ALOES RADIO BOLLAND 2 AMBTENAAR HENDRIKSEN EN MAS OPPAS Nogmaals mieren TONG TONG Amsterdam 15 september 8 uur, „Minerva- Paviljoen" Lezing met Lichtbeelden door E. Breton de.Nijs over Oud-Indië „Praatjes bij Plaatjes" Struikrovers In de gehele Maleise Archipel komt een kleine, glanzend zwarte mierensoort voor, zowel in de laagvlakten als hoog in het gebergte, welke bomen bewoont. Deze mier, Cremastogaster difformis SMITH is direct te herkennen, doordat ze bij de minste verontrusting het enigszins hartvormige achterlijf recht naar boven buigt. Deze mier nu is het weerloze slachtoffer van de listen en lagen van een struikrover, een muskiet, Harpagomyia splendens, die geheel ten haren kos te leeft, zonder ook maar de minste tegendienst te bewijzen. Deze muskiet is te herkennen aan de fraaie, zilverkleurige vlekjes en schubjes, waar mede het borststuk prijkt en behoort tot de Cu- liciden. C. difformis nu heeft de gewoonte in co lonnes langs zogenaamde „mierenpaden'' de boom op en neer te marcheren. Daar de muskiet het daglicht schuwt, heeft hij het bij voorkeur begrepen op de mierenkolonies die een boom hebben uit gezocht, welke in de donkerste schaduw staat. Na dert men zulk een boom uiterst voorzichtig, dan kan men al spoedig op het mierenpad een of meer kleine muskieten zien zitten, die zich voort durend op hun poten heen en weer wiegen, een karakteristieke gewoonte. De C. difformis voedt zich uitsluitend met de ho- Hendriksen stond voor de rechter omdat hij na zonsondergang zonder licht op zijn fiets had gere den. Rechter: „Is het waar mijnheer Hendriksen, dat U Zaterdagnacht op een rijwiel reed zonder lantaren? Hendriksen: „Niet waar 'neer rechter, wel lan taren, maar lantaren niet aan". Rechter boos tot niet al te snuggere agent in het Indonesisch: „Als je een proces-verbaal maakt, doe het dan goed. Mijnheer Hendriksen is vrij.' (Zonder lantaren of zonder verlichting is toch wel enig verschil) Andermaal stond Hendriksen weer voor de rechter. Rechter: „Mijnheer Hendriksen, U reed op een rij wiel de helling af, ofschoon dit toch verboden is". Hendriksen na lang aarzelen: „Die niet waar 'neer rechter, ik niet rijden, ik gontjeng". (Hij zat n.l. op de bagagedrager). Agent plotseling in de rede vallend: „Toean Pa- doeka, hamba mintah maaf, itoe proces' verbaal salah lagi"< (Mijnheer de Rechter, ik vraag U om vergeving. Dit proces verbaal was weer fout). nigzoete afscheiding van schildluizen (Coccidae), door die op de bladeren en takken van allerlei bomen als het ware te „kwekenEen van de vele bij de mieren ontwikkelde en erfelijk geworden in- stinkten is het voedering-instinkt, dat in werking komt, wanneer een nuchtere mier een ander te genkomt, die juist teugkomt van het „melken nl. door op een bepaalde manier met zijn sprieten op de kop te tikken of te trommelen, waarop dan een droppel sap uit de „gemeenschaps-maag" wordt geperst en aan de vrager overgedragen. De muskiet-struikrover gaat niet anders te werk en wacht op het mierenpad tot een mier van het mel ken terugkomt. Onmiddellijk begint hij dan de kop van de mier te bewerken met de sprieten of poten, hoe precies is niet na te gaan door de snelheid waarmede dit gebeurt. De mier blijft in de regel dadelijk staan, opent haar kaken en een druppel suikervocht treedt naar buiten dat dan gretig door de muskiet wordt opgezogen door middel van de proboscis of slurf. Zo wordt de ene mier na de andere geplunderd totdat de muskiet verzadigd is, en zonder dat de mieren tot het besef komen, dat zij het slachtoffer zijn van een listige struikrover! Normaal hebben de Culiciden een proboscis, waar in zich een priem of labrum bevindt, om hier mede de planten delen te kunnen doorboren, ten einde dan met de slurf het vocht te kunnen op zuigen. Slechts bij uitzondering voeden zich de wijfjes der Culiciden met het bloed van warm bloedige dieren. Bij onze struikrover is deze priem echter gereduceerd en niet meer geschikt voor het aanboren van plantendelen, zij hebben zich dus ge heel ingesteld op dit struikroversbestaan! PAWANG R1MBA Het was in Ternate, het land van de milliarden mieren, dat ik evenals altijd tussen de copra-berei- ders zat de ngobrollen over allerlei koetjes en kalf jes, die in dat land wel zeer schaars zijn. Het ging op een dag dan ook over mieren, waarover de meest uiteenlopende uitweidingen over bestrijding en ontlopen van dergelijke dieren. Daar aldaar het aantal van die dieren in geheel Indië zijn weer ga niet vindt, wist