DJOJOBOJO JOS VAN ARCKEN De Komeet van Halley (1910) Laan van Meerdervoort 520 Den^Haag - Telefoon 33 64 41 ONZE EENZAMEN 9 Tjalie, durf je het in Tong-Tong niet te hebben over het jaartal 1961 en over ,,kerbo poteh pulang ke-kandangnja? CH. W. In feite heb ik deze vragen al van zovele kanten gehoord, dat nu het jaar 1961 aangebroken is, de vraag wel een korte bespreking waard lijkt. Zeer zeker in Tong-Tong. Op de eerste plaats moet nogmaals en met nadruk worden vastgesteld dat er geen bewijs bestaat van een schriftelijk neergelegde voorspelling, zoals b.v. wél bestaat van Nostradamus. De historie kent Djojobojo alleen als een bijzonder begaafde Ja vaanse prins met in het bijzonder literaire gaven. Dat neemt zeker niet weg dat D. best toekomst voorspellingen gedaan kan hebben (kunstenaars en wijsgeren trokken zich vaak in kluizenaarschap terug en konden dan in trance komen), maar het exacte bewijs bestaat niet. Er bestaan dus wel overleveringen en interpreta ties. Bijna elke kijaji heeft op z'n tijd wel een nieuwe versie of afwijkend inzicht aan de (even tuele oorspronkelijke) voorspelling toegevoegd. Ook zijn later berekeningen van astrologen of voorspellingen van helderzienden (en speculan ten!) aan de Djojobojo-legende toegevoegd. Wat is waar en wat is niet waar? In elk geval is naar men zegt in de loop der jaren zoveel merkwaar digs „uitgekomendat de Djojobojo-legende, com pleet met zijn deugden en gebreken, een vaste plaats in de volksopinie heeft verkregen (al is dat bij nuchterlingen vaak in de zin van „het kan vriezen, het kan dooien. T.a.v. het jaar 1961 nu zou Djojobojo voorspeld hebben dat na de komst en verdwijning van de orang tjèbol (de Japanners) en een korte periode van onafhankelijkheid, maar van veel bloed, een jaar zou aanbreken dat omkeerbaar zou zijn, waarin vrede, voorspoed en welvaart zouden terugkeren en dan voor lange tijd. Nu is 1961 omkeerbaar (draai maar eens om!), maar zou D. iets hebben kunnen weten van een Christelijke jaartelling? In elk geval is het om keerbare jaar volgens de javaanse jaartelling ge luidloos voorbijgegaan. En verder: er zijn natuur lijk in beide jaartellingen veel „omkeerbare" jaartallen geweest: 1881, 1771, enz. „Als je maar lang genoeg mikt", zeggen sceptici, „komt er al tijd wat uit!" Wat betreft het terugkeren van de „kerbo poteh", de witte karbouw, zijn er dus (helaas!) ook twee gissingen, waarover door Djojobojo-kenners einde loos gedisputeerd wordt: keert de witte karbouw (dus de Nederlander) naar zijn stal-Nederland of naar de stal-Indonesië terug? Velen zweren:naar Indonesië, want in het gebied waar hij thuishoort, heeft een karbouw geen stal, maar op zijn hoogst een „liar" (leger of nest). Als er dus uitdrukkelijk staat „kandang", dan duidt dat op samenleving met de Javaan, dus Indonesië als er „kan dang" voorspeld is. x) de witte karbouw keert terug naar zijn stal. Pengidupannja manusia seperti permainan dada, bisa dapet menang lebi banjak dapet di kalahkan. Ons leven gelijkt op een dobbelspel, dat gewon nen of meer verloren kan worden. Advertentie HOUDT UITVERKOOP 15-30 JANUARI van Prima horloges en klokjes met kleine schoonheidsfoutjes Als jongen van 8 a 9 jaar bestond mijn wereldje uit een tjalana monjet en een bordje nassi rames. Toch herinner ik me, dat mijn ouders het toen goed hadden. Zij leefden van het salaris van mijn vader en de huur van enkele huizen. Wij hadden twee paarden op stal o.a. een sandelwood voor het gebruik van de deleman, die de kinderen naar school bracht en een groot Australisch paard voor de vier-wielige cabriolet, die mijn vader gebruikte orn naar kantoor te gaan. 