VAN HIER EN GUNDER t
Mevr. J.
DANK
RECTIFICATIE
Bij het verhaaltje „Poekoel Teroes" op
pag. 15 van ons Kerstnummer vermeld
den wij abusievelijk K. als ondertekening.
Deze moet zijn W. F. Wanrooy.
1 3
Jeugdherinneringen
Van Hier en Gunder is onze belangrijkste rubriek. Voor het eerst in de historie van de Indische
journalistiek bestaat ergens een vrije uitwisseling van gedachten over de meest uiteenlopende onder
werpen. De Indische burger stuurde destijds haast nooit ingezonden stukken in en doet het nog steeds
slecht in de Hollandse pers. Omdat wij hier vaak „als vreemden" spreken en niet verstaan worden,
In TONG-TONG voeden wij elkaar op, sterker dan uit welke andere kolom ook in dit blad is hier
de psychologie van de Indischman te herkennen.
„Ik lees eigenlijk met langzaam stijgende ergernis
uw voortdurende complimenten voor de emigran
ten die elders zo goed hun best doen, terwijl U
veel onaangename kritiek hebt op mensen die hier
blijven. Vindt u zelf ook niet, dat U unfair bent
X.
(Naam inzender bekend)
Wanneer wij een vergelijking maken tussen emi
grant en in Holland verblijvende repatriant, moe
ten wij wel vaststellen dat de geëmigreerde soort
veel meer initiatief heeft. Het wemelt hier van
„makan pensioen dan gojang kaki" lieden met een
zeurig kantoorbaantje, het natje en droogje op z'n
tijd, het TV-tje en het bromfietsje „en dan al", ter
wijl om maar één voorbeeld te noemen: vijftiendui
zend landgenoten in Indonesië aan hun lot wor
den overgelaten.
Eigenlijk is de formidabele groep van V3 miljoen
Indischgasten geruisloos weggezakt in de Neder
landse massa. Én dat betreuren wij zeer. Deze zelf
de V3 miljoen, die een kwart eeuw nog maar ge
leden een kolossaal gebied als Indonesië uitmun
tend administreerde, gouverneerde en groot maak
te, is nog maar een groep „mee-pikkertjes" gewor
den.
Het geringe percentage dat een gunstige uitzon
dering maakt (en met vreugde en trots vinden wij
deze mensen onder onze lezers) mag niet beschouwd
worden als voldoende representatief voor het non-
actieve deel. En wat de emigranten naar andere
werelddelen betreft: ze zijn nog maar kort weg en
moesten van de bodem af aan opnieuw starten
zonder rehabilitaties, meubelvoorschotten, pen-
sioenoptrekkingen en zo meer, maar let U op mijn
woorden: over een jaar of vijf zullen hunne pres
taties die van onze groep hier verre overtreffen.
Tenslotte: generaliseer niet. Men steke de hand
in eigen boezem.
Sedert enige tijd ben ik op een cursus voor spreken
in het openbaar. Dit heeft in huiselijke kring en on
der familie en kennissen heel u>at deining veroor
zaakt, aangezien ik een gewoon huismoeder ben
Ons wordt verzocht op de oefenavonden te spreken
aan de hand van de beelden die we ons voor de
geest halen en tot mijn grote schrik ben ik tot
de ontdekking gekomen dat ik maar bitter weinig
van Indië afweet
M. C. B.
Deze lezeres vroeg ons om hulp en natuurlijk
krijgt ze die. We appreciëren haar ondernemings
lust zeer en wensen haar veel succes toe. Verreweg
de meesten van ons zullen, als ze over Indië zou
den moeten spreken, merken dat ze net als de
meeste Indische mensen - vroeger in een té be
perkte kring geleefd hebben (vandaar zoveel voor
oordelen, misplaatste critiek en eigenwijsheid vaak!)
Ook zien onze boekerijen er vaak treurig uit en als
we een gast iets van Indië zouden willen laten zien
of lezen, hebben we meestal niets. Maar gelukkig
is M.C.B. de enige niet. Vele Indischgasten gaan
nu constructief aan het werk. Veel succes!
„Tjalie, ik ga voor honderd procent accoord met
de assimilatie-voorstanders (die dus tegen Tong-
Tong zijn), behalve wat het eten betreft. Dat moet
beslist algemener populair worden in Nederland,
want niets is zo voedzaam en smakelijk als Indisch
eten
Forget everything except the Indonesian fleshpots
Het zij zo. mevrouw. En wij wensen U oprecht
toe dat Uw trappenhuis Uw leven lang naar sajoer
lodeh en ajam besengek moge ruiken.
Stuurt U me uw blad maar niet meer toe. De helft
is Maleis
V.
We kunnen hierop natuurlijk wéér antwoorden:
„Neem een rood potlood en streep aan wat Maleis
is. En U vindt verhoudingsgewijs niet meer Maleis
dan b.v. in „De Japanse Steenhouwer" van Mul-
tatuli."
Maar dat weet men natuurlijk wel. Men heeft al
leen geen trék en dan is elk (aangedikt) motief
goed genoeg. Zegt men van notemuskaat, een
leuke sarong, een rijsttafel ook: het is Maleis. Weg
ermee!? Denkt men werkelijk dat een aantal es
sentieel goede en nuttige waarden van y2 miljoen
repatrianten in Nederland ,,weg-geassimileerd" of
genegeerd kunnen worden met een bot „neen"?
De geest van Tong-Tong ZAL winnen.
In Bandoeng bewoonden wij een ruim huis met
een aardige tuin vlak achter de waranda. Een
trapje af: dan het grote erf, uitgestrekt langs de
Tjikapoendoeng.
