EEN HARTVERWARMENDE BRIEF EEN EERLIJK GEDICHT REÜNIE K.W. III „KRÈDOK" OP SCHOOL Sinds half juli lees ik Tong-Tong als abonnée. na een kennismaking uit losse nummers die mijn enthousiasme opwekten, 't Is vooral die frisse, on- versaagde bereidheid om waarden tot hun recht te doen komen, die ik zozeer op prijs stel. In het nummer van 30 juli trof mij de pagina met vragen en antwoorden n.a.v. t initiatief „Nieuwe Oriëntering Nederland-Indonesië dat in een Tong-Tong van vóór juli moest zijn om schreven. Dit voorstel zelf wilde ik eveneens te le zen zien te krijgen, hetgeen gebeurde. Ik moge aan mijn adheasie-betuiging ter illustra tie deze photo toevoegen van een werkstukje, dat een paar maanden geleden vorm nam. Ik zoch in ceramiek gestalte te geven aan 't wezenlijk-vrou welijke en heb dit proberen uit te drukken in t type van een Soendanese Moeder. In hoeverre de poging artistiek of typisch al dan niet geslaagd zou zijn, laat ik in het midden; het gaat hier veel meer om de neiging die mij als Indische bij t po gen dit type suggereerde. Een Indische neiging naar 't land van herkomst. Iets later maakte ik kennis met de longplay van Ben Snijders en met wat een warme sympathie heb ik geluisterd, niet eenmaal, maar herhaaldelijk. Ongetwijfeld, men hoeft geen Anak Betawie te zijn om deze Anak Betawie te smaken - - maar wat, als men zichzelf ook zo noemen mag! De omslag van de plaat (met die ontroerende prent van Rogier Boon!) geeft zoiets als een „ten geleide dat opmerkt hoe zinrijk 't is, wanneer deze serie levensliedjes de titel draagt van dat ene liedje tussen die acht; „Mijn IboeHier maakte mijn gedachte onwille keurig de sprong van „Mijn Iboe naar mijn „Iboe", die ik uit klei vormde in 't verlangen iets dicp-mensel'jks weer te geven. Vandaag vaag ik de tweede sprong: van Iboe naar N.O.N.I. Ik heb de overtuiging dat aan ons Indische men sen in 't bijzonder, de opgave is toevertrouwd, ons hiervoor in te zetten. Als Nederlanders moge ons een Nederlandse gerichtheid ter harte gaan, welke Nederland tot eer zou strekken. Maar we zijn bo vendien niet zondermeer Nederlanders. Als Indi sche Nederlanders moge ons bijzonder deze oriën tering ter harte gaan omwille ook van Indonesië, dat land waar veelal onze Ouders begraven lig gen, Iboe's land. 't Is waar dat we, omdat we In dische Nederlanders zijn, in een situatie verkeren Zij die mee willen doen aan de reünie van de K.W. III gelieven zich ten spoedigste (vóór 15 ok tober) op te geven bij: Mr. G. H. G. Harloff, Gevers Deynootweg 182, Scheveningen, tel. 552045. met vermelding van het jaar waarin de K.W. III werd bezocht. De reünie zal op 26 november plaats hebben. Aangezien zich tot nu toe slechts drie heren be schikbaar hebben gesteld om te helpen bij de voorbereidingen van dit feest vragen wij waar de dames blijven. Wie helpen wil geve zich zo spoe dig mogelijk bij bovenstaand adres op. REDACTIE waar van twee kanten de slagen kunnen vallen en inderdaad vallen. Wanneer iedere mens strijdbaar in 't leven heeft te staan de Indo moet het heel vijzonder als Indo. En t is juist ook als Indo dat hij, naarmate hij weet te strijden en daarbij in zichzelf rancunes weet te overwinnen, een eigenge- aarde (euro-tropische?) openheid in zich voelt vrij komen, die naar twee kanten de verhoudingen IBOE; foto: Rien Siers, Tilbury. zyiverder stelt. Moge deze openhied ons tot eer strekken. En zelfs al zou ze misschien ook naar twee kanten afgwaan wekken, dan strekte ze ons evengoed tot eer. Dan bleef ook, de opgave van kracht. Voor ons, nu. En voor het nageslacht, straks, 't Nageslacht dat wij te vormen hebben tot openl:.:d. S Y MPA TH IS AN T E Gek ja, voor een bepaald soort Indische Neder landers betekent Buitenzorg of Bogor niet het Pa leis, of de Plantentuin of welke andere belang rijke instelling dan ook, maar „Djembatan Merah" oftewel de Rode Brug (die niet eens rood was). En eigenlijk ook niet eens die brug zelf, maar het