur had, we waren één en konden op el
kaar rekenen.
Kijk, als ik hieraan terugdenk, kan het me zo boos
maken, als men ons hier niet begrijpt. Ik wind me er
altijd zo over op en dat is fout. P. L.-v. O.
Al slenterend door de stad werd mijn aandacht
getrokken door een prachtige étalage van een bloe-
menzaak. Beeldig waren de uitbundig bloeiende
Chuvelures. Een uitgesproken contrast hiermee wa
ren de laag groeiende Nertera plantjes met hun fel
oranje besjes. Vernuftig had de winkelier met een
spiegel gewerkt, zodat de Bougainville-pracht ver
dubbeld werd. Het geheel was werkelijk de moeite
waard.
Natuurlijk flitsten mijn gedachten terug naar Suka-
bumi waar in onze tuin ook Bougainville groeide.
Niet alleen paars bloeiende, die we hier zoveel
zien, maar ook de steenrode, rose en witte soor
ten. En hoe groeiden en bloeiden ze daar! De Hol
landers, die nooit in de tropen geweest zijn kunnen
zich dit amper voorstellen en zijn al vol lof over
de struikjes, gekweekt bij de bloemisten.
Nog een andere gedachte speelde door me heen.
Zoals die tropische planten als sokka's, Oléanders,
Chuvelures, Bougainville s en noem maar op hier
kunnen groeien en ons laten genieten van hun
bloei, zo moeten wij ons in ons tweede vaderland
toch ook echt senang kunnen voelen en proberen
het beste te geven wat in ons leeft. De wisselwer
king van het geapprecieerd en begrepen worden
komt dan vanzelf en tangoeng dat we ons gelukki
ger voelen. ANKE
Het was een zonnige lentedag met een ijzige wind,
toch wel lekker, als je maar een dikke wollen das
om je nek had.
Op de markt gekomen decreteerde ik, „Eerst de
bloemen". Wat genoot ik van al die bakken en
bakken met allerhande bloeiende plantjes, viool
tjes in allerlei soorten en kleuren, daartussen vu
rige geraniums eigenlijk heten ze anders, maar
die naam bij ik kwijt, vergeef me botanici!
bloeiende prunus en nog meer plantjes en bloemen,
waarvan ik ook al de naam niet weet.
Langzaam liepen we langs deze bloemenweelde en
ik droomde mij een zonnige tuin, waar ik alles
naar hartelust in kon planten. Helaas ben ik maar
twee balkonnetjes rijk van nog geen meter breed.
Natuurlijk bezweek ik voor een klimroos. „Die
kopen we straks op de terugweg", besliste ik en
staarde gefascineerd naar het misleidende plaatje
van een struik dieprode rozen, die tegen een wit
huis opklommen. Ik had ze bijna net zo vroeger.
Verder naar de rombengan. Heerlijk al die ouwe
rommel. Je kunt er je hele huis van inrichten en
je nog van top tot teen aankleden ook. Mijn hemel,
hadden we dat vroeger wérkelijk mooi gevonden?
Als je goed kijkt herken je wel zo het een en an
der, wat in een misschien iets gewijzigde vorm in
je ouderlijke woning heeft gestaan. Ach, een Haller
twee-pittertje! Ik had er twee vroeger, één waar
geregeld de soep op stond te sudderen, de ander
werd gebruikt voor de nassi tim voor het jongste
kind, dat al te vaak ziek was. Het timpotje hoorde
er eigenlijk nog bij vond ik. Even verder wees ik
naar een zilveren tasje, bestaande uit een zilveren
beugel, waaraan het tasje dat uit oneindig veel
schakeltjes aan elkaar was gehecht. Onderaan hin
gen zilveren kralen. Mijn moeder, peinsde ik, had
precies zo'n ding, mét een beursje, dat er bij hoor
de en dat was ze eeuwig kwijt, evenals haar sleu
tels, die ze op kritieke ogenblikken nooit kon
vinden. Die had ze aan een zilveren ring met een
haak om aan de band van haar sarong of jurk te
haken, maar ze vergat ze altijd en overal. De hele
bediendenschaar rende dan zenuwachtig door het
huis, want de koentji's waren verdwenen en ze
werden een voor een verdacht, ze verdonkeremaand
te hebben. Op een keer, weet ik nog goed, vond,
gelukkig een van de kinderen, de sleutels hangen
aan de spijker van de handdoek in de W.C.!
„Loop nou door", porde de zoon. Met een schok
je kwam ik tot bezinning. Daar had ik al die tijd
verwezen staan staren naar dat zilveren tasje.
„Hadden wij vroeger ook niet zulke dingen?" vroeg
de zoon en wees op een stel mandjes die je aan
nestschalen doen denken, van groot tot klein en
ze passen allen in elkaar. Rood met veel witte
kraaltjes. „Ja, maar waar had ik ze ook weer van
daan in hemelsnaam, van Bali geloof ik, of toch
niet? Ik weet het werkelijk niet meer."
Bij een andere uitdrager zagen we een kris liggen,
een oude verwaarloosde Atjeh-kris. „Ach, die hóórt
hier niet", zei ik zacht. „Wat moet hij zich
vreemd voelen tussen al die Hollandse dingen".
„Hoeveel?"
„Vijftien gulden".
„Nee", schrok ik en in gedachten zei ik: „Kris
het spijt me reusachtig, maar dat heb ik nu niet.
Ik had je graag een goede oude dag bezorgd in een
meer bekende omgeving, maar heus, dit kan er
niet af" en wat treurig liep ik verder, werd meteen
afgeleid door een ingebonden jaargang van de
Prins. „Die hadden we vroeger in de boekentrom-
mel wist ik nog en hurkte om in het boek, wat
op de grond lag, te kunnen bladeren. „Moet je
zien", jubelde ik, „Louis Bouwmeester op een lan
ge stoel aan boord van de Oranje! En daarachter
staat een echte krossie males. Jé, en daar is een
foto van een overstroming in Solo en dat moet eer
Indische jongen zijn." Inderdaad, luitenant van
ons kranig Oost Indisch leger gewond daar en
daar, een bekende Indische naam. Er had zich een
groepje mensen om mij heen verzameld. Ze vroe
gen zich kennelijk af, waar ik zo'n plezier om had,
wat was dat voor een boek? Een ingebonden Prins
van het jaar 1905-06, waar de toekang rombeng
me natuurlijk veel te veel voor vroeg, maar ik
durfde niet te tawar en vond het achteraf de prijs
toch wel waard. Ik heb er thuis voor het tiendub
bele genoegen aan beleefd bij het herkennen van
oude foto's uit Indië.
Mijn zoon en ik bezweken haast onder de last van
de roos en de jaargangen van de Prins, toen we
naar huis gingen, maar zelden heb ik voor zo wei
nig geld mijzelf zo veel plezier gekocht.
„Over vijftig jaar liggen er ingebonden jaargangen
van Tong-Tong op de markt tussen allerlei rom
mel, en er zal een malle juf zijn, die ze koopt voor
een paar kwartjes en er voor het tiendubbele ple
zier van heeft", fantaseerde ik genoegelijk.
IKS
„Heb je het gehoord? 14 Juli vergaat de wereld.
Alle slechte mensen gaan dood. Alleen 12 mil
joen werkelijk goede mensen blijven over!"
,Adoeh! 11 miljoen Hollanders en wie nog meer?"