OPINIES OVER GEREPATRIEERDEN
mmm
5
„THE SUMMING UP" (II)
GOEDE ZORGEN
Periodiek verschijnen in diverse organen toch nog
wel beschouwingen of korte notities over gerepa-
trieerden, waaruit duidelijk blijkt dat onze groep
niet onopgemerkt blijft. In het januari-nummer
van het Kath. Sociaal Tijdschrift troffen wij een
artikel aan van de hand van H. L. M. Steenhof,
waaruit wij het volgende overnemen:
a. Nog al te vaak wordt van de gerepatrieerden
vernomen, en zelf ook ervaren, dat zij als
vreemdelingen, als indringers en soms zelfs als
bevoorrechten beschouwd worden en als zo
danig ook bejegendDeze minder juiste zien- en
handelwijze is veelal te wijten aan gebrek aan
kennis en inzicht in de gerepatrieerden, hun in
stelling en hun backgrounds.
Het pijnlijkste wordt dit alles door de gerepa
trieerden gevoeld, wanneer zij dit moeten er
varen van hen, waarvan verondersteld wordt,
althans mag worden, dat zij het beter kunnen
en moeten weten. Hiermede worden bedoeld:
geestelijken, ambtenaren, maatschappelijk wer
kenden, onderwijskrachten, alsmede alle andere
personen, die beroepshalve veelvuldig met de
gerepatrieerden contacten hebben.
b. Hoewel er, zeker in zo'n gecompliceerde sa
menleving als de Nederlandse gemeenschap is,
orde en regelmaat moet heersen, vormen de lan
delijke, regionale en plaatselijke instanties, or
ganisaties, instellingen etc. voor de gerepatri
eerden,, die voorheen in een beslist vrijer in
gestelde gemeenschap hebben geleefd een steeds
terugkerende bron van ergernis en ontevreden
heid.
c. Bij contacten en ontmoetingen met de Neder
landse samenleving, in welke vorm dan ook,
missen de gerepatrieerden nog al te vaak het
element van het gewoon menselijke, het direct-
persoonlijke, ontmoeten nog te veel het onper
soonlijke, het zakelijke.
Zulks benauwt en beangstigt de gerepatrieerden
gevoelsmensen in grote mate als zij zijn
ten zeerste en verlamt hun durf en doorzettings
vermogen.
De dikwijls trage be- en afhandeling van voor
hen belangrijke aangelegenheden, wekt bij de
gerepatrieerden wrevel en ontevredenheid, te
meer nog daar zij hierin het onpersoonlijke van
de gemeenschap menen te moeten zien
want zo heb ik het niet bedoeld. Ik vrees
alleen dat door te grote heftigheid voor het Indo
schap kwaad humeur en twist worden veroor
zaakt. En ik wens met rust gelaten te worden.
Gebruikte je zelf niet het voorbeeld van de eend
in het kippenhok, die eendenvoer en vijver mist
en bovendien voortdurend wordt ge-,.patol Laat
hem dan niet snateren!"
DE GROOT
Deze brief heeft betrekking op het stuk in Tong
Tong no. 23. Het beeld heb ik inderdaad eens
gebruikt. Het is een goed voorbeeld en als we onze
herinnering raadplegen weten we ook, dat de eend
die maar het hardst snatert en het hardst vecht,
zijn zin toch wel krijgt: een vijvertje in het hok of
de kali buiten. De eend, die dat niet doet, krijgt
niets en komt telkens wéér in het hoekje waar de
„patois" (pikken) vallen. Ik heb bovendien geleerd
dat een kip, die maar telkens een flinke flèr terug
krijgt, als hij patolt, de eend gaat ontzien.
