ANNA BARBARA
en onze familiegeschiedenissen
7
HERINNERING AAN MIJN MULO-TIJD
BLOEMEN VOOR VADER JAS
J.
Te weinig, veel te weinig weten wij meestal
van onze voorouders. Het drukke leven laat
er veelal ook geen tijd voor. Maar juist voor
ons, die in Indië leefden en werkten, en er
van geslacht op geslacht woonden, is het een
boeiende, ja fascinerende bezigheid om ons
eens in onze familiegeschiedenis èn die
van anderen! te verdiepen. Lezers, als gij
even een momentje kunt vinden, begin daar
dan aan. Ge zult er vanzelf mee door blijven
gaan en ge zult wonderlijke dingen ervaren.
Ge zult zien, hoe soms door één familie een
netwerk over de gehele wereld werd ge
spannen.
In deze tijd, nu de uitzwerming over alle
werelddelen weer in zo versterkte mate
plaatsvindt, is het van belang voor uw kin
deren en nakomelingen vast te leggen wat
hun voorouders deden, waar zij woonden.
Ga eens na: van één familie vinden we nu
leden in Nederland, in Amerika, Australië,
Afrika, Canada, Engeland, India, Nieuw
Zeeland, Spanje, Portugal, Italië, Indonesië,
Haïti, Brazilië, Jamaica, Nieuw Guinea, en
noem verder alle werelddelen in alle wind
streken maar op.
En als al deze banden des bloeds over de
gehele wereld gaan, en zo dus de broeders
en zusters over het ganse oppervlak der
aarde verspreid zullen zijn, zo zal eens het
ideaal in vervulling kurinen gaan van de
broederschap van alle volkeren der aarde.
Hoe ver zijn wij daar nu nog van verwijderd.
Maar eraan werken, dat kunnen wij.
W. v. M.
Het was in 't jaar 1911, toen de Mulo zijn intrede
deed. We waren de eerste Mulo-leerlingen, jon
gens en meisjes van 16-18 jaar. Wij werden dan
ook door de leraren met meneer en juffrouw aan
gesproken.
Op een dag hadden we taalles, we hadden het
over spreekwoorden en uitdrukkingen. De leraar
zei dan een gedeelte van zo n spreekwoord en wij
moesten dat om de beurt met de rest aanvullen.
Toen kwam hij bij een van de grootste jongens, voor
wie velen bang waren.
Hij zei: „Heer Jan, 't is nu uw beurt en hier is het
spreekwoord Met de hoed in de hand.
En Jan vulde prompt aan: „Een kleinigheid me
neer!"
We moesten allen natuurlijk lachen, maar we hiel
den ons goed want we waren bang voor Jan. Maar
toen ik achter me hoorde: „La itoe kan ngemis
(dat is toch bedelen) kon ik me niet meer goed-
houden, ik schaterde en schudde van het lachen en
werd meteen naar de voorste bank verplaatst. Ik
wist ook meteen wel dat er nog meer straf op zou
volgen. Toen de school om één uur uitging, wacht
te Jan me op, en gaf me een paar fikse stompen.
Ik denk nog vaak hieraan en moet nog altijd in
m'n eigen lachen.
OMA
Man en vrouw gaan de graven van familie en ken
nissen op het kerkhof te Tana Abang bezoeken,
hebben een hoop bloemen voor al die te bezoe
ken graven gekocht, die toen heus al niet meer zó
goedkoop waren.
Toen zij na „kloejar-koejoer" op het kerkhof
rondgelopen hadden, konden zij twee graven van
hun familie maar niet vinden.
Uitgeput in die hitte van Batavia kwamen ze toen
voorbij het graf van „Vader Jas", dat aan de
voorkant rechts (bij het binnenkomen) ligt.
De vrouw zei toen: „Vader Jas, ik zal de reste
rende bloemen maar bij uw graf leggen, ja!
De man: „Je bent mij ook een leukerd vrouw
tje, had het mij eerder gezegd, dat hier het graf
van Vader Jas een bestelkantoor is, dan hadden
wij ons niet zo 't apezuur hoeven sjouwen!"
Vrouwlief liep toen boos het kerkhof uit!
De regen valt in bakken uit de hemel. Batavia in
januari, in de natte moesson, denk ik. Maar neen,
ik vergis me. Het is Augustus en de kille koude
doet me beseffen dat ik in Holland ben. Wat
moet je op zon dag doen. Verveeld sta ik op,
loop naar de boekenkast. En daar stuit ik op een
klein boekske, een geschriftje meer. Over Anna
Barbara Van Meerten Schilperoort, mijn bet
overgrootmoeder.
Ik kocht het nu al enige jaren geleden. Maar nooit
nog was het tot lezen gekomen. Uitstel werd afstel.
Ik blader het door. En dan begin ik te lezen, en
kan er niet mee uitscheiden, lees het in één adem
uit. Neen, eigenlijk toch niet. Want intussen gaan
mijn gedachten naar die verre tijd, waarin deze
bewonderenswaardige vrouw leefde. En dwalen ze
flitsend heen, en weer terug. Hoe zat de familiere
latie in elkaar? Anna Barbara Schilperoort, ge
trouwd met de predikant Van Meerten. Zes kin
deren. drie jongens, drie meisjes. Hé, even Multa-
tuli erbij halen. Die noemt toch ook een Van Meer
ten in zijn aantekeningen bij de Max Havelaar. Ja
wel, daar vind ik het: hij noemt hem als zijn voor
ganger in Natal. Dat klopt, dat is mijn overgroot
vader van moeders kant. Die familiegeschiedenis
moet ik toch ns uitzoeken. Waar komt die Nias-
sche vrouw toch ten tonele? Is dat bij de Van Meer-
tens, of misschien bij de Oliviers? Fascinerend.
