Drie van dejvier in gele bontjassen geklede leeuwinnen Het is nu alweer drie jaar geleden dat we ons local leave doorbrachten bij een goed vriend van ons op een koffie-onderneming bij Oldeani. Oldeani zelf is een gehucht bestaande uit laat ik het noemen kamponghuisjes en twee duka's (tokotjes) en ligt 105 mijl ten Noord-Westen van Arusha. Een bezoek aan de Nqorongoro krater was één van de dingen die we op ons programma hadden staan. En zo brak de ochtend aan dat we voor dag en dauw onze behaaglijk warme bedden uit kropen om een bijna winterse kou te trotseren. En hierbij overdrijf ik niet, want wat kan het steenkoud zijn om een uur of vijf s morgens op een koffie-onderneming. Nadat de boy, Alfani, ons verwend had met een heerlijk warm kop kof fie en de provisie voor de dag in de landrover ge laden was, stegen ook wij in en één van de meest fantastische dagen van dit verlof had een aanvang genomen. Even voorbij Oldeani sloegen we rechtsaf en kwa men bijna onmiddellijk op een bergweg welke zich omhoog slingerde naar de Ngorongoro krater. Na een klim van ±12 mijl stonden we op de krater rand en was het of de wereld daar opeens ophield. Die indruk krijg je op het eerste gezicht, totdat je vér beneden je, om precies te zijn: 2000 feet, door goudglanzend zonlicht heen, de bodem ziet van de krater zelf, welke laatste een oppervlakte heeft van 100 mijl2. Dit punt dan heet Wilki's Point. We moesten nog 20 mijl rijden over de rand van de krater om een autospoor te bereiken dat lang zaam afhellend je op de bodem zelf deed belan den. We hadden het geluk om tijdens deze rit een stel reuze aardige mensen tegen te komen, die net van beneden terug kwamen, daar overnacht heb bende, en van wie we een inheemse gids over namen. Het eerste wat we zagen aan wild toen we bene den kwamen waren honderden en honderden ze bra's, wildebeast en herten, die allemaal gemoede lijk langs en ook op het autospoor stonden te gra zen. Deze beesten zo vrij en in hun natuurlijke omgeving te kunnen gade slaan, beleefde ik als een enorm voorrecht. Hoe aandoenlijk was het te zien hoe een wildebeast moeder haar baby met zachte duwtjes van haar kop tot grotere spoed aanzette als de auto iets te dichtbij kwam naar haar zin. En hoe enig leuk om uitgelaten zebra bakvissen en jongelui met elkaar te zien spelen, elkaar opjagend en zo nu en dan over elkaar heenrollend van louter uitbundigheid en om ver- verschillende soorten herten, zoals de Topi-Antilope en Thompson's gazelle met elfachtige lichtheid en elegance hun prachtige sprongen in de lucht te zien maken. Nadat we tweemaal op een een zame jakhals stootten angstige, gluiperige die ren en eenmaal een secretairy bird op hoge poten tegen kwamen en toen nog een eindje ach ter een verschrikte cheetah hadden aangereden, stelde onze gids voor om nu een neushoorn op te zoeken. Tegen die tijd hadden we het auto spoor al verlaten en reden dwars door de vlakte. Hoe onze gids in die uitgestrektheid van gras met hier en daar wat laag struikgewas zijn richting kon bepalen was me een raadsel. Dan moesten we weer een bocht naar links maken, een eindje rechtdoor, dan weer naar rechts enz., tot we op eens na om een kleine heuvel heen gereden te zijn, bijna tegen Pappa neushoorn opbotsten. Een kanjer van een beest, één bonk logge kracht met een gewicht van 2000 kg. en twee hoornen op zijn knobbelige, afstotende kop, de voorste zeker drie voet lang, de achterste een voet Hele kleine uitdrukkingsloze oogjes wegzinkend in een dikke laag gelooide rimpels. We kwamen er zo dicht bij dat we hem practisch met onze hand aan konden raken, doch het deed hem niets. Zo nu en dan richtte hij zijn logge kop op, schudde die langzaam en lui heen en weer om dan weer al zijn aandacht te wijden aan zijn grasmaaltijd. Na dat we ons lang genoeg verlustigd hadden aan het gezicht dat dit bijna pre-historische beest ons bood, werd er besloten de leeuwen met een bezoek te vereren. Opnieuw begon het gezig-zag over de kraterbodem en al die tijd kwamen we wild tegen, meest ze bra's, herten en wildebeast, maar ook elanden, enorme gevaarten, vrij schuw; je kon er nooit vlak bij komen. Massa's struisvogels, die soms hau tain nieuwsgierig, dan weer wat angstig en van een afstand de auto met hun ogen volgden. Ook buffalo's, enorme beesten, maar daar kwamen we niet te dicht bij, daar ze zeer onbetrouwbaar zijn. Vele soorten vogels die ik hier