SCHERPSCHUTTER MET BUKS EN CAMERA
Ongewone en toch typisch Indische loopbaan
10
Alexander Albert Denninghoff Stelling werd op 29 januari 1910 als planterszoon geboren op een
thee-onderneming in de Preanger. Er bestond een diepe genegenheid tussen vader en zoon en reeds in
diens prille jeugd werd junior de intense belangst ling bijgebracht voor raspaarden, honden en de
dieren in het wild die in die jaren en in die contreien nog overvloedig in Zuid-Preanger voorkwamen.
Lex was een dankbare leerling, althans voor dit
soort dingen en was spoedig thuis in de geheimen
van de wildernis. Een minder gehoorzame leerling
was hij op school en de wens van zijn vader om
voor ingenieur te gaan studeren (je hebt een tech
nische knobbel) vervloog in rook toen zoonlief er
al zijn zinnen op had gezet om ook planter te wor
den (je bent er veel te ongedurig voor; nu moet
je het zelf maar weten!). En zo geschiedde het dat
de zoon ook theeplanter werd, daarmede de tradi
tie voortzettend van een bekende plantersgenera
tie. Zijn grootvader was één der oprichters en fir
manten van de in Indië bekende firma Tiedeman
Van Kerchem, die zich met de leiding en ad
ministratie van cultuurondernemingen bezig hield
en zijn grootmoeder was een Holle, eveneens een
bekende naam onder de pioniers der bergcultures
op Java uit de vorige eeuw.
Lex' vader stierf helaas maar al te jong en twee
jaar na diens dood kreeg de onrust Lex zo te pak
ken dat hij aan de kreet van zijn avontuurlijke
bloed gevolg gaf en zich hals over kop in zijn
oude liefde wierp de wildernis.
Ongetwijfeld was het lonken van beelden uit zijn
verrukkelijke jeugd de reden dat hij beroepsjager
en dierenvanger werd en naar Zuid-Sumatra over
stak, hèt dierendorado par excellence. Naar zijn
zeggen is deze periode de gelukkigste tijd in zijn
leven geweest.
Eind 1934 werd hij hevig ziek. Hij liep een soort
vlektyphus op, de z.g. „Japanese riverfever", op
gelopen bij de tijgerjacht en veroorzaakt door de
beet van een haast onzichtbaar kleine teek die op
tijgers leeft. De meeste gevallen van die ziekte had
den in die tijd een dodelijk verloop, volgens de
medici was de mortaliteit 85 Maar Lex was
door het gezonde buitenleven gehard en zo sterk
als een stier en hij kwam er bovenop. Zijn familie
drong er op aan dat hij weer een „geregeld" leven
in de „beschaving" zou gaan leiden. Op dat ogen
blik echter woedde de crisis in de cultures in al
haar hevigheid, zodat een terugkeer naar het
plantersbestaan zeer moeilijk bleek. Omdat hij goed
kon fotograferen en nog meer omdat het lot nu
eenmaal grillig is, werd hij fotojournalist en re
clamefotograaf bij het bekende weekblad D'Orient
van het Kolffconcern te Batavia.
Na een jaar ging hij op betere voorwaarden als
fotojournalist over naar het dagbladconcern „Het
Nieuws van de Dag" „De Locomotief Twee
jaar later keerde hij, wederom op betere voorwaar
den terug naar „D'Orient". Weer een jaar later
deed de Koninklijke Marine hem een aanbod om de
leiding op zich te nemen over een op te richten
afdeling het foto- en filmbedrijf bij de Marine
Voorlichtingsdienst, en verhuisde hij naar Soera-
baja. Hier begon dus zijn carrière bij het Rijk en
werd zijn verlangen bewaarheid om professional
cineast te worden. Door de veelomvattende taak
bij de marine deed hij hier een unieke ervaring op,
maar zijn wensdroom om evenals Martin Johnson
als beroepsfilmer dierenfilms te gaan maken is
nooit in vervulling gegaan. Dit is in feite des te
dramatischer als men bedenkt dat hij met zijn bij
zondere kennis van de dierenwereld en zijn grote
hartstocht er voor, als beroepsfilmer voor dat
werk als geknipt zou zijn geweest. Maar dieren
films brengen nu eenmaal weinig geld op en noch
The American Museum of Natural History, noch
Walt Disney hebben hem ooit weten te ontdekken.
Hij zelf zegt ervan: De dierenfilm is voor mij
altijd geweest als de gouden regenboog die net zo
snel van je weg wijkt als je er naar toe loopt -
Toen de oorlog uitbrak en de kapitulatie kwam,
moest hij alles vernietigen wat hij had opgebouwd.
Het telegram van het departement om zich per
vliegboot naar Australië te begeven heeft hem in
die woelige dagen nooit bereikt en zo kwam het
dat hij V/2 jaar geïnterneerd werd.
