GEMENGD NIEUWS LEONHARD HUIZINGA Vervolg van pag 9: EEN TROPISCHE NACHT IN LEIDEN 10 Mijn wijze vader placht te zeggen: ,,Als je schrijver wilt worden, moet je regelmatig het gemengde nieuws lezen. Daarin vind je dikwijls in een paar regels het gegeven voor een complete roman of een kort verhaal. Uit het gemengde nieuws spreekt op de meest onpartijdige toon het leven zelf met zijn grote en kleine blijspelen en tragedies." Ik heb die raad sinds enige jaren ter harte genomen en volg avond aan avond, ochtend na ochtend het gemengde nieuws als bron van inspiratie. Die bron leverde mij ook deze zomer een klein verhaal op. Het was een simpel bericht, dat door zijn neu trale toon onmiddellijk mijn aandacht trok. „Vanmorgen omstreeks 7 uur heeft een voorbijganger een dode man aange troffen, die op een bank bij de Hertenkamp zat. De identiteit van de man is nog niet bekend. Hij was in het bezit van een verrekijker is vermoede lijk aan een hartverlamming overleden." Ziedaar in enkele regels een gegeven voor een heel verhaal. Niet alleen het verhaal van de dode man, maar ook van de onbekende voorbijganger. Men ziet het beeld. Door de stilte van de ochtend gaat iemand op weg naar zijn werk. Er is nog weinig verkeer. De straten zijn vrediger dan straks, wanneei alles weer lawaai en haast zal zijn. De stemmen van de vogels worden nog niet overschreeuwd door bromfietsen en dreunende vrachtwagens. De koorts van alle dag is nog niet begonnen. De voorbijganger heeft nog de tijd en rust om zich heen te kijken. Zo ziet hij de stille figuur op de bank by de Herten kamp. Na een eerste blik kijkt hij nog eens. De man zit zo wonderlijk stil. Doodstil. Het is misschien dat woord, doodstil, dat hem half bewust de na bijheid van de dood doet vermoeden. Hij staat stil. Hij aarzelt. Dan gaat hij langzaam naar de bank toe. De onbekende zit roerloos met starende open ogen. Het is die blik, die de voorbijganger zegt, dat hij tegenover een dode staat. Misschien heeft hij nog iets tegen de onbekende gezegd in de hoop op een antwoord. Misschien heeft hij hem met een lichte huivering aangeraakt, toen hij geen antwoord kreeg. Misschien ook is hij ijlings teruggeweken uit de na bijheid van de dood om de eerste de beste politieagent te waarschuwen. Ik weet het niet, want zover reikt het gemengde nieuws niet. En dan de dode zelf. Het signalement uit het gemengde bericht toont, dat het geen verkommerde of verhongerde bedelaar was, maar een man zoals U en ik. Trouwens, bedelaars plegen geen verrekijker bij zich te hebben. Wie is hij geweeest? Wat is hij geweest?. Ik zoek de sleutel in de verrekijker. Hij was een gepensioneerde. Een liefheb ber van de natuur en van de stilte. Hij had een hobby, de ornithologie. Hij was gewoon om met zijn verrekijker langs het strand of door de duinen te dwalen om vogels gade te slaan. Ook op die dag was hij vroeg op weg gegaan. Hij wilde een tram naar Scheveningen nemen en langs de vloedlijn van het nog verlaten strand lopen met zijn kijker, die zijn vrienden de vogels tot vlak voor zijn ogen vermocht te brengen. Maar hij voelde zich moe, zo moe, dat hij bij de Hertenkamp op een bank ging zitten om wat bij te komen. Hij zat daar heel stil. Het onwelzijn ebde weg. Maar hij had niet de moed om weer op te staan. Hij glimlachte. Ook op een bank bij de Hertenkamp kan men vogels waarnemen. Hij hief zijn kijker op en haalde daarmee een Grote Lijster, die in het gras in de verte naar wurmen zocht, tot in zijn