DE GEBOORTE VAN H. K. H. PRINSES JULIANA Gevonden portretten 5 CHARGE OF THE LIGHT BRIGADE Ik was een joch van 7 jaren, toen ik op school was in de tweede klasse van de Paul Krugerschool te Batavia. Zover ik me herinner begreep ik net genoeg om te weten, dat er iets bijzonders op til was. Thuis mijn ouders en op school de onderwijzeressen en onderwijzers, die druk spraken over de a.s. feestdagen en feestvreugde. Ze deden n.l. veel en veel drukker dan gewoonlijk en eindelijk kwam het grote woord er uit. H.M. Koningin Wilhelmina verwachtte een baby, een prins of prinsesje, enfin dat moest de ooievaar nog uitmaken en die kan wispelturig zijn. Voor de a.s. kinderaubade in de Dierentuin, het hek was van de dam. Het was nog erger a.s. kmderaubade in moesten de liederen ingestudeerd worden. De lie deren waren gebaseerd op de a.s. stamhouder(ster) het was: „Al is ons prins(es)je nog zo klein, enz." Niet alleen de scholen troffen voorbereidingen, maar zowat ieder huis. dus de hele burgerij en ook het Binnenlandsch Bestuur. Van hoger hand kwam de printah aloes, vanwaar de orders kwa men, maar de uitvoerders kregen printah keras, om vooral op tijd klaar te komen met de ver sieringen. Menige zucht ontsnapte de uitvoerders, dus diegenen die het zware werk deden: „Ngo- mong gampang, marah gampang, kerdjanja, itoe soesah!" De telefoonverbindingen waren schaars en nu heeft het pientere Bestuurshoofd een akal uitgevonden om het bericht van de geboorte zo spoedig mogelijk door het land te verspreiden. Zodra het bericht van de geboorte bekend was, zou een flink kanonschot gelost worden. Elk dorps hoofd en andere bestuurshoofden zouden bij ge breke van een kanon een vuurwerkbom moeten aanschaffen en deze bom moest dan op het be wuste ogenblik worden aangestoken. Op deze ma nier zou het heugelijk bericht van het ene ressort naar het andere overgebracht worden door het knallen van de vuurwerkbom of bommen als er meer dan één werd afgestoken. De burgerij wilde niet achter blijven en menigeen kocht ook een bom. De één nog groter dan de ander en de vuurwerkfabrieken werkten op volle toeren om aan de aanvragen te voldoen. Alles scheen in kan nen en kruiken en het wachten was op het start sein. Het wachten was voor velen een kwelling en de spanning werd hoe langer hoe groter. Misschien liet het sein te lang op zich wachten en was er één die het wachten moe was, doch 't kon ook door een ongeluk geweest zijn, want plotseling hoorden de mensen een harde knal en Het gebeurde in het prille begin van deze eeuw. Mijn vader was sergeant bij een infanteriebataljon in Soerabaja. Op een goede dag had zijn com pagnie uitrukkende dienst. Nadat hij zich danig met de fijne kneepjes van het V.P.T.L. vertrouwd had gemaakt onder de gulle stralen van de tro penzon, werd de terugtocht aanvaard. In een lange, grillige linie volgde de troep de oever van een irrigatiekanaaltje dat dwars door de sawah's liep. Bij een bamboebos gekomen verkende mijn vader een kudde karbouwen. De beesten trokken zich van het krijgshaftig gedoe niets aan, erger, zij schenen de verstoring van hun middagrust be slist niet op prijs te stellen! Zij hieven de koppen dreigend omhoog met wijdopengesperde neusgaten, uitstaande oren en een hoogst onwelwillende blik in de ogen. De militairen begonnen de toe stand wat onverkwikkelijk te vinden, maar liepen quasi onverstoord verder. Toen kwam toch nog onverhoeds de vijandelijke charge. Als een peloton lichte tanks in feilloze formatie stormde de karbouwenfamilie op de ijle tirailleurlinie. Dank zij de genoten taktische les sen, ging de gewapende macht in opmerkelijk korte tijd in stelling. Binnen enkele tellen en zonder enig commando, had de hele compagnie de com mandant incluis zich strategisch teruggetrok ken in het bamboebos, in slokans en in alle bomen in de buurt en beschouwde van daaruit zorge lijk de situatie in het plotseling ontstane nie mandsland. Gelukkig kwam aan de dreigende oorlogstoestand een abrupt einde door het optreden van een kleine katjong, die met een akelig dun bamboestokje en dikke scheldwoorden de karbouwenaanval tot staan wist te brengen. Mopperend en links en rechts venijnige tikken uitdelend, bracht hij de strijdlustige kudde op een wat veiliger afstand. Enigszins verkreukeld verschenen de kranige landsverdedigers de één na de ander weer op het operatieterrein en vervolgden in vrijwillig ver snelde pas de weg terug MAUS dan de uitbarsting van een orkaan met een hevig onweer, „onbeschrijfelijk!" De mensen waren door het dolle heen van vreugde. De guirlandes en nagemaakte papieren kettingen van oranje, rood, wit en blauw werden opgehangen en de vlag ging in top. De volgende morgen gingen wij heel vroeg uit gedost met oranje kokarde en oranje sjerp naar school. Wij liepen er trots heen, nog trotser dan een officier, die de Militaire Willemsorde heeft ontvangen, maar goeie genade Het was zo ver nog niet. Wat nu? Een paar dagen later was het echter zo ver en houdt men rekening met de tijd die toen nodig was om de telegrafische mededeling langs de Engelse kabel te ontvangen, dan was achteraf bekeken de Ovatie eigenlijk niet te vroeg, doch op tijd. 