Over Kruideniers BERAAD en Imperiaal besef 5 Dezer dagen lazen wij in de rubriek „Dezer Da gen'' van de Nwe. Rott. Crt. het volgende: Nederland heeft nooit politiek of industrieel, maar steeds commercieel gedacht. Aldus schreven wij woensdag in deze rubriek. Aan dit „commerciële denken" wij gebruikten zelfs de term „kruide niersmentaliteit" schreven wij de achterstand van de Nederlandse wetenschap toe. ]a, veel van onze tekortkomingen in de geschiedenis kan terug gebracht worden tot dit „commerciële denken". Maar toch is dat niet het hele verhaal. Want er is een ander soort denken dat in Nederland een even grote invloed heeft gehad (en nog heeft) als het commerciële, en dat is het theologische denken. De dominee en de kruidenier zijn twee oertypen, die wij steeds weer tegenkomen in onze geschiede nis en in onze hedendaagse politiek, ja in onszelf. De dominee in ons dat is onze neiging om het wereldgebeuren te zien in dogmatische en, naar mate de secularisatie toenam, in ethische en ten slotte in juridische termendat is onze neiging om liever gelijk te hebben dan gelijk te krijgendat is onze neiging om de middelen te veronachtzamen in ons ongeduld het doel te bereiken, of onze af keer van de onzindelijke politiek, die niet direct op het ideaal afstevent. De kruidenier in ons dat is onze neiging om alles te zien in termen van im- en exportdat is onze achterdocht jegens investeringen die geen directe of geen tastbare vruchten dragendat is óók onze afkeer van die politiek die zich bezig houdt met andere dan meetbare en rendabele waar den. Dikwijls gaan de dominee en de kruidenier in ons land hand in hand, zegent de dominee de daden van de kruidenier en ziet de kruidenier in de do minee een nattige steunpilaar van zijn maatschap pij. Maar soms botsen deze oertypen. Zo zou men kunnen zeggen, dat gedurende de laatste honderd jaar van onze Indische politiek de dominee en de kruidenier een verwoede strijd met elkaar gevoerd hebben (beiden overigens evenzeer de plank mis slaande). In onze Europese politiek van na de oorlog heeft de dominee de overhand gehad met het para doxale gevolg dat straks op de Europese top conferentie te Parijs, ons domineesland door twee roomse ministers, De Quay en Luns, vertegen woordigd zal worden. Dit is slechts een schijnbare tegenstrijdigheid, want in de eerste plaats strekt de domineesinvloed zich ook uit tot onze roomse landgenoten en in de tweede plaats is het, zoals gezegd, het kenmerk van de dominee in ons, dat wij de middelen veronachtzamen in ons ongeduld het reine doel te bereiken. Is er dan een derde oertype, dat ons ontbroken heeft en in andere landen wel aanwezig is? ]a, ons ontbreekt het oertype van de soldaat, de man die zowel strateeg als tacticus is; die zich laat leiden door een bepaald doel (zo men wil, ideaal), maar wiens middelen de resultante zijn van zijn doel èn de tijdelijke omstandigheden. De kruidenier daar entegen staart zich blind op de middelen; de domi nee op het doel. Wij zeiden het laatst in enigszins andere woor den: Nederland is, hoewel het in het bezit van een imperium is geweest, nooit in staat geweest een imperiale politiek te voeren. (N.B. „imperiaal" heeft net zo weinig te maken met imperialistisch als het oertype soldaat met „militaristisch" of zelfs „militair"). Wat wij toen schreven gaf een In dischmande volgende woorden in de pen: „Het is ongetwijfeld juist, dat in Nederland zelfs geen besef is van imperiaal missiegevoel"Zelden of nooit geweestin Nederland. Maar het staat als een paal boven water, dat duizenden Nederlan ders in Indië het wél hadden en vaak in hun eentje en tegen hogerhand in getracht hebben dit gevoel zoveel mogelijk vorm te geven. Honderden ambtenaren B.B., officieren, kopstuk ken uit handel en nijverheid, planters, academici, kortom iedereen met een beetje behoorlijke intel ligentie en een redelijk lang verblijf in Neder- landsch Indië kreeg dit en kon er met „thuis" nooit over praten. „Coen al had meer „imperiaal besef" dan alle Heren XVII bij elkaar. Multatuli zag zijn Koning als Keizer van Insulinde, maar staat hier na honderd jaar) nog steeds te boek als een soort socialistisch kampioen tegen de onderdrukkingHet begrip van „opheffing van de Javaan" bestond daar praktisch; hier alleen als ethisch sentiment. „Als Nederland meer imperiaal missiebesef gehad had, zou het Nederlands bindende voertaal geweest zijn in dat land van tientallen talen en dialecten. Honderden miljoenen zouden daar geïnvesteerd zijn in plaats van