ALS IK STRAKS DERTIG BEN JOS VAN ARCKEN NA ZES TIEN JAAR TJALIE ROBINSON TJIES Vervolg van pag. 7 Als je nog klein bent wil je vreselijk graag maar zo gauw mogelijk „groot" zijn. „Als ik straks groot ben mag ik alles!", denk je dan heel naïef. Toen ik zeven was wilde ik tien zijn. Alleen maar omdat dat zo'n mooi getal was. Daarna wilde ik graag zeventien zijn, omdat ik wanneer ik geen één keer zou blijven zitten, dan van de H.B.S. zou zijn. En twintig, dat was eigenlijk nóg mooier dan tien. Als ik ziek was en het duurde lang dan troostte ik mezelf met de gedachte: „Als ik twintig ben ben ik vast en zeker beter." En ook leek twintig mij de leeftijd waarop een mens volwassen wordt. Niet eens achttien wanneer je naar alle films mag. Ook niet eenentwintig als je officiéél meerder jarig bent. Heel gek. Maar hoe dan ook, als je klein bent wil je steeds vooruit, steeds maar gro ter, belangrijker en vooral volwassener, want dat is zó interessant. In ieder geval is er nooit sprake van weemoedig terugkijken. Toen ik veertien was gingen we met verlof naar Holland. Ik mocht kiezen: na acht maanden mee terug naar Indië, waar de scholen steeds slech ter werden, of alleen in Holland blijven om de school af te maken. Ik koos zonder aarzelen het laatste. Als je nog heel jong bent, twijfel je nooit lang, omdat je er dan nog steeds zeker van bent dat alles zal gaan zoals je dénkt dat het zal gaan. Die zekerheid raak je zo langzamerhand wel kwijt. Dat werd ik mij ineens bewust toen ik bij de boe ken een oude bekende zag liggen: „De Sprookjes van Hans Andersen". Daar waren ze weer alle maal: „De hals van de fles", „Het meisje met de zwavelstokjes", „De sneeuwkoningin" en het meest dierbare: „De denneboom". Het is het sprookje dat ik me het best kan herinneren. Ik zie mezelf nog zitten in onze achtergalerij, die uit keek over de Kali Brantas daar in de diepte, met het dikke boek voor mij op de grond. Heerlijk koel waren de tegels. Buiten was het schei- heet. In de bijgebouwen was de baboe aan het vertellen. Dat kon je horen aan de monotone vrij hoge stem waarmee ze sprak; heel anders dan wanneer ze een gewoon gesprek voerde. Het was te zacht om te horen wat ze zei, maar het hoorde bij de „middaguren als ik stil moest zijn omdat mijn moeder sliep. Eigenlijk was er daar beneden bij de Kali van alles te beleven. Door een smal manshoog poortje en via een slingerpaadje door hoog gras kwam je er, maarik mocht niet en dus was het poortje altijd hermetisch gesloten en verdiepte ik me in een boek. Als het een droef verhaal was eindigde het prompt met een huilbui, tenminste toen ik nog erg klein was. Dat ging later wel over. Ik geloof dat ik na mijn tiende jaar geen een sprookje van Andersen meer gelezen heb. Op een vendutie is het boek verkocht. Alleen ieder jaar weer met kerstmis als ik de boom aan het versieren ben denk ik even heel vaagjes aan dat sprookje. Heel even maar zie ik de boom niet als boom, maar als een levend wezen dat zo graag kerstboom wilde zijn en dan heel ruw omgekapt wordt, pijn in zijn stam heeft en merkt dat het kerstboomzijn heel teleurstel lend is en maar van zeer korte duur. In het sprookje verdwijnt de boom na de feestdagen naar zolder waar hij helemaal verdroogt en het daarop volgende jaar als hij weer tevoorschijn wordt Voor de aanstaande feestdagen is het meest welkome geschenk voor AL Uw vrienden en familie NATUURLIJK een horloge van betere kwaliteit van Laan van Meerdervoort 520 Bij Uw juwelier sinds 1841 Den