Voorts zijn er twee soorten eenden: die patollerij
ontwijken en die patollerij rauw lusten. De laatste
soort zorgt ervoor dat de eerste soort het vijvertje
ook wel krijgt. Daarom niet minder kwaaie vrien
den, hoor! Ik heb trouwens als eend erg veel met
kippen gepraat en gemerkt: ze gunnen je je vijver
best. Maar ik geloof dat zelfs de braafste kip op
den duur kriegel wordt als hij eenden telkens weer
hoort snateren: „Ik ben kip!" Of de zich zoet hou
dende eend voor een kip houdt en dan opeens
merkt dat het tóch wat anders is. Nee, het lijkt
me ook veel gezonder voor het algemene oriente-
ringsvermogen van de kippen als ze leren weten
wat eenden zijn, en aan hun gezelschap wennen
zonder blind te zijn, zonder koloniaal te doen en
in een nuttiger harmonie.
T. R.
d. Evenzo wekt het bij de gerepatrieerde in grote
mate ontstemming, wanneer hij moet ervaren
en dat gebeurt nogal eens dat hij aangaande
zijn mentaliteit en zijn gerichtheid, zijn levens
wijze en gewoonten zonder meer gelijk gesteld
wordt met elke andere willekeurige gerepatri
eerde. Al voelt hij zich zeer sterk met de mede-
gerepatrieerde verbonden, van een collectieve
benadering en hulpverlening, in welke vorm dan
ook, wil hij niet weten.
Na bovenstaande uiteenzetting rijst vanzelf de
vraag: „Hoe bieden de gerepatrieerden het hoofd
aan de moeilijkheden, die zij op de weg naar hun
aanpassing (kunnen) ondervinden?" En wat ver
staat men onder „aanpassing
Wanneer onder aanpassing verstaan wordt „een
niet storend opvallen in, een niet storend gedrag
t.o.v. de ontvangende gemeenschap door de ge
repatrieerden" dan kan in het algemeen gesteld
worden, dat de gerepatrieerde in bevredigde mate
is geïntegreerd in de totale gemeenschap.
Wanneer onder aanpassing echter verstaan wordt
„een gewennen aan, een zich thuis voelen van de
gerepatrieerden" in de voor hen veelal geheel
nieuwe samenleving, dan kan helaas nog niet van
algehele aanpassing gesproken worden.
Ter verklaring hiervan het volgende:
1. Op het uiterlijke gedrag van de gerepatrieerde
is veelal weinig of niets aan te merken. Hij
leeft, van1 buiten af gezien, zijn eigen leven en
in zijn contacten met buitenstaanders doen zich
weinig of geen conflicten voor. Hierbij zij op
gemerkt, dat dit echter voor gerepatrieerden,
die eerst in 1757/1958 naar Nederland zijn ge
komen in mindere mate geldt.
2. Bij intensiever contact met de gerepatrieerden
wordt echter veelvuldig geconstateerd:
a. een gevoel van ontevredenheid met zijn hui
dige situatie, gepaard gaande met een ge
voel van achteruit gesteld te worden, het
welk soms tot opstandigheid, onverschillig
heid of moedeloosheid aanleiding geeft.
b. een gevoel van onbehagen en desillusie met
betrekking tot ervaringen in de ontmoetin
gen met de Nederlandse gemeenschap in al
haar verschijningsvormen;
c. een gemis aan steun van een hun vertrouw
de omgeving;
d. een aarizienlijke mate van onzelfstandigheid
en onzekerheid;
e. een neiging om anderen hun eigen aange
legenheid en moeilijkheden te laten opknap
pen;
f. een neiging tot opvallen en groot doen bij
de jeugdigen ter compensatie voor het door
de Nederlandse leeftijdgenoten nog niet ge
accepteerd worden. Een gevolg hiervan is
o.a. dat zij soms een levenshouding aan
nemen die min of meer opvalt in hun leef-
en werkomgeving en soms storend werkt in
eigen familiekring;
g. een gebrek aan kennis van de godsdienst,
tengevolge waarvan soms een nogal zwakke
godsdienstbeleving, waarin zij juist een
grote steun zouden kunnen vinden, moest
helaas bij diverse gerepatrieerden ook ge
constateerd worden.
Uiteraard gelden de hierboven gemaakte bemer
kingen niet voor alle gerepatrieerden tegelijk en
ook niet in dezelfde mate.
