VI. SCHULDBEWUSTE TERUGBLIK VII. TRINIDAD De weg naar de stuwdam, tientallen kilometers door oerwoud. Zal dit de weg zijn die Suriname opleggen zal Typische straat in Paramaribo; houten huizen op palen, 8 msBmvBH Vin TJAUB New York, 11 -2-'61 Sinds 10 dagen heb ik geen brief meer geschre ven. Ben hopeloos ten achter en zal de komende brieven alleen als flashbacks moeten schrijven. Las gisteren in de etalage van een reisbureau in 7th Avenue: „Ten countries in 42 days Dat is baar lijke nonsens. In zo korte tijd zie je niets van al die landen. Als je zoals ik over een land gemiddeld 6 dagen doet en bovendien nog geholpen wordt door allerlei vrienden, practisch 18 van de 24 uren op sjouw bent en dan nóg realiseert: ik schiet hope loos te kort, dan heb je zelfs geen moed om reis brieven te schrijven uit vrees langs de werkelijk heid heen te praten. Altijd word ik heen en weer geslingerd tussen het verlangen om jullie te schrijven en het besef dat ik eerst meer moet zien om béter te schrijven. Bij na altijd ga ik dan toch maar op stap, kom bekaf thuis en denk: morgen schrijven. En morgen ga ik weer op stap. Dat ik nu schrijf komt alleen om dat m'n voeten kapot gelopen zijn bij eindeloze wandelingen langs de New Yorkse avenues en streets. Als je dan terug denkt aan Curagao, Trini dad, Suriname, lijkt het opeens alsof je op onbete kenende mierenhopen terugziet. Dit Amerika slaat me onophoudelijk perplex. Het is werkelijk het grootste wat ik ooit gezien heb, in alle dimensies. En nochtans besef'ik dat het „gewone mensen" zijn, die dit alles gemaakt hebben. Hetzelfde soort wezens dat ook in Aruba en Suriname woont. Ik zal dus de mensen bekijken en de verwantschap proberen te peilen tussen hen en ons. Ik wil eerst praten over „White Rose of Washington". Toen ik bij Lies en Karl Banfer in Washington logeerde, hoorde ik hen veel goeds vertellen van een dame van Hongaarse afkomst, die zich altijd met veel zelfopoffering had ingespannen voor In dische emigranten. Ze was helaas met vacantie er gens in de Caribbean en ik kon haar dus niet ont moeten. Maar Lies had haar een brief geschreven, waarin ze over mij vertelde en wie schetst mijn verbazing toen ik in Curasao een telegram ontving van Mrs. Rose Feher, waarin ze schreef me te wil len ontmoeten. Daarvoor maakte ze dan speciaal een aparte „hop" naar Curasao. We ontmoetten elkaar op het vliegveld en spraken en hele mid dag over allerlei problemen van de emigrerende Indischman ten huize van „Okkie" van Ommen (voorzitter van de Indische Vereniging Suriname). Deze Mrs. Feher (haar Hongaarse naam betekent: wit - daarom noem ik haar „White Rose kwam aan het begin van deze eeuw als kind in een emigrantengezin in Amerika en heeft alle hardships ervan aan de lijve meegemaakt. Sindsdien vooral na de dood van haar echtgenoot heeft ze zich erg ingespannen voor allerlei emigranten, in het bijzonder de Indische. Als sponsors faalden (en dat gebeurde nogal eens) stond zij zelf op de bres, haalde deze gezinnen in huis, voedde en kleedde ze en zocht werk voor ze. Helaas heeft ze daarbij nogal eens stank voor dank ontvangen (U weet wel van die njonja bertinkah en mannen die overal te goed voor zijn)maar dat heeft haar er nooit van weerhouden haar werk voort te zet ten. We hebben direct plannen gemaakt om elkaar in de States weer te ontmoeten om te proberen vas te contacten te maken. Dat ze zich de moeite en de kosten getroostte om een aparte extra reis te ma ken om me te zien, hoewel ze verre van rijk is, be wijst de uitnemende hulpbereidheid van „White Rose". Ze wilde die halve dag ook per se niet in een hotel zitten, maar voelde zich erg senang on der het gastvrije dak van de Van Ommens. Ze hoopte ook dat dit soort gastvrijheid zich ook zou mogen uitstrekken tot allerlei vreemdelingen. „Maak een tourist home voor ze", zei Mrs. Feher, „niets is zo goed voor het stichten van duurzame vriend schappen als wijde gastvrijheid". Ik hoop werke lijk dat in de komende zomer ook vele Indische ge zinnen zich bij V.V.V. zullen laten inschrijven met een kamer voor buitenlandse touristen. Het gaat niet om de paar stuivers die je eraan verdient, maar om de mogelijkheid van een nieuwe vriend schap, die „terugbetaalt in de toekomst. In Curagao maakte ik kennis met Henk en Gebke Rudolph en hun gezin. Flinke, doortastende, onaf hankelijke mensen. Hij nam ontslag bij de Marine vóór het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd omdat hij niet naar Holland terugwilde. Pakte direct goed aan, gaf tennislessen en zette in tussen een kippenfarm op. Ze wonen nu in een zelfgebouwd, eigen huis en hopen