EEN TROPISCHE NACHT IN LEIDEN PROF. L. VAN DER PUL Jawel, ik ken U, tropische nachten. In alle geuren en toonaarden! Ja toch goed, ook toonaarden, want allerlei diergeluiden wedijveren dan met elkaar. De padden en tonggerrets roepen hun verlangens uit in de nacht. En dan gaat opeens de kwaak over in een kreet en er is weer een pad door een slang gegrepen. Geen stille, heilige nacht beschrijf ik voor dit kerstnummer. Ik had eens roeping om speciaal te speuren naar dit leven in de tropennacht, zoetvloeiend leven op bloemen en rond vruchten, gonzend leven om bloed, sluipend leven om warm vlees. Overigens was het slecht voor mijn nachtrust en reputatie. („De suspecte idioot onder de boom in het park")! Ik dwaal af, maar dat mag in een tropische nacht, waarin duizend dingen dansen, dwarrelen en fladderen. Terug naar de geuren! Als er ergens geurflarden in de nacht opdoemden verlokte dit mij tot snuffe lend onderzoek, 's Nachts moet je vergeten, dat een mens een ogendier is en moet je als een goed nachtdier tot neusdier kunnen afzakken. Nog leveren de talloze bloemgeuren, zoals van melati, tjampaka, kemoening, ketjoeboeng, se- dep malam, nachtsering, peteh, agave, kapok en pisang de meest typische her innering aan de tropennacht. Dit geldt voor mij, al gun ik Tjalie de walm van lampoe templek, saté-stalletje en boemboe's. Maar daarnaar riekt tegenwoor dig half den Haag. Nu nog herinner ik me hoe je met de ogen dicht de Dagoweg in Bandoeng kon afzakken en snuffelend zeggen nu zijn we bij de tjempaka poetih van het Lyceum, nu bij de tjempaka selong van de familie Volkens, nu ruik ik de kenanga in de achtertuin van Bakker. Bij het hoekhuis naast de Tjika- pajang de zalige perzikgeur van de Osmanthus fragrans, die vanuit de mi nuscule bloempjes elders ook de tuin van de Chinese tempel vulde. Helaas (ik behoor te zeggen dat ik me om de oren moet slaan, maar weet nooit hoe dat moet) weet ik nog altijd niet waarom de tjampaka 's nachts zo geurt. Met één nacht in de boom was ik dit raadsel en de kwelling misschien kwijt geweest. Te laat. Een nacht onder de zurig-muffe leverworstboom, pisang, peteh of agave en de voorkeursgeur van de bloemvleermuizen was bekend. Van de kenanga (groenige bloemen met een overdreven zoetig fruitluchtje die ook Noto Soero- to's „geur van moeders haarwrong" verklaren), weet ik nu dat de geur oor spronkelijk voor fruitkevers bestemd was. Onthoud dit voor straks! De gewone kembang bangke (de naam is door een geur-doof publiek gegeven) lokt kleine kevers en de reuzen kembang bangke oftewel reuzen-lijkenbloem die de omtrek van het park kon bezwalmen met zijn vieze walm, misleidt in derdaad doodgraverkevers. Van de „nachtsering" de sedep malam, de berg-ketjoeboeng, de kemoening en vele andere weet ik de zin van hun zoete geur nachtvlinders. Het grapje met de brave dame op een lezing, die ik eerst liet verklaren dat zij deze geur zalig vond en vervolgens inlichtte dat dit nu een nachtvlindersmaak was, dat grapje is eigenlijk al te oud om het te vertellen en soms erg fout. Ik heb ook eens gestaan voor de Victoria regia in de vijver van de Planten tuin in Bogor. Overdag niets te ruiken, wel veel te zien aan de reusachtige bladeren. Op een avond was er geur en een bloem, maar o lummel der lummelen - het water scheen me veel te diep en te erg scheen de bleber (mooi Soenda- nees hè? maar je kunt het ook anders schrijven). Het pak dat ik toen spaarde, ligt nu toch afgeschreven in de koffer op zolder, onnut tussen de veel nuttiger kolenzakjes en de hopelijk ooit nuttige zonnestoelen plus zonnescherm. Voor altijd te laat? Toen kwam onlangs de inval een nachtwandeling in de kassen van de Leidse Hortus Botanicus. Gedaan! Ik rook weer die ketjoeboeng, volgens de achturige tuinman geurloos, maar bedwelmend zoet in de nacht, als vroeger bij Pengalengan. In de orchideeënkas wolken van geur, veel sterker dan overdag, bij de nacht- vlinderbloemen van sommige Epidendrums. Een geluidloos, maar hier en nu ook zinloos signaleren en lokken in een niet-begrijpend milieu. Zangers voor doofstommen, maar ja als doven staan wij altijd tegenover zingende bloemen. In de grote kas achter