's Middags gebruikten we het rijtuig om met mijn ouders en de vier kinderen kennissen of fami lie te bezoeken of om naar de Dierentuin of bioscoop te gaan. Wij woonden in Batavia in een huis, dat door mijn ouders was laten bouwen naar eigen inzichten en verlangens. Wat er precies gebeurd is, weet ik niet, ik was er toen nog te jong voor, om het te kunnen begrijpen. Misschien was mijn vader overgeplaatst en hc kan ook zijn, dat hij was ontslagen en in Soerabaia, waar wij heen zouden gaan, een andere baan had gekregen. Alles werd op de vendutie verkocht behalve de huizen. Mijn vader vertrok eerder naar Soerabaia en zou voorlopig logeren bij een ge trouwde zuster van moeder tot hij een huis voor ons kon huren en zijn zaken geregeld had. Mijn oudste zuster ging met hem mee om zolang de huishouding waar te nemen, want mijn moeder en de andere kinderen bleven in Batavia in een pavil joen bij een familie voor onze studie in verband met de overgang. Zo gebeurde het, dat wij bij een wandeling door de stad vóór ons vertrek een van onze verkochte paarden tegenkwamen. Mijn moe der riep het paard bij de naam. Het dier herkende haar stem, want het keerde het hoofd om. Met een snik pinkte zij heimelijk haar tranen weg. Op mijn leeftijd begreep ik er toen weinig van en drong de betekenis hiervan niet diep tot me door. Jaren la ter, tijdens de Japanse bezetting, toen ik mijn goederen verkopen moest om het hoofd boven water te kunnen houden en nog veel later alles moest verkopen om de overtochtskosten naar Holland te kunnen betalen en alles moest verlaten, wat mij dierbaar was of waaraan ik zo gehecht was, be greep ik en voelde ik des te harder wat mijn ouders geleden moeten hebben. In Soerabaija had mijn vader gelukkig een goed huis kunnen huren, maar wij leefden op beschei dener voet. Het was in dat huis, in het jaar 1910, dat de komeet van Halley zich in al z'n glorie aan ons vertoonde. Dit was 's morgens heel in de vroegte en mijn ouders waren zo attent om ons te wekken. Eerst was de komeet nog veraf en heel klein maar werd met de dag groter en groter tot zij van de ene tot aan de andere horizon reikte. De kop van deze staartster was maar heel klein, de staart was veel en veel groter en ging als een lichtende fakkel over de aarde. Dreigend als een zwaard van Damo cles, want de mare ging door het land, dat de ko meet misschien tegen de aarde zou botsen. Wij sliepen niet meer in de kamer in bed, maar op matrassen in de open voorgalerij. De javanen hiel den sedekaans om de boze geesten en goden gunstig te stemmen, soms met zeven soorten gebakjes, soms met boeboer poeti en boeboer merah (witte en rode pap gebruikelijk bij offermaaltijden) met de nodige kembang banjon (bepaalde bloem), klapperolie en gobang (halve stuiver) en een cent en dat alles werd op een viersprong gedeponeerd. Of het door de boeboer kwam of de gebakjes weet ik niet, maar de komeet is niet tegen de aarde gekomen. In ons nummer van 15 november plaatsten wij onder bovenstaande titel een stukje van Dr. Pop- Smeets, waarin onze TONG-TONG-lezers gvraagd werd een alleenstaande repatriant voor enkele da gen in huis te nemen of een pakje met Indische lekkernijen klaar te maken. Blijkens onderstaande brief die wij na de feestdagen van Dr. Pop-Smeets ontvingen is deze oproep een succes geworden: Nu de feestdagen voorbij zijn, voel ik mij geroe- pen om U te danken voor de oproep die U in Tong-Tong plaatste ten gunste van onze Indische patiëntenDe reacties hebben mijn verwachtingen overtroffen, zodat niet alleen repatrianten in onze kliniek maar ook repatrianten in Ewijk, Puiflijk en Leerssum verrast konden worden. Ik hoop dat er voor meerdere mensen een wat langer contact uit zal voortvloeien. Ook de Vereniging „ONZE TOEVLUCHT" bezorgde een 100-tal eenzame repatrianten een blijde kerst, door in Dansschool de Galerij (Den Haag) een kerstdiner aan te bieden. Er was veel lekker eten. Er werd gezongen onder leiding van Zuster Cronnin van Het Leger des Heils en er was voor iedereen een pakje. De zaal was leuk versierd en de stemming was opperbest. De Vereniging „ONZE TOEVLUCHT" bestaat nu drie jaar en dit kerstdiner begint een vaste traditie te worden. Al de dames en heren achter de schermen, die ervoor gezorgd hebben dat deze avond een succes werd vanaf deze plaats alle hulde! Tussen twee haakjes: ONZE TOEVLUCHT is ook de vereniging die kleren inzamelt om die weer onder repatrianten en spijtoptanten te distribueren. Dus: wanneer U iets wilt wegdoen, belt U dan even: 637041.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 9