VIII. SURINAME Lees verder volgende pag. teiten. Trinidad heeft dus op straat al direct veel meer „nationale vindingrijkheden": drink je in Suri name en de Antillen zowat alles uit flesjes en blik jes, in Trinidad heb je b.v, de „sea-moss", een koele drank gemaakt uit uitgekookt zeewier, gemengd met melk en suiker, geserveerd in melkflesjes, ge frappeerd. Goerih, smaakvol, erg populair. Dan heb je daar de „sour sop", ook in melkflesjes uit de ijskast: een mixture van zuurzak met melk. Jim Hilgers dronk zich er een complete buikpijn aan! Dan is er de „bosco" (een soort chocolademelk) en de „peanut punch", een mixture van melk en pinda, smaakt naar pindakaas. Heerlijk. Is dat zó de moeite waard, denkt U, om dat te beschrijven? Ja zeker, een volk dat zich niet ver koopt aan massafabrikaat maar voor de producen ten van zijn land inventief blijft, is een gezond volk. Dat valt me ook op in de States, de restaurants bulken hier letterlijk van de originele spijzen en dranken. Op het eiland Trinidad heb ik gelogeerd in de hoofdstad Port of Spain, een stad die verrassend veel aan Singapore doet denken, met een druk en rommelig en stoffig handelskwartier (veel Indiërs, veel Chinezen) en wijde, rustieke „koloniale re sidentie-gedeelten. Daarnaast heb je er wijkjes zo als Batoetoelis en Kemajoran, waar ook veel „In do's" wonen van Spaanse komaf en van Engelse „blijvers". Bij zo'n blijver, een mr. Stone, met een „guesthouse", een soort Indisch pensioen, heb ik gelogeerd. De huisvrouw, mrs. Marie Stone, is een echt Indisch „Maatje", het huis (80 Dundonald Street) lijkt precies op Gang Alaydroes of Gang Yapdjened. De Stones hebben vijftien kinderen. Alleen de jongste zes zijn nog thuis en net zo „dje- rit en tjrèwèt" als zoveel Indische gezinnen. Zag b.v. echt ouderwets een scène, waarbij zoonlief de meiden uitkafferde en dus door zijn moeder achter na gezet werd met de sapoe! Trinidad is goedkoop. Je hebt daar Chinese res taurantjes, waar je voor 40 tot 65 ct. flinke porties tjaptjai, nasi goreng of bami kunt krijgen. Bami heet daar Chow Mein, Pangsit heet Wan Ton. Het grote Nanking Restaurant aan 44 Queen Street lijkt sprekend op Kam Leng op Glodok. Het eten is SUPER. De bevolking is hoofdzakelijk Indisch en Creools. De Creolen zijn zeer muzikaal. Ik ben geweest naar een Calypso Contest in de Queens Hall (gro ter dan de Bataviase Dierentuin, eivol), waaraan o.a. de wereldberoemde Mighty Sparrow meedeed. De avond stond onder leiding van King Melody en was een waar vuurwerk van spontane geestig heid. Echte volkskunst, zoals ongeveer de shows van „onze ouwe" Miss Riboet. In de zaal de aller- hoogsten en de eenvoudigsten van de samenleving. Het Hollandse: „Dames en heren, een applausje vooris er niet bij. De zaal staat telkens uit zichzelf al overeind. King Melody is een soort Wim Kan bij zijn eigen volk. Verder heb ik in een nightclub de nationale „limbo dance' gezien, waarbij de artisten achter over gebogen onder een heel laag gehouden lat door „lopen" zonder de grond aan te raken of te vallen. De kampioen is een lange „Indische jongen (dat heet daar „Spanish Als je die kerel van bijna twee meter lang, in de knieën achterover ge vouwen onder een lat van zes inches door ziet kruipen, geloof je je ogen niet. Er is een gezellige, vrije sfeer in Trinidad, in het eerste het beste eethuis, waar Jim en ik neer streken, waren we direct goede maatjes met het personeel. Speciaal met het dienstertje Sylvia Mun- gal, die ons probeerde over te halen om te blijven tot het Carnaval, dat wereldberoemd is door de enorme kunstzinnigheid die erbij tentoongespreid wordt. Wij kwamen in sommige „kampongs in hutjes, waar geweldige gevaarten in aanbouw wa ren van een ingewikkeldheid en kostbaarheid waar we verstomd van stonden. Al zijn kunstzinnigheid leeft de man van Trinidad uit in dit Carnaval, schijnt het. Maar de man die het hardst werkt, als landbou wer, techniker of handelsman, zowel hier als in Suriname, is de Indiër. Het is de man uit India, die de economie (dus ook de maatschappij) be- heerst. Hij heeft zelfs zijn eigen bioscopen met films uit India, zijn eigen tempels, zijn eigen taal. Politici bekijken de sterke groei van de Hindustani wel eens met bezorgdheid. Het komt me voor, dat alleen een gelijkwaardige energie bij andere volks groepen voor een rustig evenwicht in de toekomst zorgen kan. Wat de Indischman betreft, die het voor het kiezen heeft, waar hij zijn laatste levensjaren het prettigst slijten kan, we kunnen hem gerust zeggen: ga in Trinidad zitten. Dit land komt „ons oude Indië" in alle opzichten 't meest nabij. Na de Antillen en Trinidad, betrekkelijk fris door de eeuwige passaatbries, vond ik Paramaribo (in gesloten door grote bosgebieden) broeierig warm. De hele sfeer van Paramaribo doet denken