i Si OUD KW-lll-er IN JAMAICA KOETOE LIEF De familie Bras met Phyllis en Paultje in hun woning te Jamaica. Wie kent nog van de schoolbanken Gewit Bras en Puck Bitter, (ex-C AS-kip)? In het kader van de komende KW ül-herdenkingen was het voor ons een extra genoegen een gesprek te mogen hebben met Prof. Dr. G. (Gerrit) Bras, hoogleraar in de pathologie aan de Jamaica Univer sity College of the W est Indies. Jamaica - rum - zon - palmen - calypso. Allemaal begrippen die een gewoon mens verbindt met de naam Jamaica! Het was dan ook erg prettig een gesprek te mogen hebben met prof. Bras en zijn vrouw (Puck Bitter ex-,,CAS-kip" -), toen zij met hun kinderen Phyllis en Paul hun verlof in Nederland doorbrachten. Gerrit Bras werd in 1913 te Kertosono geboren. Hij is de zoon van J. H. F. Bras, die in die jaren bosarchitect was. Een Gouvernementsbetrekking was identiek aan vele overplaatsingen, zodat dit gezin, ouders met zes kinderen, waarvan vier meisjes, nogal door Java heeft gezworven. Van Kertosono ging het naar Tandjong Karang, Sito- bondo, Madioen, en toen Gerrit naar de H.B.S. moest heeft hij er drie bezocht, achtereenvol gens Soerabaia, Malang, en last but not least, de K.W.III, waar hij zijn eindexamen deed. Hierna werd hij als student ingeschreven bij de Medische Hogeschool te Batavia, waar hij in april 1939 zijn doktersbul haalde. Hij bleef in Batavia werken als assistent bij professor Bonne. Zijn vrouw, waar dr. Bras in oktober. 1939 mee trouwde, had hij op de M.H. ontmoet, waar ook zij studeerde en de graad van Med. Dra haalde. Puck Bitter is een dochter van de toenmalige di recteur van de apotheek Bavosta op Rijswijk. Niet zo heel lang na dit huwelijk brak de oorlog uit en voor dr. Bras betekende dit weer een zwer ven door diverse kampen als krijgsgevangene. Het begon met Tjiater om via Bandoeng-Tjilatjap- Singapore-diverse Siamkampen in Japan te eindigen. Via Manilla weer op Java teruggekeerd, werd dr. Bras lector aan de Medische Hogeschool en weer assistent van prof. Bonne, die in 1950 overleed. Toen werd dr. Bras het professoraat aangeboden. In ditzelfde jaar kreeg hij van de Indonesische regering een studieopdracht waarvoor hij naar Europa moest. Daar aangekomen, bleek alras, dat er nergens geld voorhanden was om deze op dracht uit te voeren. Toen hij dan ook een baan als lector aan de Uni versiteit in Jamaica kreeg aangeboden, nam hij dit, na rijp beraad, en gezien de politieke situatie in Indonesië, aan. Op de desbetreffende vraag gaf Prof, Bras gaarne toe, dat een gedegen tropenopleiding in een tropen- gebied altijd ten volle tot zijn recht komt, „Maar", voegde hij hieraan toe, „het is nu ook niet zo, dat ze op je zitten te wachten." Na vijf jaar werd hem ook in Jamaica het profes soraat aangeboden. Jamaica: net als Indië Jamaica is de antipode van de Inldonesische eilanden. Hoewel, de bevolking wat type betreft (negroïden) volkomen verschilt van de Indone siërs, is er een frappante overeenkomst in levens opvatting en gewoonten, die de Indischman direct het gevoel geeft „weer thuis" te zijn. Het eiland bestaat grotendeel van de bauxiet-win- ning. Er is weinig rijstbouw, hiertoe lenen de hel lingen van het gebergte zich niet, die te steil zijn voor terrassen. Door ontbossing wordt in de re gentijd kostbare humus naar de zee gesleurd. Men is nu hard bezig weer bossen aan te leggen, maar het zal nog wel jaren duren voor dit effect sorteert. Men treft er een conglomeraat van rassen aan, maar rassendiskriminatie bestaat hier helemaal niet. Er zijn o.a. veel Chinezen, die (hoe kan het anders) de provisiën- en drankentoko's hebben. Ze komen als onze oude trouwe langganans aan huis en hun toko's zien er uit, zoals wij dit in Indië ge wend waren. Zelfs obat njamoek is er! Een mens moet zich dan ook gewoon beheersen om niet opgewekt zijn bestellingen in het Maleis te doen. Hier moet het in het Engels. Het volk zelf is gezond en levenslustig. Het volks- voedsel is eenvoudig. Het bestaat uit cod-fish een soort gerèh en ackee, een inheemse vrucht. De mensen zijn vrolijk en houden veel van dan sen, muziek en zingen. De beroemde calypso (wat eigenlijk troubadour betekent) komt hier dan ook vandaan. Op iedere speciale gelegenheid wordt een calypso gemaakt, of het nu het bezoek van Prinses Margaret of een