straatje met allerlei kleine winkeltjes ervoor en erna. En eigenlijk ook niet dat zelf, maar de eet stalletjes en straatventers met eten van een heel aparte soort vaak en in elk geval van een bijzonder exquise smaak, ook en vooral! in de een voudigste kostjes. De badjigoer van de Djembatan Merah kennen een heleboel zwervers wel. En sommige kennen ook de satee van Djoban wel, vlak naast de brug. Maar wie herinnert zich nog de verkoper van „krèdok", die meestal met z'n manden tegenover de bioscoop stond? Hij kwam van kampong Bodjong Neros, aan de overkant van Pledang en hij verkocht een heel apart soort petjel. Rauwkost, crisp, hartig, smakelijk, voedzaam. Wat was (en hopelijk is nog steeds) „krèdok In fijne splinters gesneden rauwe oebi (de rode) met kleine stukjes katjang pandjang. Dat overgoten met gewone petjel-saus plus kentjoor plus ke- mangi. In een pientjoek voor een paar cent. Door gaan met slenteren. Snoepen met twee vingers uit dat zakje. In je pyama en op sloffen zo laat in de avond. Wie deed je wat? Je was voor een paar cent werkelijk de koning te rijk. En denk niet dat alleen het „lagere volk dat deed. Menige toewan, die 's avonds laat de slaap nog niet kon vatten en nog even een ommetje maakte, werd door die vrolijke lichtjes van Djembatan Me rah toch ook wel als een laron aangelokt en dan zat er ergens ook nog altijd wel een dubbeltje of zo in de pyamazak en werd er zo n „petat-zakje snoep gekocht: katjang bogor of katjang reboes of „bid- ji salak" of gajegangmaar, zoet of zout of rins of zuur, van alles was er. Wie ik er ook vaak zag, was die ouwe regent van Poerwakarta, Tirta ach, hoe was dat nou ook weer precies. In z'n pya ma méér gentleman dan menige Hollander op z n paasbest, ramrod-stiff als een Engelse major, on danks z'n hoge leeftijd recht en fier als Iskandar, die rustige, respect afdwingende blik in de ogen van dat ouwe onversaagde BB. Ach, die ouwe re gent, die ouwe krèdok, wat een onlogische com binatie. En wat een sublieme. Wie die dit alles ooit gekend heeft, kan Indië ooit vergeten? T. R. Onderwijzer: „Maak eens een zin met wetenschap. Oemar." Oemar: „Als satee van weten schaap niet lekker; moet van zwarte bok." Onderwijzer: „Klein vogelijn, op groene tak" wat is dat, Jakoep, vogelijn?" jj-ikoep: „Getah nangka, nir. (getah nangka werd gebruikt als vogellijm). Het bewust zijn ran onwetendheid is een grote stap tot kennis. Disraeli. Ik wist van de zinderende hitte boven jouw alang-alang veld: maar kende ik de zoelte, verborgen in stugge aardcschoot. van het verhulde wit geworteld in donkere schede en het eerste groen dat daaruit sproot: Het bloemgevlam uit flamboyanten was ontloken Wie had het teer aroom in deze vlam gevat geroken, wie wist van deze kroon de blanke hartendroom? Drogvelden dreven op 't gladde water blauwe hyacinten Maar zag ik 't échte sterrend blauw uit sawahmodder rijzen? Etjènyans pure trouw Terbit matahari prijzen? M. Ja hoe hebben we vaak verzuimd achter de schitterende facade van de tropische natuur te speuren naar het verhulde, het bescheidene, het eenvoudige. Wat vreemd dat nu pas ver van de geboortegrond de herinnering ontwaakt aan al datgene dat eens zo onbelangrijk cheen En in vele gevallen juist het wezenlijkste, het dierbaarste blijkt te zijn Hebben we ooit wérkelijk gelet op de jonge poetjoeks van de alang-alang^ Hoeveel voe hebben ongeweten, het onkruid vertreden, waaronder de „akar wangi groeide. Zou^de flam boyant ook gegeurd hebben en wie weet het? Denkend aan „de gouden padihalmen, maalde om de waardeloze ètjèng? Onze dichteres, als jong meisje uit Indië vertrokken, nu opeens, opgetrokken m onze Europese booncultuur en hoogmoderne wetenschap, vindt zich in haar stilste en dierbaarste ogenblikken opeens omringd door Indië's prilste eenvoud. En tegen wil en dank ontsnappen haar stame lend enkele Indonesische woorden. Een eerlijk gedicht.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 6