als geadoreerde baten hierheen ge haald (zelfs Potgieter stelde het verlies van deze baten als een soorf nationale ramp). „Het zenden van de Karei Doorman was nochtans geen imperiale politiek, maar koloniale politiek. Als er imperiaal benul geweest was, had men de Doorman juist NIET gestuurd. Het zenden van de Gelderland om Paul Krüger te halen daarentegen was wel imperiale politiek. „Als wij in de historie kijken naar andere landen met wél een impériale politiek en we vinden Spanje, Portugal, Engeland en Frankrijk en we gaan na wat daar nu nóg van over is, dan weten wij precies wat imperiaal is en wat koloniaal. En misschien vraagt men zich af, wat dan toch eigen lijk wel koloniaalis? Dat is imperialisme, ge dacht en uitgedragen door een kruidenier." In het ongezouten oordeel van deze Indischman heeft dus, wanneer wij onze erfenis in Indonesië vergelijken met de erfenis van Spanje, Portugal, Frankrijk en Engeland in hun voormalige kolo niën, onze combinatievan dominee „ethisch sen timent" en kruidenier „geadoreerde baten"), hetzij als bondgenoten hetzij als tegenstanders, ge faald. Het doet ons plezier dat blijkbaar „autochthoon Nederlandse" en Indische critische meningen el kaar niet hoeven dwars te zitten. Integendeel: een voortdurende uitwisseling moet zeker voeren tot De redactie van Tong-Tong is nogal „onwillig" om artikelen op te nemen, waarin wordt gewee klaagd over de vernederingen, van de Jap of van de Indonesiër ondervonden in krijgsgevangenschap of oorlog. Evenzeer voeleff wij weinig voor copy waarin kapittelend of meewarig gesproken wordt over mensen van lage positie of geringe ontwik keling. Wij stellen deze opvatting omdat ons regelmatig zulke artikelen bereiken, zij het meestal met de beste bedoelingen. Krijgsgevangenschap ontsiert of vernedert de ware mens niet (denk aan Cervantes); noch zijn de levenservaringen van de nederigen minderwaardig (Xenophon was eens ook soldaat). Het leven omvat alle levensvormen. Wij uit Indië, die tot twee, driemaal toe alles gewonnen en alles verloren hebben, horen nu toe te zijn aan een wijsgeriger levenshouding of althans er ernstiger naar te streven. Sociale verwatenheid en geeste lijke onverdraagzaamheid keuren wij toch geen van allen goed? Tenslotte: de redactie van dit blad weet heel goed dat zij fouten maakt. Het is Uw plicht die aan te wijzen. Maar timbang lang genoeg om zeker te zijnvan een eerlijk en opbouwend oordeel. Noch U noch wij schrijven om een persoonlijke visie per sé aan anderen op te dringen, maar om uit drukking te geven aan het algemene verlangen om een gezonde samenleving te dienen. T. R. breder inzicht en efficiënter maatschappelijk en politiek beleid. Dat zulk een ruimer begrip te vin den is in juist de NRC mag misschien beschouwd worden als een indicatie dat de integratie van het „Indisch denken" al verder op weg is dan menig een wel denkt. Het curieuze in onze eigen groep is nochtans dat men zich hier nog steeds gedraagt als „veronge lijkte quantité négligeable" of als „passief assimi- lant". Als immers deze zelfde woorden van „Drie star" in Tong-Tong hadden gestaan, ondertekend T. R„ zou direct de signalerende of bezorgde kreet zijn opgegaan: „Pas op! Anti-Nederlands!" of: „Pas op! Koloniaal!" Laat ons beseffen dat elke goed gedocumenteerde, rustig en vastbesloten naar voren gebrachte Indi sche mening bij élke intelligente Nederlander gehoor en consideratie móet vinden. Durf waardig Indisch man te zijn. Poekoel teroes! T. R. Oudgasten van Batavia herinneren zich misschien van Hotel Tjikini de directeur mijnheer Koevoets? Zo n gezellige kleine dikke actieve totok? We vragen ons bij herinneringen aan bepaalde personen in Indië maar zelden af of ze er ooit anders uit gezien hebben dan toen wij ze kenden. En toch moet dat natuurlijk het geval geweest zijn. Op deze foto is mijnheer Koevoets nog een magere jongeman (ge heel links voorgrond)nét in Indië. Hij kon z'n geluk gewoonweg niet op: nooit winter, duizend-en-één vrijheden. Hier bijvoorbeeld de hele familie plus gasten bij een verjaardagspartijtje zo maar de kali in! Mijnheer Koevoets is nu natuurlijk ook „alles kwijt Alles behalve zijn wijde hart dat het binnen dit opeens te klein geworden vaderlandje maar niet naar z'n zin kan vinden. Dus is hij maar weer eens op reis gegaan naar z'n kinderen en tjoetjoeks in Australië. En straks zullen we wel weer verder zien. En als hij ooit weer terug zou kunnen Direct man. direct!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 5