De tuin was het domein van mijn Moeder, die er
haar duifjesorchideën, angrèk boelan en andere
soorten planten en bloemen had èn de talrijke per-
koetoets en één koetilan.
Het erf achter langs de kali, was voor ons kinde
ren vol geheimzinnigheid en vaak deden wij er, in
tjelana-monjet, hele ontdekkingsreizen. Gewapend
met „pijl en boog" gingen wij in de trant van
Winnetou, op jacht naar „bleekgezichten", de
kippen, die we weer lieten ontsnappen, a la Old
Shatterhand, (Oude Schaterhand, zoals we tot
woede van mijn jongste broer zijn held noemden).
De groep pisangbomen, volbeladen, en manga-go-
lèk, betekende voor ons „de oase", waar het goed
rusten was na een vermoeiende jacht. Een feest
was het als dan een aroe-manis-verkoper langs
kwam en wij van onze zakcenten een hele pluk
van het draderig spul kochten, of anders de tahoe-
verkoper, die een nog grotere klandizie had.
Op het erf stonden ook veel vlierbomen, waar
doorgaans de omhulsels van de tongerèt-larven
te vinden waren, die wij dan verzamelden. Een en
kele keer vonden we een volwassen imago, die dan
bewonderd werd om zijn prachtige kleuren en
mooie doorschijnende vleugeltjes. Ook een kame
leon behoorde tot onze „vaste vriendjes". We kon
den hem meestal op de melati vinden of anders
op een tak van de bougainville. Een keer was hij
er niet. Grote verslagenheid. Naarstig werd er
gezocht, tot wij hem vonden in de spleet tussen
twee wortels van de tjakra-tjikri, dat naar onze
begrippen, voor hem het andere eind van de we
reld betekende, waar hij in aanvalshouding ons
aankeek. Wat was het geval, het dier had kenne
lijk eitjes gelegd en voelde zich toen bedreigd. We
vonden het wijselijk ons maar discreet terug te
trekken, en naar andere dieren om te zien.
Tot onze menagerie behoorde ook Mieke.
Aan alle Tong Tong vrienden en vriendinnen die
mijn man en mij een troostende hand hebben toe
gestoken na het heengaan van onze Rob.
Weest u er van overtuigd, dat deze grote saam
horigheid ons veel goed heeft gedaan.
Ik wil besluiten met een kort gebed, dat ik dag
en nacht in mijn hart omdraag:
We seem to give him back to Thee, dear Lord,
Who gavest him to us. Yet as Thou didst not
lose him in Thy giving, so we have not lost him
by his return.
Amen.
IDA VAN KOETSVELD
Mieke was een prachtige witte struise gans, trouw
en aandoenlijk.
Het was op een regenachtige dag, dat de slokans
op ons erf zowat overliepen van de bandjir. Plot
seling kwam er iets kleins en geels voorbijschieten
in de stroming en zo snel als we konden renden
we naar het andere eind van de slokan, waar we
dat plukje geel opwachtten en op het droge brach
ten. Een onthutst geel hoopje veer stond piep-
kwakend midden op het groene grasveld angstig
naar al die bruine en witte benen rondom hem te
kijken. Een ieder was vertederd en het beestje ge
noot sindsdien van allen de genegenheid. Zorg
zaam werd ze vertroeteld en mocht zelfs in de
bakoel, die groter werd naar gelang de vogel
groeide, in de kamer slapen. Als we langsliepen,
werd de nodige stilte in acht genomen, om Mieke,
zoals we haar gedoopt hadden, omdat Boengsoe,
onze major domus met kennis van zaken had ge
constateerd dat ze tot het vrouwelijke geslacht be
hoorde niet wakker te maken.
Zo groeide Mieke op tot een knappe mooi glan
zende ganzevrouw, die dol was op aanhalingen,
graag öp je schoot „klom" om kop en hals om
onze nek te leggen en aan je oor te snateren.
Eindelijk vonden we het tijd worden haar een
koene levensgezel te geven. Een ganzenkoopman
werd opgetrommeld, die met twee grote koeroen-
gans vol op het erf kwam. Alle dieren werden cri-
tisch bekeken en gewogen of ze wel goed genoeg
voor onze Mieke waren. De keuze werd bepaald
en „Hans" behoorde van toen af tot onze ge
meenschap.
Nu was het zaak Hans aan zijn bruid Mieke voor
te stellen. Dat moest natuurlijk op elegante manier
geschieden en alle voorbereidingen daartoe wer
den getroffen. Mieke werd gehaald en in een
wijde kring van belangstellenden plaatsten we bei
de dieren tegenover elkaar. Hans nog wat onwen
nig met zijn vrijheid en zich als een vreemde eend
gevoelend tussen al die mensen, was verheugd een
soortgenoot te ontdekken, waar hij dus vrolijk op
af ging. Mieke daar en tegen, die nooit meer sinds
haar prille jeugd een familielid had gezien, schoof
preuts achter de kring. Haar nieuwsgierigheid won
het echter en al spoedig waren ze onafscheidelijk.
Intussen leefden wij in de verwachting van een
komende gezinsuitbreiding bij hén. We hadden de
tijd al uitgerekend wanneer de eerste eieren er
zouden zijn. Op het grote erf achter, was een
groot hok gemaakt voor de nacht en overdag
kuierden ze genoegelijk snaterend samen rond en
legden veren op eikaars poten, wat wij als een
gunstig voorteken zagen. Maar wat er kwam,
geen ei. Dat duurde zo een half jaar. Toen werd
de bapah geraadpleegd die ook ganzen had. Deze
bekeek Mieke nog eens. Een glimlach kwam op
zijn oud vriendelijk rimpelig gezicht toen hij zei:
„Ik begrijp Mevrouw: Nonnie Mieke is jongen."
C. L. S.