Mevrouw van Walsum Spontaan menselijk 5 EEN PRETTIGE REACTIE De heer en mevrouw van Walsum vóór de Willem Ruys. Deze foto werd gemaakt bij de laatste op- name van de jeugdfilm ,,Kwikkie in augustus van dit jaar. In de ping-pongkamer van burgemeester van Wal sum in Rotterdam hangt een grote foto van een oude, statige waringin. Deze foto heeft bijzondere waarde voor zijn vrouw, want onder déze boom werden haar ouders het destijds in Indië met el kaar eens. Er hangen méér foto s aan de wand, onder andere van mevrouw van Walsum als jong meisje toen zij nog op de H.B.S. ging, de K.W. III school in Batavia, van haar geboortehuis in Ma- lang en van haar grootvader, die architect was bij het gouvernement en in deze funktie een prachtig uniform droeg. Een wand vol foto's, die een beeld geven van het leven in Indië, zoals het ééns was. Na de eerste wereldoorlog, in 1918, vertrok mevrouw van Walsum uit Indië naar Holland om in Utrecht rechten te gaan studeren. Later trouwde zij met de heer G. E. van Walsum, die in 1952 burgemeester van Rotterdam werd. Rotterdam prijst zich gelukkig met deze populaire energieke burgervader, die niet alleen warme interesse toont voor de noden van de bevolking en een gezond inzicht in de problemen van een grote stad, maar die bovendien een hartelijke, aktieve echtgenote meebracht. Mr. van "Walsum is geliefd in Rotterdam, zijn vrouw is dit zo mogelijk nog meer, om haar een voud (die overigens ook de burgemeester zélf ken merkt) haar spontane hartelijkheid en het warm medeleven met anderen. Eenvoud en grootheid des harten waren wezenlij ke eigenschappen der Indische njonja besar, me vrouw van Walsum heeft hen onveranderd be houden. Haar belangstelling voor de medemens, haar spontaniteit komen recht uit het hart. Haar dagen zijn druk bezet met representatieve en andere bezigheden, zoals ontvangsten, lezingen en het openen van tentoonstellingen. Voorts wordt zij dikwijls uitgenodigd haar man te vergezellen op oriënterende bezoeken aan andere steden in het buitenland. Zo bezocht zij kort geleden, begin oktober, ook Essen in Duitsland. Er is een uitwisseling tussen Rotterdam en Huil in Engeland. Eens in de drie jaar komen de ge meentebesturen met hun dames bij elkaar op bezoek, maar daar in Engeland elk jaar een nieuwe burgemeester gekozen wordt, komen dan de twee die nog geen beurt gehad hebben ook mee. „Ze laten zich het reisje naar Rotterdam niet ont nemen." zei mevrouw van Walsum. Ondanks het feit dat zij het altijd enorm druk heeft weet ze toch tijd te vinden voor de particu liere problemen van de individuele mens. Zo is bijvoorbeeld in een rusthuis in Ewijk een eenvoudige Madoerese vrouw opgenomen. Ze is al op leeftijd, spreekt geen 1 lollands en ze kan ook niet lezen en schrijven. Ze heeft weinig kon- takt met anderen, immers, nHmand spreekt haar taal. Ver van haar land, van alles wat goed en vertrouwd was, moet deze bejaarde vaak heel een zaam zijn. Mevrouw van Walsum bezit een paar Madoerese leesboekjes van de lagere school met simpele verhaaltjes. Ze vertelde: „Ik zoek allang iemand, die goed Madoerees leest en spreekt, een duidelijke stem heeft en bereid is naar een opna mestudio in hetzij Rotterdam, Den Haag, Am sterdam of Gestel te komen om deze verhalen voor te lezen. "We zouden het zo graag op de band willen laten opnemen. Er is een bandrecor der in dat rusthuis, zodat die verhaaltjes dus af gedraaid kunnen worden voor deze vrouw. Ze heeft dan tenminste wat afleiding, nu heeft ze he lemaal niets. Het is echter vrij moeilijk iemand te vinden, die deze verhalen zou kunnen willen ko men voorlezen." Dit verhaal van mevrouw van Walsum tekent de mens. Een warme, gevoelige vrouw vol aandacht voor de problemen van onze tijd, een vrouw met een grote dosis onverwachte humor. Ze vertelt met tintelende ogen over haar nichtjes, twee peuters, die in Duitsland wonen en waarvan de één onlangs zei: „Oom Gerard regeert in Rotterdam. „Nee" werd haar uitgelegd „oom regeert niet, hoor, alleen de koningin regeert in Holland." Beide meisjes