niet allemaal bij de naam kan noemen, maar leuk om te zien zo als ze daar vrij en onbevangen tussen het viervoe tige gedierte rondhipten, sommige zelfs op hun ruggen om ongedierte af te pikken. Wel wil ik even een apart woordje wijden aan de gieren. Deze n.l. die je bij tientallen tegenkomt vormen teza men met de jakhals en hyena de vuilnisbakken van de krater. Opeens een kreet van onze gids: „Hoeko, hoeko simba", (daar, daar, leeuwen) en hij wijst met zijn vinger recht vooruit, maar hoe we ook staren we zien niets. Hoeko, bwana, mem- sahib, hoeko." (daar, meneren, mevrouw, daar). We spannen onze ogen in, doch we zien nog steeds niets. En dan plotseling, ja, daar, vier leeu winnen en te begrijpen is het dat we ze met onze ongetrainde ogen niet direct opmerken. De enorme beesten hebben een gele bontjas aan, die gelijk is aan de kleur van het gras waarin ze lig gen. We naderen tot op twee meter afstand en maken foto's. Lui kijken ze ons aan. Nu zien we dat ze niet ver van een kleine drinkplaats af liggen en vertelt onze gids dat ze hier op hun prooi liggen te wachten. Straks als het tegen de avond loopt, komt hier veel van het wild zijn dorst lessen en wee de zebra, hert of wildebeast op wie deze hongerige leeuwinnen het oog laten vallen. Er is geen ontkomen mogelijk. Ze zullen hem eerst omsingelen en dan de kring om het wanhopige beest sluiten. De attack zal kort en dodelijk zijn en nadat zij hun eerste honger gestild hebben zul len ze hun ega's waarschuwen met een huivering wekkend gebrul. De koning der dieren laat n.l. voor zich werken door zijn vrouw. Een meesterlijk idee, nietwaar bwana, vond onze gids, waarmee mijn man en Jan, onze vriend, grif instemden. Ik heb maar wijselijk mijn mond gehouden. Met drie mannen in de auto en vier dames erbuiten die het zo kennelijk met elkaar eens waren, vond ik het niet de juiste plaats mijn standpunt uiteen te zetten. Nadat we ons verlustigd hadden aan de vier pracht exemplaren raadde onze gids ons aan zo langzamerhand de uitgang van de krater weer op te zoeken, daar een ieder voor het don ker uit de krater weg moet of in de kraterhut zelf moet zijn om daarin te blijven overnachten. Dit laatste is een leemhut speciaal opgezet voor mensen die door het donker overvallen worden, terwijl ze nog in de krater zijn. Nog van één incident wil ik U vertellen voor ik mijn verhaal besluit. Op de terugweg dan, toen we midden tussen een groep wildebeast doorre den, werd onze aandacht getrokken door een spe ciaal dier dat voor zover wij konden zien als maar in kleine cirkeltjes rondliep, zo nu en dan stilstaande en zich overbuigend naar iets op de grond. Bij onze nadering schoot er van achter het beest een jakhals weg en twee gieren klapten lu guber krijsend, nerveus, met hun vleugels. Na nog een paar meter afgelegd te hebben, zagen we de oorzaak van de consternatie en waren we toe schouwers van een drama dat al zo oud is als de wereld zelf. Het cirkels draaiende wildebeast had een dood geboren jong ter wereld gebracht. Het liep er in kringetjes omheen, zo nu en dan stop pend om het met haar neus aan te raken en duw tjes te geven in de hoop dat het toch nog op zou staan, in leven zou zijn. Het was iets zo ontroe rends en hoe hulpeloos zaten we daar in onze landrover dit moederleed aan te zien. Jakhals en gieren waren weer dichterbij gekomen en zaten onrustig en ongeduldig te wachten op het moment dat komen móést als de moeder haar vruchteloos pogen staken zou en weg zou gaan. Hoe wreed aan de ene kant de natuur is en toch ook hoe mild, daar zij het de volgende dag weer vergeten zou zijn. Tegen een uur of vijf in de middag reden we de krater uit en nadat we de gids in een lodge aan de kraterrand hadden afgezet, hem bedankt en betaald hadden, reden we weer terug naar Wil ki's Point. Nog een tijd hebben we daar naar be neden staan kijken, naar die uitgestrekte vlakte vol van van hieruit verborgen leven, vol van dierenlief en dierenleed. Toen klommen we weer in onze landrover en aanvaardden de terug weg. Bij onze thuiskomst heette de boy ons wel kom. Een zalig warm bad wachtte ons en daarna hebben we op z'n echt Indisch genoten van een heerlijke portie nassi-goreng, door onze trouwe Alfani superb in mekaar gedraaid. En zo waren we dan aan het einde gekomen van een verrukkelijke en onvergetelijke dag. Mevr. J. BODDERIJ-REENS

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 10