NA TIEN JAAR R. CARPENTIER ALTING Wat timide stond zij bij de ingang naar het restaurant. Haar ogen zochten de tafeltjes af, blikken opvangend en weer loslatend. Achter in de zaal stond een man op die beide armen ophief. Even wierp zij het hoofd achterover en glimlachte opgelucht. Bij de begroeting spraken zij beiden tegelijk, toen zwegen ze. „Zestien jaar! Nu ziè ik pas hoe lang dat is!" Met een geamuseerde blik namen zij elkaar op. Neen, de eerste jeugd was wel voorbij. Toen ze gezeten waren zwegen ze, en alsof hij vreesde dat zij iets zou gaan zeggen, wendde hij zich om in de hoop een ober te kunnen lokken. Zij nam hem rustig op. Een gevoel van teleurstelling bekroop haar. In je herinnering verouderen de mensen niet. Nu, met een aperitief, een sigaret, scheen er helemaal niets meer te doen te z'jn. Nerveus schoof hij borden en bestek naar een hoekje van de tafel. „Ik moet ruimte hebben, het is zo eng hier," verontschuldigde hij zich. „Heb je het druk?" vroeg ze. Enorm druk. Je kunt niets aan anderen overlaten. Alles moet je zelf doen, overal tegelijk zijn. De mensen hadden geen tempo, en nu, met het steeds groter worden van zijn zaken, waren verre reizen noodzakelijk.. Hop-hop de wereld over. Zelden was hij meer thuis, en als hij er was scheen hij de kinderen gek te maken. Bovendien waren zij verplicht vaak gasten te ontvangen. Alicia volgde zijn relaas van geluk en gegrepen kansen, succes, met een mengeling van bewondering en weerzin tegelijk. Zij stelde zich de huizen voor die hij één voor één beschreef, zij groeiden met zijn carrière, van heel eenvoudig, tot groot en groter, steeds verder weg van New York. Het huis van nu, wist zij waarom hij dat gekocht had? Liefde op het eerste gezicht. Het lag hoog, aan een baai. met daarin eilandjes. Daar achter de horizon, 's Morgens vroeg, in de zomer dan, op het platje, met een kopje koffie, ja heus. Sheer bliss! De wereld was dan nog stil, het gras grijs van dauw, in de struiken en bomen jubelden de vogels. Alicia glimlachte. Zijn enige hobby was: auto's. „Weet je nog, je eerste auto, die je op een vendutie kocht. Dat fiat twoseatertje waarmee we trots naar school reden. Als hij weigerde huurde je een katjong om te duwen." Ze lachten bij de verrukkelijke herinnering. „Vreemd, denk jij veel aan vroeger? Ik niet. Het is doelloos, verkeerd. We leven nu en toch al zo kort en er is zo ontzaggelijk veel te doen." „Het grootste geluk ligt in het verleden," zei Alicia. Hij scheen haar niet gehoord te hebben; onrustig keek hij rond. „Vind je het goed dat ik even New York ga aanvragen? Margaret even een kerstgroetje brengen, want met Kerstmis zit ik weer tussen hemel en aarde." Alicia knikte. Zij staarde naar de flonker- lichtjes in het glaswerk. Was deze nerveuze man haar broer? Zou hij werkelijk niet beseffen waarom hij nu juist dat uitzicht gekocht had? In haar verbeelding zag zij hem weer als jongen. Gewikkeld in een gestreepte deken op zijn vensterbank hurkend, tegen de achtergrond van de lichter wordende hemel, als een vormeloos silhouet genietend van de koelte van de nacht, die nog in de tuin achtergebleven was. Toen hij weer terugkwam vertelde hij dat Margaret haar kerstgeschenk direct van de juwelier zou krijgen. Dat gebeurde ieder jaar automatisch. Allemaal zo makkelijk daar. „Ja, gezellig zei Alicia en om de toon van spot in haar stem te verdoezelen, meteen: Hoe gaat het met Margaret?" Goed, ook druk. Voortdurend soesah met personeel. Ze lieten je natuurlijk in de steek wanneer je een groot diner gepland had. Maar zij stond voor niets, zij had hele diners in de freezer. Af en toe namen zij vacantie, steeds vrij plotseling, wanneer de zaken het toelieten. Meestal vlogen ze naar Jamaica, Nassau, die kanten uit. Daar werd je pas weer mens. De kinderen liepen de hele dag achter de calypsobands aan, zo'n soort ketoprak met oliedrums. Hij ging dikwijls op de pasar kijken. Verruk kelijk, al die bekende vruchten en geurtjes daar. Misschien zouden ze eens naar Europa komen, mis schien ook niet. Met een blik op zijn horloge informeerde hij of het lang duurde voordat je hier bediend werd. Over twee uur moest hij al weer weg zijn. Jammer dat zij elkaar maar zo kort konden zien. Ober! „Meneer heeft haast zei Alicia met een bede om begrip in haar ogen. Tijdens het voorgerecht kwam New York aan de lijn. Alicia liet het afruimen en tekende figuurtjes op het tafelkleed, zoals altijd een palmboompje aan een strand. Ach ja, hij vloog er even heen, daar voelde hij zich weer mens, temidden van de pasargeurtjes. Zij lachte tegen hem toen hij glun derend terug kwam. „Alles goed?" „Prima, alleen de jongste heeft waterpokken. Groeten van Margaret en wanneer je eens komt? Waar is je man eigenlijk, ik dacht dat die ook mee zou komen?" „Plotseling op reis, Duitsland." „Ah. Duitsland, daar zou hij nu geregeld komen. Natuurlijk zou hij haar dan geregeld op komen zoeken. Met een snelle auto kon hij best zo nu en dan overwippen, een week-end of zo, om weer even op verhaal te komen. „Die nieuwe, grote zakenlui daar, zijn eigenlijk allemaal kleine mensen met veel groot geld. Onzeker, geen savoir faire." Alicia stelde zich haar broer voor in dat milieu, eenvoudig, hartelijk met toch een onmiskenbare superioriteit. „Hoe leef jij eigenlijk? moest hij ineens weten. Zij haalde haar schouders op. „Leven? Dit is geen leven, meer vergeten in een sleur. Geen contact met de natuur. Je kon hier niet ver zien, nergens hoog staan. De dingen zo kunstmatig, met de hand gecultiveerd. Netjes allemaal, maar zo vervelend, zonder verrassingen. En in de steden? Een rotswoning, met andere rotsen tegenover je; een straat spelonk in de diepte; klein stukje hemel boven je, bovendien nog aangevreten door daken en schoor stenen. Eén mooi, goed aangelegd park dit land." „Heimwee? Het is een luxe gevoel. Wanneer je genoeg te doen hebt, merk je er niets meer van. „Ik heb heus genoeg te doen, meer dan me lief is. De hele dag snertdingen. Soms teken ik nog. Dan staan alle lieve bloemenpastels met hun gezichten naar de muur. Klaar, dat is dat, en wat nu? Musea, toneel en dergelijke dingen. Natuurlijk, dat had je daar niet of nauwelijks, maar het vergoedt niet alles. Een gevoel van gemis, dat blijft knagen, zeuren, nooit aflaat. Geen luxe gevoel. Het is in je, als het merg in je beenderen." „Dat gevoel is me vreemd zei hij. Alicia lachte ironisch. „Dacht je dat ik de enige ben?" Zij zwegen. Hij keek rond. „Daar zit een vent voortdurend naar je te kijken. Vervolg pag 23)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 7