cricket match is. Cricket is de nationale sport, er wordt ook veel aan wie lersport gedaan; veel fietsen ziet men er overi gens niet, want de bevolking is over het alge meen te arm om een fiets te kopen. Hele afstanden worden te voet afgelegd en men ziet er veel ezeltjes. De verbindingen tussen de plaatsen onderling worden verzorgd door primi tieve bussen of treintjes. Onze dierbare eettentjes of warong keliling mist men er wel. Er zijn enkele Chinese restaurants en er lopen ook mensen met stroop langs de straat, of het kan gebeuren, dat U een karretje tegen komt met een fluit, neen, géén kweh poetoeh maar dat katjang godok verkoopt. De passars doen weer aan Indonesië denken. Het is er even rommelig èn gezellig en hier ziet men veel bekende vruchten, zoals enkele mangga soor ten, djamboe kloetoek, kedongdong, die daar Jew plum wordt genoemd, djamboe bol hiet Otaheite apple (probeer het eens vlug uit te spreken, dan hoort U hoe leuk het klinkt!) en advocaat, die men als groente eet. Mevrouw Bras heeft verschillende mensen geleerd, hoe we deze vrucht in Indië gewend waren te eten, met wat koffie en suiker, en daar met wat rum, fijngeprakt. Het was voor velen een openbaring hoe lekker het bleek te zijn. Ook kent men daar de nangka, jackfruit genaamd, maar die koopt een geciviliseerd mens niet. Mevrouw Bras ver telde dat het vrouwtje, waar zij gewoonlijk haar inkopen doet, gewoon ontzet was, toen ze zei verderop een nangka te willen kopen. Dat deed een customer van haar niet. Zij zelf zou het wel even doen voor mevrouw! Nu we toch met de pasar bezig zijn, gaan onze gedachten meteen door naar de keuken. Ik wilde nog even vertellen, dat in plaats van aardappelen men rice en peas eet, d.i. rijst met bruine bonen. Deze laatste worden apart gekookt en de rijst wordt klaargemaakt met santen, wat prei en tijm. Dit wordt dan samen gemengd. Het is een droge massa en er wordt groente, vlees of vis bij ge geten. Het moet erg lekker zijn. Misschien om eens te proberen? Ook wordt veel gemalen djagoeng gebruikt o.a. maakt men er een soort djagoengkoekjes van zoals wij die ook wel kennen, maar waar ook vis in verwerkt wordt. Omdat ze wat heet zijn door de peper erin, worden ze „stamp and go" genoemd. Tjabeh wordt weinig gegeten en groeit er niet. Wel een soort ronde pepers, erg heet, „scotch bonnets", en tjabeh rawit, die alleen door de vo gels gegeten worden en dan ook „birds pepper" heten. De huizen zijn niet zo bar goedkoop. Een eenvou dig huis doet aan huur al gauw 350 per jaar. Wel heeft ieder huis een tuin, flatgebouwen zijn hier niet. In die tuinen komen we weer veel oude bekenden tegen, zoals onze flamboyant in rode, gele en oranje variaties, de boengoer, de spatoe dea, flame of the forest", poinsettia, canna's, te veel om alles op te noemen. De vakanties kan men doorbrengen in de bergen (net als Trètès), waar in z.g. guest houses gelo geerd kan worden. Zij houden het midden tussen de ons bekende passanggrahan en een pension, veelal oude administrateurswoningen van gewe zen plantages. Nu U dit allemaal gelezen hebt, kunt U begrij pen, dat de familie Bras het er best naar de zin heeft en na het verlof hier, graag weer terug gaat naar het land dat zo aan Indië van vroeger doet denken. Wij hopen dat meer ex-K.W.III-ers bereid zijn van hun leven te vertellen. IDA Schooljongens moesten weer eens tonen, wat ze wisten van ons schone Zeeland. Op de blinde kaart. Natuurlijk werd er gul voorgezegd. Op zeker ogen blik wees de onderwijzer Kruiningen aan, maar de jongen die aan de beurt was, kon er niet op komen. Een ander krabbelde ostentatief op z'n kruin. Ver heugd riep de éne toen: „Wemeldingen!" E. VAN LOON De leraar in Nederlands, kreeg 't eens in z'n hoofd een Inlandse jongen voor de klas te roe pen en 't werkwoord liefhebben te laten vervoe gen. De moeilijkheden begonnen al direct. Voor de leer ling was hebben een bezitsvorm en hoorde er ab soluut een concreet iets bij. Hij begon aldus: „Ik heb het lief." De leraar verbeterde: „HET is fout. Laat dat weg!" Leerling denkt zwaar na en zegt dan met zeker heid: „Ik heb haar lief." Hilariteit! Leraar: Maar kerel toch! Zonder haar, gewoon, doodgewoon vervoegen." De jongen zweet en gooit er dan hard uit: „Ik BEN lief." IET

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 9