Deze tijd is de akeligste periode uit zijn leven ge
weest en waarin hij met zijn vrijheidsdrang zich
als een gekooid dier voelde. Onmiddellijk na de
bevrijding ontving hij een telegram om zich ten
spoedigste naar Melbourne te begeven, waar zijn
vroegere chef als hoofd van de N.I.G.I.S. (Nether
lands Indies Government Information Service) ge
durende de oorlog de F.P.U. (Film and Photo
Unit) had opgericht. De cineast Wassenburg nam
zijn functie bij de K.M. over en D.S. werd voor
lopig „uitgeleend" aan de Regerings Voorlichtings
dienst. Na een jaar werd het bedrijf naar Batavia
overgebracht naar de studio s van het vooroor
logse Anif Film, die door het gouvernement waren
overgenomen. Onder leiding van de vooral in Ne
derland bekende cineasten J. C. Mol (van Multi-
film Haarlem) en Mannus Franken, de bekende
avant-gardist uit de twintiger jaren („Regen" met
Joris Ivens) werd in 1947 het regerings-filmbe-
drijf „Multifilm Batavia" opgericht. Men startte
met het ook in Nederland bekend geworden we
kelijkse filmjournaal „Wordende Wereld en de
vervaardiging van documentaires over het folklo
ristisch en filmisch zo rijke Indonesië.
Alhoewel zij elkaar gaarne mochten, kwam Stel
ling in de aanvang nog wel eens in botsing met
Mannus Franken, die de statische camera uit zijn
Vele oud-Indisch-gasten zullen Lex nog wel
kennen als jager, als foto-reporter of als
cineast. Wij hebben hem bereid gevonden
in de toekomst in Tong-Tong te schrijven,
een aantal verhalen onder de titel .Langs
tijgerpaden in Zuid-Sumatra
avant-gardistische tijd als een conditio sine qua
non beschouwde. De jonge D.S., die steeds vol
hield dat elk avant-gardisme geen 25 jaar kon
standhouden was een vurige voorstander van de
meer moderne opvattingen der cameratechniek,
nl. de bewegende camera.
Uiteindelijk hebben beiden water in de wijn ge
daan en behalve de vriendschappelijke gevoelens
die zij elkaar toedroegen hadden zij over en weer
grote waardering voor eikaars capaciteiten.
In '47 „coverde" D.S. als oorlogscorrespondent de
eerste politionele actie.
In 1948 werden de kosten van Multifilm Batavia
echter te hoog en de inkomsten niet voldoende ge
acht door het departement van financiën en men
had plannen om het bedrijf af te stoten aan het
particulier initiatief. Het was eigenlijk geen verras
sing Nederland heeft immers nooit een nieuw
Indisch initiatief het volle pond gegeven? Derhalve
kwam D.S. op het idee om het bedrijf op commer
ciële basis te runnen. Na veel weerstanden en on
geloof te hebben overwonnen, wist hij met zijn
vuur der overtuiging uiteindelijk gedaan te krijgen
dat een afdeling werd opgericht die door hem ge
noemd werd de „South Pacific Film Corporation"
en die zich bezig zou houden met de vervaardi
ging van Indonesische speelfilms voor de Zuid-
Pacific. Als cineast heeft D.S. altijd bijzondere
aandacht besteed aan de psychologische aspecten
van de zaak.
Azië was bezig zich te ontrukken aan het kolo
niale tijdperk en de bewustwording was in volle
opmars. Hiermede heeft hij ten volle rekening ge
houden. Hij gaf de Indonesiërs de plaats die zij
verlangden.
Toch verwesterste hij niet alles de inheemse cul
tuurwaarden. zomede het karakteristieke van de
Indonesische samenleving liet hij onberoerd voort
bestaan. Deze menging van Oost en West gaf heel
vaak onvoorziene effecten die een verrassing wa
ren, zowel in spel, muziek en anderszins.
En Indonesië klapte en Malaya klapte en de mil
joenen dubbeltjes van de miljoenenmassa stroom
den binnert.
In twee jaar tijds bracht D.S. acht succesvolle
speelfilms uit. Bij de productie werd een onge
hoord hoog tempo bereikt. Ook al omdat hij het
systeem instelde van bezoldiging in de vorm van
honorarium per produktie instede van een vast
salaris. Dit systeem was iets unieks bij het gou
vernement en tevens was het een stimulans voor de
werknemers zo snel mogelijk de produktie te be
ëindigen om weer een volgend honorarium te kun
nen verdienen.
Het gevolg was dat als 's middags om een uur of
vijf, na een uitputtende dag van studiowerk de
sequence nog niet gereed was en de producer riep:
„Jongens, zullen we maar afbreken?", hij in koor
te horen kreeg: „Afmaken, mijnheer, dan kan de
set vannacht nog afgebroken worden!"
Het succes van D.S. met zijn S.P.F.C. was van die
aard dat Dr. Mr. J. Ozinga, directeur van de Re-
gerings Voorlichtingsdienst over D.S. schreef:
Het meest heeft de heer D.St. mijn persoon
lijke aandacht getrokken door zijn werk op het ter
rein van de speelfilmproduktie door het Regerings
filmbedrijf. Wél is ten onrechte van een productie
van speelfilms door een „South Pacific Film Cor
poration" gesproken. Doch de werkelijkheid was
en is, dat in feite een dergelijke Corporation nooit
heeft bestaan. Die „Corporation" was de heer D,
St. plus een groep speciaal personeel, geheel door
hemzelf bijeengebracht en opgeleid. Op een gege
ven moment kwam het idee naar voren het „arm
lastige" filmbedrijf een product te laten maken, dat