luisterden aandachtig, waarop de ander repliceerde: „O ja en in Duitsland regeert de Bundesbahn." Vóór mr. van Walsum naar Rotterdam kwam in 1952, was hij burgemeester van Delft. Uiteraard kwam mevrouw van Walsum veel in aanraking met de studenten. Zij bewaart heel plezierige herinneringen aan die tijd. Er waren destijds heel wat Indonesiërs, die in Delft studeerden en me vrouw van Walsum trachtte hen zoveel mogelijk in kontakt te brengen met Hollandse families, zo dat de Indonesische studenten zich niet helemaal vreemd zouden voelen en zich opgenomen wisten in de Hollandse gemeenschap. In Rotterdam kwamen andere problemen, ook meer van algemene aard, aan de orde. Hier werd zij voorzitster van het Vluchtelingencomité. Dat Tong Tong voor ons een onmisbare schakel betekent, besefte ik weer overduidelijk bij lezing van de brief van de Heer J. H. Kerbert in Uw blad van vandaag. Niet alleen roept dit stuk fel herinneringen in me op ik ben o.m. aanwezig geweest bij de begrafe nis van de alom geliefde dr. Renssen op de be graafplaats Rembang Koening te Soerabaia, in, als ik me niet vergis, februari 1957 maar het doet mij voor de'zoveelste maal afvragen, waarom wij niet tot éénheid kunnen komen, bij zoveel gemeen schap. Een „doodgewone totok" zoals briefschrijver zich noemt, die maar één Vaderland: Indië! kent, daar mogen de rasechte Indo's een voorbeeld aan ne men; hoe kan het mogelijk zijn, dat mensen met veel hechtere banden met het land van herkomst, hun afkomst verloochenen, herinneringen terzijde leggen, herinneringen aan het land, waar je van hield, nog houdt en ondanks alles zal blijven hou den. Velen van ons immers zullen gesprekken met men sen van het land, met de eenvoudige tani, rond om een vuurtje, gestookt van bijeengeveegde droge bladeren en takjes, in de avond te binnen kunnen brengen. In de hete as gepofte djagoeng of ketella. Ik kan me niet rekenen tot de oudere garde. Ben een 1926-er. Maar hoe levendig kan ik me deze ta ferelen voor de geest halen. Het gesprek op zijn hurken gevoerd, af en toe onderbroken door de nimmer geluidloze tropennacht, door een door de wind meegevoerde melodie van de gamelan op verre afstand. Zo schiet me een als bovenomschreven gesprek met een oudere tani te binnen. Het was weer na een periode van stilte, dat de oude man opeens op merkte: „Njo, een zoon, die opstaat tegen zijn moeder, begaat een grote zonde en zal niet ge lukkig kunnen zijn". U kent de gewoonte van het spreken in gelijkenis sen. Ik keek hem niet begrijpend aan, waarop hij nader uitleg gaf, als volgt:, „met de zoon bedoel ik het Indonesische volk en radja Wilhelmina is immers ons aller moeder?" Juist als dergelijke herinneringen levendig gehou den worden zullen wij ons nooit laten verleiden door met veel bravoure te beweren: „Het land is goed, maar het volk. Zo ook zal ik niet kunnen vergeten, dat deze zelfde man een troep gewapende jongelieden, die mij kwam interneren en daarbij krissen en toembaks, nalaten schap van de voorouders van mijn moeder, meenam, in de weg trad en hen dwong de poesaka's terug te brengen waar ze hoorden. Dit is maar een greep uit een welhaast onuitputtelijke bron van herinne ringen aan land en volk, waar wij GELEEFD heb ben, herinneringen, die waarachtig waard zijn le vendig gehouden te worden. Ik persoonlijk hoop, dat Tong Tong ons hierbij met stukken als van de Heer Kerbert wakker zal blijven houden. S. S. Zij interesseert zich, hoe kan het ook anders, na tuurlijk eveneens voor de problemen der gerepa- trieerden. Mevrouw van Walsum is een bijzonder innemen de persoonlijkheid, waarop de Rotterdammers dan ook heel trots zijn. Haar broer, H. V. Quispel, is directeur van het In stituut voor Scheepvaart en Luchtvaart, ook al in Rotterdam. Twee mensen uit Indië waarop wij Tong-Tongers, best een beetje érg trots mogen zijn. HANNY LIM Lezerswanneer er onder 11 iemand is of wanneer U iemand weet, die Madoerees spreekt en leest, geeft U dit dan zo spoedig mogelijk aan ons op. REDACTIE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 5