's Avonds was er taptoe met verschillende muziekkorpsen en één daarvan ging langs ons huis. Bijna allen liepen mee met de taptoe en wij vader, moeder en vier kinderen natuurlijk ook. Wij liepen en liepen en liepen tot wij het zonder het te weten op het Waterlooplein kwamen en de stoet ontbonden werd. Daar zaten we, met ons zessen, doodmoe midden op het plein. Wij konden geen voet meer ver zetten, vooral wij kleintjes. Gaande hielden wij ons dapper, maar nu terug! Gelukkig kreeg va der een sado. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Een lege sado en dat met zulk een drukte. Wij vonden hem een held, maar we waren er nog niet, want hoe moesten wij er met ons zessen in? Die vindingrijkheid had onze sadokoetsier, een man van de goede oude tijd en uit het beste hout gesneden. De leuning in het midden werd weggehaald en wij twee kleintjes werden in het midden geplaatst met de ruggen tegen elkaa en de voeten naar het slikbord. Vader en moeder namen achter plaats en de twee oudere kinderen voor, naast de koetsier. Wij twee kleintjes zaten het beste en de anderen slechts met een klein gedeelte van de bips op de kussens. Het ging heel langzaam, maar wij kwamen heelhuids thuis. Voor het instappen vroeg de koetsier mijn vader of hij het risico op zich wilde nemen voor een eventueel proces-ver- Snuffelend in een koffer met oude papieren, vond ik een pakje portrettekeningen dat ik reeds lang verloren waande. Ze waren door mij gevonden tus sen de spullen van de japanse kampcommandant na diens vertrek uit ons kamp. Aangezien ik aan nam dat deze portretten stellig wel op prijs zouden worden gesteld door de oorspronkelijke eigenaars of hun betrekkingen, heb ik terzake een bericht doen plaatsen in het N.I.B.E.G. Orgaan. Dat is enige maanden geleden. Ik heb daarop veel reac ties gehad en tot mijn genoegen verscheidene eige naars of familieleden in het bezit kunnen stellen van hun eigendom. Nu heb ik echter nog een aan tal over. Niet iedere gerepatrieerde schijnt be doeld orgaan te lezen en daarom wend ik mij ook tot U, met het vriendelijk verzoek hieromtrent een berichtje te plaatsen in Uw blad. Op verscheidene van deze tekeningen staat de naam van de be trokkene. Hieronder volgen ze: J. P. v. d. Sluys, C. A. E. v. Milt, L. J. Bertel, H. R. Beyen, F. v. d. Vrijhoek, P. v. d. Vliet, C. Roelands, C. E. Linger, Juan Sanchez, B. Ron- kes, H. J. W. Huisken, C. H. Rijshouwer. Behalve deze met namen gewaarmerkte portret ten heb ik nog enkele waarop geen andere aandui ding staat dan de handtekening van de tekenaar, die echter onleesbaar is. Een der betrokkenen noem de mij als tekenaar de Heer Trip, reclametekenaar van de „Oriënt". Zijn adres was hem echter on bekend. Een ander noemde mij de naam van de Heer Piet Schenkenberg van Nierop; adres even eens onbekend. Natuurlijk stel ik ook deze teke naars gaarne hun eigendom ter beschikking. Er zijn aan deze zaak geen kosten verbonden, behalve vergoeding van portikosten. IV. J. F. GOEBEL Loosdrechtsewcg 48, Hilversum baal of boete. Dat durfde mijn vader, want ten eerste was het oranjedag en dan was alles geoor loofd en ten tweede was er maar één schout en als ik me niet vergis was het schout Hinne, een goede sobat van vader. Een Hagenaar zou bij het horen hiervan zeggen: „Eén schout voor zulk een grote stad als Bata- via?Hoe bestaat dat!" Dat kan niet waar zijn! Een rasechte uit Midden Java zal antwoorden: „Wat bestaat niet, kan wel nog meer!" Bravo oude garde, die orde wist te handhaven, dat is „Je maintiendrai." Een eresaluut! KAEFHA Ontelbare harten zullen sneller geklopt hebben op al die bal-avonden, waar alles wat officier was en natuurlijk ook vele particulieren Concordia-waarts was getogen omacte de présence te geven. Wat al herinneringen, zoete en soms ook bittere! Hoevelen hebben hier hun hart verloren en hun levensgeluk gevonden onder de smeltende tonen van een wals. Nog zie ik in mijn herinnering al die mooie toiletten en flonkerende uniformen, al die gezichten vol blijde verwachting, al die vreugde en levensverwachting, zich nog niet bewust van het Noodlot, dat dit alles, deze traditie, zo wreed zou verstoren. Es war einmal im Concordia im Batavia, Da hat der Bube Sie oft und gern gekusst!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 5