een goede toe komst tegemoet te gaan. Dat bouwen van een eigen huis is overigens een mooie „nationale eigenschap van de Antillianen (Aruba, Bonaire, Curagao). Men koopt langzamerhand zijn eigen bouwmaterialen, ontwerpt een eigen huis en laat de plannen door de bouwpolitie goedkeuren. Dan gaat men met een paar vrienden elk weekeinde en vrije middagen ijverig aan het bouwen. Moeder de vrouw zorgt voor eten en drinken. Het worden uiterst gezellige en productieve weekends, want na een paar maan den is het huis klaar. En reken maar dat het een goed huis is, want men bouwt het voor zich en zijn nakomelingen. Zoiets is helaas in Holland niet mo gelijk. Deze manier van bouwen bouwt ook vriend schappen op en verknochtheid aan de grond, het brengt technische vaardigheden tot ontwikkeling. Iedereen merkt dat hij wel metselen, timmeren en leidingen aanleggen kan. Het bouwt dus ook zelf bewustheid op. Als Henk Rudolph gedaan had wat andere Indischgasten in Nederland doen, zou hij als hij eindelijk pensioenrijp was, ook alleen maar kun nen „toenggoe mati in een huurhuis. Hij is zowel lichamelijk als geestelijk „potig" gebleven en actief medebouwer geworden in het land, waarin hij leeft. Petje af. Uitstekende Indische pioniersgeest! Hetzelfde gaan nu ook Polly en Bert Rusch- .Swart doen. Op het driekwart in aanbouw staande huis wappert fier de banier „Poekoel teroes Bert is techniker, zou ook wel zijn diensttijd vol kunnen maken in contract bij een maatschappij, maar hij verkiest zijn eigen weg te gaan. Sociale zekerhe den? Wie en wat kan ons ooit helemaal vrijwaren van kommer en zorgen? „Helpt U zelf, zo helpt U God!" is een devies, waarbij Holland groot ge worden is en waarmee de pioniers Indië groot ge maakt hebben. Let wel, dit betekent helemaal niet „Ieder voor zich en God voor ons allen Waar deze opvatting heerste heb ik heel wat Indo s ten onder zien gaan in onderlinge verdeeldheid. Iedere lezer visse voor hemzelf uit wat het verschil is tussen deze deviezen! In vele Indische gemeenschappen op mijn reis heb ik met vreugde kunnen ontdekken dat de In dischman zich langzamerhand begint los te weken van zijn „Paatje Gouvernement-complex" en zich gaat oriënteren op een nieuw en onafhankelijk burgerschap. Daarbij steunend op de lotsverbonden heid nieuwe gemeenschappen sticht. De vloek van het loonslaafje zijn van Gouvernement of gro te concerns in ruil voor pensioenbeloften zal na een generatie (hoop ik) opgeheven zijn. Ik wens de Indische Verenigingen in de West graag een langdurig en nuttig leven toe in prettige samenwer king met de burgers van het land. Ik hoop in Tong- Tong nog veel over de vele vrienden te mogen schrijven, die ik tijdens mijn korte verblijf heb ge maakt. Saluut! New York, 11 febr. 1961 In deze reisbrieven schrijf ik nog geen twintig ste deel van wat ik allemaal te vertellen heb. Geen tijd en geen plaats! Ik spring alleen snel over enke le punten. Zal later op lezingen in Holland meer vertellen. Heb buiten het programma om met dr. Jim Hil- gers een paar dagen doorgebracht in Trinidad, in derdaad in vergelijking met Aruba, Curasao en Suriname het prettigste land om te wonen. Het heeft bergen met een Bandoengs klimaat en de warmte van Soerabaja aan de kust. De touristen- gidsen verklaren dat Trinidad het Paradijs op Aar de is. En kom je er na het hete droge Aruba en Cu rasao dan denk je: „Het is waar. Het lijkt of je weer in Indië bent". Maar je hoeft er maar een dag te zitten en rond te kijken of je meet zonder enig chauvinisme vaststellen: „Trinidad haalt niet, op geen stukken na, bij ons oude Indië!" West- Java alleen al steekt Trinidad met gemak in zijn zak. De natuur is in Indonesië veel rijker, de nij verheid van het volk groter, de schoonheid van het land veel gevarieerder en hoger. Dit is werke lijk geen „sombong". Het is aan de ene kant ook logisch: Trinidad is maar een klein eiland. Ik vraag me alleen maar af: als Indonesië weer in de touris- tengidsen komt en men is nu al zó enthousiast over Trinidad, welke superlatieven moet men dan vin den voor ons vooroorlogs paradijs? Vergeleken bij de Antillen en Suriname wint Trinidad het echter in vele opzichten gemakkelijk. Klimatologisch op de eerste plaats: het klimaat is hier veel milder dan op de droge Antillen en het broeierige Suriname (net als Bandjarmassin). Ver der: politiek. In Trinidad doet men niet of nauwe lijks aan politiek. Het leven gaat daar rustig en vriendelijk zijn gang. En daardoor komt er veel meer energie vrij voor culturele en sociale activi- bradend in de zon. Foto's r.v.d.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 8