Tè fascinerend, naar altijd weer blijkt als je hoort
van lieden die zich in familiegeschiedenissen gaan
verdiepen en zó door de genealogie gegrepen wor
den dat ze er niet mee kunnen ophouden. Dus nu
eerst opzij zetten. Vandaag weer terug naar Anna
Barbara.
Ik lees, geboeid, evenals de schrijfster van deze
biografie geboeid was welk een werkzame
vrouw zij is geweest. Om een voorbeeld aan te
nemen! In een tijd, dat de vrouw nog niets te
vertellen had, het eerste kwart van de 19e
eeuw, heeft zij in Gouda een kostschool, een „In
stituut van Opvoeding", voor meisjes uit „hoog-
aanzienlijken en deftigen burgerstand". Men noemt
haar een vriendin der kinderen. Maar daarnaast
ook een vriendin der armen, een vriendin der ge
vangenen. En zij geeft, als een van de belangrijk
ste voorloopsters van de nederlandse vrouwenbe
weging, het eerste nederlandse damesblad uit, Péné-
lopé. Ofwel volledig: „Pénélopé of Maandwerk
aan het vrouwelijk geslacht toegewijd, bevattende
de beschrijving en afbeelding van allerhande soorten
van vrouwelijke handwerken benevens enige lek-
tuur, over onderwerpen uit den vrouwelijken kring,
door A.B. van Meerten, geb. Schilperoort". Per
aflevering 16 bladzijden handwerken en 32 blad
zijden „lektuur", praktisch alle door haar zelf ge
schreven. Verder schreef zij zeer vele geschriften
en publicaties, werkjes ten behoeve van het onder
wijs en boeken op geloofsgebied, merendeels voor
kinderen en aankomende jeugd.
De korte biografie, die nog maar slechts een uit
zicht geeft over bepaalde facetten van haar leven,
beslaat al 30 bladzijden. Hoe zal ik dan in enkele
woorden iets over haar moeten vertellen? Laat ik
alleen maar haar dagindeling geven, zoals zij die
in haar correspondentie met de heer Suringar in
Leeuwarden, de vader van een van haar leerlingen,
beschrijft:
„Van 6 uur werk ik voor mij zelve: te 10 begint
de school; te 1 privaatles; te 3 uur weer de school
tot 7, dan weder werken voor mij zelve. Voorts
afwisseling met borduren en allerlei handwerken
en de dag is in de alleraangenaamste eenparigheid
en afwisseling om, zoodat ik bijna niet zeggen
kan welk uur mij het aangenaamste bezig hield.
Afwisseling van arbeid vind ik zoo goed als ont
spanning, waartoe ik ook zelden behoefte voel.
Al wat ik daarvan noodig heb, vind ik in het ver
blijf van eenen kleinen tuin, waarna ik iederen dag
geregeld ga".
Oh Anna Barbara, kon ik slechts om 6 uur op
staan. Ja, in Indië misschien, maar hier, die kou
En mijn gedachten gaan weer naar de familiege
schiedenissen. Hoe vreemd zit dat borduurpa
troontje soms in elkaar. Anna Barbara bleef hier,
in Holland. Maar een van haar zoons trok naar
Indië. En zijn kinderen gingen heen, en weer
terug. In elk geval mijn grootmoeder. En ziet: nu
ben ik weer in Holland.
Lieve Anna Barbara, lieve betovergrootmoeder
tje, dank je wel, je hebt me weer moed gegeven
om verder te werken aan mijn idealen. Ik zal pro
beren het in jouw geest te doen.
WIES van MAARSEVEEN
Anna Barbara van Meerten-Schilperoort, door
H. P. Hogeweg-de Haart. Uitgave van het Inter
nationaal Archief voor de Vrouwenbeweging. Am
sterdam-C., 1956.
„Als kapitein der Pennisten (1743
—1747) was JEREMIAS VAN
RIEMSDIJK zeer populair, zoodat
men hem algemeen rioemde kapi
tein JAS" (de laatste lettergreep
van zijn voornaam). In dien tijd
verkocht hij een hem toebehoorend
stuk land aan den Gelder! and-
schen weg te Batavia achter de
Buitenkerk) om tot begraafplaats
te dienen. En toen later iemand
aldaar begraven werd, zei men:
„Daar gaat er weer een naar t
land van kapitein JAS of kort
weg: „naar kapitein JAS En zoo
werd kapitein JAS langzamerhand
een legendarische figuur en voor
een volgende generatie van men-
schen, die de oorsprong van deze
uitdrukking niet kende, a.h.w. de
beschermheilige van de begraaf
plaatsen, als hoedanig men hem
later ook ziet optreden op de be
graafplaats op Tanahabang te
Weltevreden, waar een heester
vol met ex-voto's en een marme
ren plaatje, waarop „Kapitein
JAS", de herinnering aan deze
figuur levendig houden."
Overgenomen uit: „Willem Vin
cent, Helvetius van Riems
dijk, zijn naaste familie en
zijné afstammelingen."