Haag - Telefoon 33 64 41 gehaald en nog heel even hoopt dat hij weer kerst boom zal mogen zijn, verdwijnt op de brandstapel. „Voorbij, voorbij", zucht de boom dan, „alles is voorgoed voorbij". Iedere keer weer als ik het sprookje begon te lezen, hoopte ik, dat door een wonder het verhaal intussen veranderd zou zijn. Dat die boom wél tevreden zou zijn geweest daar in het bos en niet zo vlug had willen groeien en niet omgekapt zou zijn. Maar neen, het einde blijft even droef. En zelf ga je door met te wensen dat je tien bent, zeventien, twintig. Ja zelfs nu nog, denk ik bij een hele boel dingen: als ik straks dertig ben. ELLEN „Zal ik zeggen, dat hij dat laat?' „De dag dat zij niet meer naar me kijken zal ik me ergeren beloofde zij. Zij lachten. „Je bent eigenlijk verdraaid knap zei hij ver wonderd. Ik ben gewoon trots op je. Goed ge kleed en zo. Als ik aan je denk zie ik je voor me in tjalana monjet, met piekharen, die je af en toe weg blaast." „Eigenlijk geef ik niets meer om kleren. Je moet wel in Den Haag, een soort hormat aan de stad. Wanneer je jong bent ziet je aanbidder wat je aan hebt, aardig. Ben je eenmaal getrouwd en je man moet je kleren betalen, dat ziet hij slechts de prijzen. Later, met meer salaris, ziet hij hele maal niets meer. Wel andere vrouwen, gekleed en opgemaakt op een wijze waarop hij zijn vrouw beslist niet zou willen zien." „Oh zei hij nadenkend. Toen zij naar hem opkeek scheen hij iemand bij de deur te fixeren. „Verdomd, heeft die kerel me nu toch gevonden. Even later stond er een man naast hen. Hij boog met een plichtmatige vriendelijkheid. Scherpe groeven liepen van neus naar mond over een hard, gebruind gelaat. Hij scheen het lliht niet te kunnen verdragen, want hij droeg een zonne bril, ofschoon het toch al donker was. Alicia ergerde zich aan zijn geruite pak, de ringen aan zijn vingers. Zij ving iets op over very urgent, hate to disturb you. Zij luisterde niet naar het gesprek dat de beide mannen voerden, zij teken den getallen op papiertjes die zij overal vandaan schenen te halen. „So sorry Alicia." Zij schrok op. „Helaas moet ik nu al gaan. Mr. Campuropoulos heeft dringend iets met me te bespreken, heel onverwacht. Hij zal me naar Schiphol brengen, onderwijl kunnen we dan praten. Wil je me wegbrengen? Hij brengt je dan weer naar huis." Alicia bedankte gereserveerd. Neen, zo lastig voor die hoe heet hij? „Die man zal zo dankbaar zijn dat hij me even heeft mogen spreken, dat hij je met liefde naar huis brengt -verzekerde hij haar. „Juist, ik prefereer zonder liefde te gaan." Zij aarzelde even, niet zeker van welke taal zij zich bedienen zou, deze Adonis zou wel ettelijke talen spreken. „Deze orang lijkt me bijzonder pienter boesoek, zul je voorzichtig zijn?" Hij keek haar intens aan en schaterde het uit. Zij namen afscheid. Zij stil, hij druk, met veel beloften om spoedig aan te komen. Hij sprak vlug, alsof hij alles, wat niet uitgesproken was, in drie tellen goed wou maken. Alicia keek de opzichtige luxe auto na, een buitenlands nummerbord. Zij had medelijden met haar broer. Hij is op jacht naar iets dat verloren ging. Ik berust; of niet soms? het nieuwe boek van is verschenen geb. f 6.90 „In Tjoek heeft Vincent Mahieu zijn vroegere werk nu en dan ver weten te overtreffen". Nieuwe Rott. Crt. Van bekroond met de novellenprijs van Amsterdam, kwam de vierde druk gereed geb. f 6.90 Bij elke boekhandel te koop LEOPOLD - DEN HAAG 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 23