EENDRACHT MAAKT MACHT
OUDE NUMMERS
5e JAARGANG, No. 9
15 NOVEMBER 1960
ERNEMEN
- ON
BRAN
ROUW
RLAND -
BLAD
NED
N DISC H
HET ENIGE
Onafhankelijk Indisch Tijdschrift
Prins Mauritslaan 36 Den Haag
Tel. 542.542 Giro 6685
VERKEERDE EN GOEDE ACTIE
OOM SAM EN JANTJE KAAS
HMMI
mm
We horen nogal vaak de klacht dat onze Tong-Tong-groep nog maar zo klein is en dat verreweg
het grootste deel van de repatriantengroep onverschillig of „anti" blijft. „Wij verliezen, Tjalie, de
overmacht is té groot!", schrijft ons een wankelmoedige lezeres.
Ló! Sinds wanneer geven cijfers alleen de door
slag? Want al die onverschilligen en „anti's" zijn
verspreide eenlingen, zonder geconcentreerde
kracht, zonder werkprogramma, zonder doel en in
feite ook zonder weerbaarheid.
De Tong-Tong-groep is één solide blok, het groot
ste actieve Indische contingent dat Nederland ooit
gekend heeft. In onze gelederen vindt men de
grootste en belangrijkste „collectie" van Indische
prominenten: hoogleraren, doktoren, juristen, in
genieurs, prominenten uit handel, nijverheid en
industrie, officieren, schrijvers en andere kunste
naars, alsmede de grootste groep begunstigers van
Nederlandse zijde, die dit Indisch streven met
sympathie gadeslaan.
Onder de wijde vleugels van Tong-Tong is menig
actief en zegenrijk leven opgebloeid.
In pers, radio en TV kent men Tong-Tong als het
enige voortdurend actieve en strijdbare blad voor
repatrianten-belangen. Ook almag men ons soms
niet, men houdt rekening met ons bestaan. Voor
tientallen organisaties in Nederland, die iets wil
len weten van de Nederlander pit Indië, is Tong-
Tong DE grote vraagbaak. ALLES vraagt men ons
(tot in telefoontjes uit heel Nederland en brieven
uit alle uithoeken van de wereld). Hoogleraren en
universiteiten kloppen bij ons aan bij het opsporen
van historische, sociologische en maatschappelijke
gegevens (en hoeveel juist KLEINE Boengs heb
ben ons vaak op uitmuntende wijze kunnen hel
pen!).
Dankzij de door dit blad geschapen grote kring
van contacten is de Indische Kulturele Kring
TONG-TONG kunnen ontstaan, die voor zo'n
kleine en jonge kring een respectabele staat van
verdienste heeft. Door deze Kring is oud-Indië
vertegenwoordigd geweest bij de Multatuli-herden-
kingen, o.a. door het presenteren van een grote
bronzen plaquette. Wat hebben de enkelingen be
reikt?
Door dit blad is zulk uiterst belangrijk werk als
van de schrijvers E. Breton de Nijs en Hein Bui
tenweg, bezig met het samenstellen van historische
fotowerken (van groot belang voor vele decennia
die nog komen zullen!), mogelijk geworden en in
belangrijke mate gesteund.
Door het drijven van Tong-Tong kan de actie voor
de spijtoptanten worden opgezet en doorgezet tot
(zeker!) een goed einde.
Er zijn andere acties van Tong-Tong, die nog
steeds veel te langzaam voortgaan, zoals de actie
voor een KNIL-monument en de NONI. Maar
ZEKER zullen ook deze acties tot succes voeren.
En zo voort, en zo voort.
Dit alles kon bereikt worden met een doodgewoon
abonnement op Tong-Tong van maar een paar
duizend repatrianten. Met VEEL TE WEINIG
GELD en met een on- en onderbetaald stafje van
werkers.
Dit is nog maar een klein BEGIN. Wij zijn ervan
overtuigd dat men in Nederland de grote waarde
van Tong-Tong spoedig algemeen zal erkennen.
Vele duizenden Nederlanders, die nooit in Indië
geweest zijn, zullen in dit blad mousserende waar
den vinden, die nieuwe uitzichten openen op nieu
we initiatieven in de tropen. Als dan het grootste
deel van de repatrianten nog steeds niets van
Tong-Tong hebben moet (veel mensen leren im
mers nooit iets?), dan zijn wij tóch gekomen,
waar wij zijn MOETEN: Tong-Tong een volwaar
dig erkend NEDERLANDS blad.
Daarom: poekoel teroes! Poekoel teroes!