Verder zij medegedeeld dat een en ander dienaan
gaande voor een groot deel voortvloeit uit de in
stelling van de gerepatrieerden, waardoor vele ge
gevenheden door hen anders worden gezien, en
ervaren als door degenen, die deze aspecten van
buitenaf constateren.
Hoe het echter ook zij, vastgesteld moet worden
dat vele gerepatrieerden ten lange na nog niet in
staat zijn om de situatie, waarin zij tengevolge
van hun repatriëring zijn komen te verkeren, te
accepteren.
(Inzender: G. L. CLEINTUAR)
Tot zover het artikel, dat op aangename wijze blijk
geeft van wil om objectief te onderzoeken en eer
lijk te oordelen. Het is jammer dat de normale
dagbladpers in alle talen zwijgt over het toch ze
ker belangrijke maatschappelijke aspect van de
Repatriant in Nederland. De abonnementsgelden
worden dankbaar opgestreken en verder bestaan
Op het eind van de vorige eeuw lieten de heer
en mevrouw Logeman de fotograaf van Charles en
Van Es bij zich thuis komen om deze foto te ma
ken. Een hartverwarmende en dierbare foto, omdat
ze de mensen uitbeeldt precies zoals ze zijn, echt
gezellig en eenvoudig in hun eigen huis. Wat een
mooie geestesinstelling leefde er bij de mensen in
die dagen. Niet in je beste frak uitgedost statig bij
de fotograaf een kiek aten maken met geleende
meubeltjes en valse decors, maar „recht op de
man af" thuis. De beste slaapbroek met parank-
roesak motief, de mooiste sarong, de geborduurde
slofjes, en de hondjes op tafel. Tabé. goed Indië,
tabé, maar vergeten zal ik je nooit.
P J. G. LOGEMAN
Helaas is mijn vader G. Chr. G. Sluijk, op 86-
jarige leeftijd plotseling overleden. Hij was oud
Indischman en Ridder MWO. Hij las uw blad met
echt genoegen. Nu ijn z'n ogen helaas voorgoed
gesloten. Dank voor uw zorgen."
We geloven dat dit dankwoord mede toekomt aan
de lezers, die ons helpen dit blad te maken tot
wat het is: een zorg en troost en laatst saluut aan
hen, die ons ons leven en ons bestaan gaven. Laat
hen, die zo haastig struikelen naar een „nieuwe
toekomst" en Indië met zo'n handgebaar weg
willen wissen, deze Oudsten van de Laatste Garde
niet vergeten. Opdat later ook niet onze kinderen
ons en ons leven maar als afgedaan en waardeloos
van de hand wijzen.
Ah, die sympathieke, sterke Opa's en Tjangs! Hoe
slecht begrijpen we ze nog. Laatst sprak ik op de
Pasar Malam met een paar oudjes. „We hopen
Uw Tong-Tong nog vijf jaar te lezen, mijnheer
Robinson.". „Waarom vijf jaar?" „Dan vieren we
onze gouden bruiloft...!" Ah, dat in deze tijd, nu
er zo wordt opgeschept met op zijn veertigste
jaar drie maal getrouwd geweest te zijn Opa's
en Oma's, hou vol, leef nog lang. Want wij heb
ben nog veel van jullie te leren. En we hopen dat
wij met TONG-TONG nog lang op deze eenvou
dige manier een beetje voor U kunnen zorgen.
wij niet. Waarom wij recht hebben op meer aan
dacht en ruimer gehoor? Omdat wij meer van de
wereld gezien hebben. Dat Holland een eigen af
gebakend gangetje kan gaan in deze wereld, is een
stupide» opvatting. Ons land wordt in belangrijke
mate mee geregeerd door de wereld om ons heen.
En het is logisch dat men regelmatig naar de opi
nie vraagt van mensen die enige ervaring hebben
van het leven in de wereld om ons heen. De In
dischman met ontwikkeling en verantwoordelijk
heidsgevoel die maar goedmoedig zijn licht onder
korenmaat stelt ter wille van de lieve vrede, be
wijst zijn vaderland géén dienst!