aan Bandjermasin. Hier vond ik de muskieten ook weer terug - en denk nog met plezier aan het auditorium op mijn lezingen, waar ik de hele avond door de luisteraars ijverig naar muskieten zag slaan, een zeer ongewoon gezicht. Ik heb tot nu toe steeds gepraat over Aruba en Curasao zonder plaatsnamen te noemen. Dat komt omdat de eilanden betrekkelijk klein zijn en men in de stad levend practisch het hele eiland kent. Niet zo in Suriname, een enorm groot stuk van het Zuid-Amerikaanse continent, waarvan de hoofdstad Paramaribo maar een heel klein stukje uitmaakt. Ook noem ik Aruba en Curasao altijd samen, omdat het practisch zustereilanden zijn. Maar Suriname is heel wat anders. Onze voorlich ting ten deze in Nederland laat nog steeds veel te wensen over. We denken altijd aan Suriname en de Antillen als één geheel, „De West maar in werkelijkheid ligt Suriname niet minder dan 1800 kilometer van de Antillen vandaan, ongeveer even ver als Napels van Nederland. En ook zeden en gewoonten van beide landen, klimaat, economie, enz. verschillen evenveel als Nederland van Italië. Suriname is volkomen een land op zichzelf. Het volk spreekt taki-taki (in de Antillen spreekt men papiaments). Curagao en Aruba zijn naakt en woestijnachtig (zoals Arizona op de films - Cura sao iets weelderiger dan Aruba); Suriname heeft een typische tropische oetan. Drijven Aruba en Curagao practisch geheel op de olie, in Suriname zijn de toekomstprojecten heel wat ruimer en ge varieerder. Daar hehben we op de eerste plaats Bruynzeel ons ook uit Indië wel bekend, compleet met vele oud-gasten uit Indië, zoals de directeur himself Van Pelt en andere bekende namen, zoals Narain, v. d. Berg, Storm v. Leeuwen, etc. Met de enorme bosgebieden van Suriname en een zeker groeiende markt in de nieuwe wereld kan Bruynzeel een zeer belangrijke bijdrage leveren voor de groei en wel vaart van Suriname. Als men het maar goed zien en steunen wil. Dan is daar verder het Brocopondo-plan, zoals de lezer weet een „ontdekking van de Indische jongen" prof. ir. van Blommestein, waarbij een enor me stuwdam in de Surinamerivier straks (in 1965 al!) de energie zal opleveren om o.a. een alumi- nium-plant in werking te stellen. Suriname heeft namelijk rijke bauxiet-velden, die behalve door Alcoa (de SURinam ALuminum COy - Suralco) ook door de Billiton Mij worden geëxploiteerd. Deze combinatie van bauxiet en stuwdam opent veel mogelijkheden. Is er ook wel „Indische be langstelling" voor? Tenslotte heeft in dit land met zijn enorme afme tingen en zijn ligging in Zuid Amerika met zijn nog groter afmetingen de luchtvaart zeker een goede toekomst. Wie er in elk geval niet blind voor is, is de heer Patoir (ook een Indische jongen), een energiek „idealist", die hard bouwt aan zijn Suri naamse Luchtvaart Maatschappij. Suriname heeft natuurlijk (en in vergelijking met Indië) ook veel tegen. De bodem is lang zo vrucht baar niet, de natuur niet zo rijk, de bevolking nog veel te dun, en dan is er natuurlijk zoals in elke naar volkomen onafhankelijkheid groeiende staat, de onrustige politiek, waaraan veel te veel energie besteed wordt. Maar was ook de Resident van Le- bak niet blij omdat hij zag dat er veel armoe was. Omdat hij wist dat hij DUS veel kon doen? Ik herhaal: in Suriname liggen grote mogelijkhe den te wachten; drie mogelijkheden liggen er al open: Bruynzeel, Suralco, S.L.M. Met staatman- schap en economische durf is hier veel te bereiken! En zeker met een grote groep mensen uit het oude Indië. Jammer genoeg staan allerlei politieke „an ti-koloniale" ideeën (vaak ongegrond of verouderd) de ontwikkeling nog in de weg. Evenals in de An tillen is er bij sommige groepen nogal achterdocht tegenover de Hollander, die in de Antillen een aparte aanduiding heeft (Macamba) en in Surina me ook (Bakra)Beide namen worden ook in on gunstige zin gebruikt (zoals in Indonesië de naam Blanda ook met een ongunstige tendens kon wor den gebruikt). Er is zeker nergens sprake van vij andschap. Sommige vooroordelen zijn misplaatst. Veel van wat men b.v. Hollandse kruidenierigheid noemt, is in werkelijkheid spaarzin en investerings- Mm 's Middags uitblazen in bed. Airconditioning aan. Ouwerwets ongegeneerd. .John's Grill" aan Marine Square, waar we voor het eerst kennis maakten met "sea-moss Vierde van links Sylvia Mungal, die ons ook een fototje gaf van haarzelf zoals ze op het vorige carnaval gecostumeerd was: als vrouwelijke Robin Hood. „Snow drop press" in de straten van Trinidad. Onze ouwe ijsyantoeng. met een Es-shanghai ge malen ijs in een bekertje, vast aandrukken, rode en groene stroop erop ge-tjrot en dan uit het handje opzuigen. Links Heidsieck („de toekang saté"). Dan: Bert en Polly Rusch (zie brief).

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 9