Dezer dagen ontvingen wij bericht van de Cornell
University in de V.S., dat de bij oproep in TT No.
4 gevraagde nummers van ons blad zijn ontvangen
en met grote dankbaarheid aanvaard. Men mist
echter nog steeds Jaargang III No. 7.
Ach, kijkt U nog eens of U dit nummer hebt en
missen kunt. Wij willen het greag doorsturen. Wie
weet welke pientere student daar later nog enorm
mee geholpen is!
Verschijnt de 15de en 30ste can tike maand
Prijs per nummer 0,40. Kwartaal f2,25
Halfjaar f 4,Per jaar 7,
Betaling geschiedt altijd VOORUIT
Voor
BUITENLANDSE ABONNEMENTEN
zie pag. 4
Uitgave GAMBIR
Uitgeverij voor Oost en West
Onder redactie van TJALIE ROBINSON
Met de volle inzet van ALLE NEDER
LANDERS UIT INDIË. die het Ned. volk
vertellen willen hoe wij WERKELIJK
leefden en die overtuigd zijn van de nood
zaak om met veel van onze waarden het
leven hier te verrijken.
Ons bereiken regelmatig stukken-ter-plaatsing,
waarin onverschillige repatrianten worden opge
wekt om toch abonné te worden van Tong-Tong.
Verder brieven en artikelen, waarin kritiek op
Tong-Tong wordt aangevallen.
Samenvattend worden deze gedachten toch al va
ker dan ons lief is in min of meer scherpe, afge
wisseld met opwekkende, stukjes van T.R. in dit
blad opgenomen. Men realisere zich echter ter
dege dat het effect van deze stukjes betrekkelijk
klein is.
Immers, de mensen voor wie ze bestemd zijn, le
zen TT niet. En regelmatige lezers van TT krijgen
langzamerhand meer dan genoeg van deze stuk
ken. Het is duidelijk: wil men misverstanden om
trent TT opruimen, dan moet men dit buiten het
blad doen. In eigen kring.
Wie daarbij behoefte heeft aan extra nummers
van TT om propaganda te maken, kan ze van ons
gratis krijgen. We hebben hier van sommige num
mers nog vrij aardige stapels exemplaren liggen.
Als eens deze methode wordt geprobeerd: op een
avondwandelingetje bij Indischgasten in de buurt
waarvan men weet of denkt dat ze geen abonnee
zijn, een nummer in de bus gestopt?
En op deze wijze wordt bevorderd dat we dit jaar
tóch nog de TIEN DUIZEND halen?
Ajo, op het eind van het jaar nog een extra actie!
Ieder op z'n eigen houtje. 1961 kan een „heweldih"
jaar worden, als de negenduizendvijfhonderd abon
nees van nu allemaal één nieuwe abonnee winnen.
We moeten toch wel flauw glimlachen als we tel
kens weer in radio en pers vernemen hoe zeer Uncle
Sam in zijn wiek geschoten is over die verduivelde
Cubanen, die Amerikaans bezit in Cuba nationali
seren, en „door hun belemmerende maatregelen
tegen Amerikaanse handel hun eigen economie
ten gronde richten."
Toen destijds Jantje Kaas deze klacht deed horen
tegenover Indonesië, bleef Uncle Sam „keihard"
(en is het overigens nog steeds in alle kwesties
Nederland (Indonesië), België (Congo), Engeland
(Rhodesia), etc. etc.). Zou Uncle Sam door de er
varing in Cuba misschien wat verstandiger wor
den en anders gaan oordelen over Nederland en
België?
Zal over het algemeen de Blanke nog tijdig leren
dat de gekleurde volken ook drommels goed weten
dat na een periode van politiek kolonialisme aange
broken is een periode van economisch kolonialis
me, waar t.z.t. even hard tegen gevochten zal wor
den? Hoe jammer dat de gedachtenwisseling tus
sen „Oost en West" nog steeds in hoofdzaak een
éénrichtingsverkeer is: „Zij moeten leren van ons!"
terwijl wij eigenlijk zoveel moeten weten van
hén.
En nou niet kleinzielig zeggen: „Wat van Soe-
karno of Loemoemba leren, zeker?" Het is juist
de grootste tragiek dat wij de goede mogelijkheden
en de goede mensen zo slecht kennen in de tropen-
gordel. En dat wij vaak een verbijsterende blind
heid hebben voor wat essentieel goed is bij ge
kleurde volken. En dat mensen met tropener-
varing de mogelijkheden tot verbetering in deze
overboord gooien in de haast om maar helemaal
te „assimileren"! Tsk, tsk, tsk!