onmiddellijke na bijheid. Maar hij was al haast te moe om de kijker voor zijn ogen te kunnen houden. Het was een vreemde weldadige moeheid. Langzaam liet hij de kijker zakken. De geluiden van de ontwakende stad kwamen van heel ver tot hem, en toen, temidden van dat ontwaken sliep hij voorgoed in. Zo kwam hij in het gemengde nieuws. We haastten ons naar den Haag, waar onze vriend de fotograaf een kleuren foto van het inwendige der bloem zou maken. (Prachtig gelukt, kom maar eens kijken!). In de trein werd de bloem vervoerd in het mandje van dochter lief. Eerst vond ze het wel interessant, maar toen de penetrante geur de ge hele wagon vulden en het publiek snuffelend langs de „overdadig geparfu meerde" jongedame paradeerde, werd het minder leuk. Tegen tien uur namen de geur en de warmte sterk af en veranderde het karakter van de geur ook steeds. Het meloenig-zoetige verdween en het straffe (onaangenaam voor de keel) bleef. Soms kenanga of tjampakaachtig, soms herinnerend aan nangkavruchten. Gaandeweg bogen de binnenste, onvruchtbare, meeldraden („Schlieszzapfen") zich naar binnen en sloten de trechter af. De volgende ochtend bleken ook de binnenste bloembladen naar binnen geklapt en was de ingang van de val ge heel afgesloten. Daarna sloeg de kleur van de bloembladen om van wit in rose. De bloem treedt nu in haar koele, onaantrekkelijke, mannelijke phase. Tegen de avond kwam het stuifmeel vrij, zodat een aanwezige kever bepoe derd kan worden. Toen ook gingen de binnenste bloembladeren, meeldraden en sluitstaminodiën weer open, terwijl de eerst gladde trechter door het uiteen wijken der meeldraden ook begaanbaar was geworden en ruim 3 cm openstond. De nu onaantrekkelijke gevangenis ging open! Wat zou ik geven om dit op de Amazone eens in werking te zien! Wat zou ik zien? Dat de ontsnappende kevers met stuifmeel beladen opnieuw op avontuur gaan en bij een jongere bloem er weer in vliegen of beter er in tuimelen. (Commentaar hierbij is goedkoop!) Onze waarneming opent wijde vergezichten, maar op het verleden. Eens, bij de geboorte van de bloem, 120.000.000 jaar geleden, waren er nog geen bijen en dergelijke als vaste, directe bloembestuivers alleen kevers, dom, lomp en meestal vernielend. Onze Victoria, met kenanga, tjampaka, magnolia e.d. waren reeds om hun vorm erkend als overblijfselen van een primitieve wereld. Nu zagen we ze ook als levend in een primitief milieu. Hoe moet het in dat milieu gegeurd hebben, al was het vrij kleurloos! De kleur van Victoria en magnolia is reeds pro gressief. De bij, de vlinder en de vogel kweekten later pas goed de kleuren in de wereld. Het meeste uit die oude wereld is vergaan, maar enkele super-aangepaste of in beschermende gebieden levende vormen hebben zich gehandhaafd in de nieu were wereld. Vooral in de tropen zijn zulke levende fossielen te vinden, zoals we zagen. Daar is trouwens het brede, rijke en fundamentele te vinden, zonder de noordelijke vernauwing om het klimaat. Vooral buiten de tropen werd alles later in de natuur wel moderner, bewuster en slimmer, maar ook harder en meer sociaal gedirigeerd. Hier in Europa is de lange winter meer geschikt voor de weliswaar kleurbeminnende, maar zelfs grauwe, des zomers ijverig-sparende, des winters sloom opeengepakte sociale bijen. Adoeh, zucht nu een ex-avonturier, voorzien van formulieren, met de hele familie grauw ingepakt samen om de kachel, adoeh, ik voel het!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 10