een ieder natuurlijk heel wat te verhalen over zijn ondervindingen met het mieren volk. Eén van de coprabereiders vertelde, dat toen hij nog bij een Chinese familie als bediende werk zaam was hij niet wist hoe hij de mieren uit de spenkast moest houden. Kamferballen, petroleum en water waren zeer slecht renderende investerin gen, daar de mieren het toch zo wisten te akallen dat zij niettegenstaande dergelijke anti-mier mid delen in de spenkast kwamen, totdat de Chinees zich ermee bemoeide en zijn bediende de raad gaf voortaan eerst al het eten eerst voor de kast te ver zamelen, om dan met ingehouden adem alles in de kast te stoppen. En ja! geen mier meer te beken nen! Men kan het vreemd vinden of bijgeloof noemen, maar toen ik de volgende dag ons middageten in de kast geborgen heb, duizelde ik nog een half uur flink na, maar de spenkast-mieren was ik kwijt. Ik raad dan ook iedere huisvrouw hier in Holland aan om voortaan bij het opbergen van de schone was, ook maar de adem in te houden tegen de motten! D. H. Bij alle waardering en vaak bewondering die ik voor je stukken in ons blad heb, Tjalie, meen ik soms een toon waar te nemen, die op pijnlijke wijze herinnert aan Jacques Gans, Pasquino en Fabius. Vergeet nooit dat het devies van Tong-Tong moet zijn: Aloes, Adil, Sabar!'' Sobat Besar (Naam inzender bekend) Misschien kan ook herinnerd worden aan Lode- wijk van Deyssel, die t.a.v. morele ondeugden en maatschappelijke gebreken ook fris van de lever kon spreken. Aan Multatuli, die tot zijn dood toe er onvermoeid op los gegeseld heeft (en wie zijn werk NU leest, zal schrikken van vele wantoestan den die na 100 jaar nog geen haar veranderd zijn!). Aan Du Perron, van wie een dichter zelfs gezegd heeft, dat hij een „hondse en moerassige geest" had. Ik heb expres deze drie erbij genoemd om de mar ge wat ruimer te maken. Als wij eens rustig een eeuw Nederlandse journalistiek en literatuur door bladeren, merken wij dat er een aantal ondeugden zijn, die altijd de oorzaak zijn geweest van veel afbraak en corruptie: slapheid, botheid, zelfinge nomenheid, hypocrisie en omkoopbaarheid bij voorbeeld. Wie een eerlijke zaak dient, kan niet anders dan deze ondeugden en hare gevolgen ten scherpste aanvallen. Omdat zij ons bestaan en onze veiligheid op een fatale wijze ondermijnen. Wie de gebreken in deze maatschappij niet ziet, is blind. Als eerstgenoemde drie heren leugenaars c lasteraars waren zonder meer, zouden zij al lang achter slot en grendel zitten. Veel van wat zij zeg gen is dus (helaas) waar. Maar misschien bevalt de toon U niet, waarop de heren van leer trekken. Ik stel direct vast: mij ook niet. En als ik het wél heb: de heren Gans, Pas quino en Fabius ook niet. En als ook mensen als van Deyssel, Multatuli en du Perron vaak grof geschut móesten gebruiken, moet U wel duidelijk worden, dat het de tegenpartij is die steeds weer prikkelt tot grofheid. Omdat de tegenpartij onge manierd, dikhuidig en grof is. Men leidt een hippo potamus niet met een rietje. En men bevecht een slager met- hakmes en beenzaag moeilijk met een floret. De vlerk die in de tram bot op Uw tenen staat en blijft staan ondanks Uw beleefde pardons, geeft U op een bepaald moment ook een „loei' Dan gaat U dus ook „te ver". Wat bovengenoem de heren naar veler mening ook doen. Ik ben in Holland gekomen en kijk toe en denk na. Ik zie links veel gebeuren en rechts. En veel van hetgeen rechts gebeurt, kan ik verklaren uit het geen links uitlokt. En omgekeerd. Juist omdat ik het gevaar heel goed besef van tegen mijn zin of mijn natuur links of rechts ingedeeld te worden in de algemene „inkastjesdouwerijziekte", zwijg ik vaak heel lang (en denk aan „sabar") En dwing mij zorgvuldig en eerlijk mijn woorden en daden te wegen (en denk aan „adil En de hemel helpe mij om „alöes" te blijven, want de wijze waarop vaak op mijn (onze) tenen gestaan wordt, is ge woonweg niet te harden. Ik zweer dat ik geen lange tenen heb. Dat ik nooit genoegen zal nemen met een bejegening, die veronderstelt dat ik hele maal geen tenen heb. Maar nu komt het: bij de normale afmetingen van mijn tenen zijn ze dek sels „aloes" Waarde Sobat Besar, als ik niet voortdurend dacht aan U en alle negen duizend lezers van Tong-Tong, hoe. zou ik „loeien!" T. R. Advertentie Stationsweg 143 - Tel. 11.50.86 - DEN HAAG De nieuwste Cowboy-, Krontjong- en Luxemburg-Toppers Tevens hét adres voor RADIO en TELEVISIE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 2