de deur opeens een penetrante fruitgeur als van kenanga. Niets te zien gelijkvloers, maar het kwam van boven, waar de Monstera klom, de grote gatenplant. De aronskelken ervan, onbereikbaar hoog, moesten wel de bron van de geur zijn. Een echte kevergeur. Inderdaad bleek uit de boeken dat in Zuid-Amerika deze bloemen met bedrog kevers vangen en er door be stoven worden. Tenslotte naar de Victoria-kas, waar laat nog de fruitgeur van de beroemde bloem hing, eens vernoemd naar Koningin Victoria. Ik wist al, dat de bloem iets met kevers te maken had; heb een relatie, die overdag op de natuurlijke groeiplaats in de Amazone-rivier uit elke open bloem een paar kevers haalde, grootte als meikevers. We wisten ook al dat de bloem de eerste avond wit en geurig is en de volgende dag in het midden deel gesloten, rood en geurloos. Maar waarom dit? (We wisten nog meer, maar dat zullen we wel herontdekken). Deze septemberavond was het te laat; de bloem was al over zijn kortstondige hoogtepunt heen en bovendien weer water en modder. Toen werd het tijd voor speciale maatregelen bij de eerstvolgende bloem-ope- ning. De hortulanus legde een bezwaarde plank in het bassin en zette een paar lieslaarzen klaar. De nachtelijk levende Amazonische kever met de juiste reacties ontbrak uiteraard, maar ik was blij met een dode meikever. Wij (mijn dochter en ik) kwamen om half acht de kas binnen. Fantastisch! Onderaan de donkere trap overweldigde ons reeds de oorverdovend machtige geur, als van een winkel vol meloenen. En dat geconcentreerd in één bloem! Maar dat moet ook wel als je kevers van de verre oever of van andere, verre bloemen wilt aanlokken over het gevaarlijke water. Boven gekomen zagen we het stralende wonder in het bassin, zuiver wit en zeker 20 cm in doorsnede. Een aanplant van rijst en suikerriet zorgde voor het décor. Ik schuivelde spoedig lieslaarzig tastend over de overwaterplank, ietwat aar zelend en bezweet in de zwoelte. Ik verbeeldde me dat ik de kevers zag aan zeilen over de stroom, door de macht van het instinct geleid. Even geschrokken omdat de dochter blitzte (De foto is gelukt, en je zou daarbij zweren dat de bezwete held langs de Amazone-oever sluipt, als er niet ergens een gloeipeertje was blijven branden). Ik laat de kevers (zoals dergelijke primitieve, niet aan bloembezoek aange paste dieren in de natuur ook wel zullen doen), botweg op de bloem vallen. De slappe toppen van de binnenste bloembladen buigen door en weg is de kever. Het blijkt dat hij terechtgekomen is in de trechter van de compacte meeldradengordel, een opening van 2J/j cm breed. De helmknoppen zijn nog dicht en ze sluiten volkomen glad aaneen zodat ook een levende kever er geen houvast op heeft en nog lager terecht komt, in de ketel onderin de bloem. Dus een volkomen „glijval" voor onbewuste, misleide bezoekers. Er is geen terugklimmen mogelijk. Daar de meeldraden nog niet open zijn, verkeert de bloem in de witte phase kennelijk in het vrouwelijke stadium. Dan kan ze nog geen stuifmeel aan zichzelf afgeven en ook niet aan de kever, die daarom ook vastgehouden wordt tot het zover is. (U weet wel tegen de zelfbestui- ving). Nu zijn er valbloemen die de bezoekers zuiver misleiden en niets aanbieden. Maar reeds 10.000.000 jaar geleden, toen er nog geen „people" waren, gold de leus: „You can't fool all the beetles all the time" en zo werd Victoria pro gressief. Voor onze kevers, die al vorige nachten in andere bloemen gevangen zaten, wordt er werkelijk voedsel geboden. Tegen de zijwand van de ketel zitten gele lichaampjes, de zgn. carpelaanhangsels. Ze bestaan uit zacht weef sel, dat vol suiker zit en worden door de kevers opgegeten. Degenen, die de kevers het eerste beschreef en de interne ravage zag, dacht dat ze pure vernielers waren, maar de knaaglust is kennelijk afgeleid naar bij zaken. De „eetlichaampjes" zijn ook producenten van de geur. Bij de productie ervan of ten behoeve van de verdamping, ontstaat blijkbaar veel warmte. Met de vinger in de bloem is dit reeds te voelen en de thermometer wijst tot 12° boven de luchttemperatuur. (Vervolg pag. 10)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 9