OMAATJE
KARAKTERONDERZOEK
G. OVERDIJKINK
JOHAN FABRICIUS
Mijn huis staat achter de kim
Een wereld in beroering
1 1
Vervolg van pag. 9
wel een zoet jongetje, ik zie hem vaak," zei het
jongemeisje. „Ik zie hem voor het eerst," zei de
zwaarbeproefde bewoner van he bovenhuis, ,,maar
ik hóór hem nu al drie weken lang, elke middag
om kwart over één en na vieren nog eens.
Het meisje boog zich over mij heen; ze legde haar
zachte vrouwelijke hand om mijn kin en keek mij
in de ogen, die door een vochtig waas een beeld
van hemelse liefelijkheid zagen. „Dat was nu toch
werkelijk wél een beetje stout van je, ventje." „Ja,
jufrouw, maar Ik had nu kunnen aanvoeren
dat ik helemaal niet aan die bel getrokken had,
maar Jantje van Meurs. Gelukkig echter was het
niet nodig, verraad aan een vriend te plegen: mijn
goed gesternte had me er behouden doorheen ge
sleept. Ik gaf dus maar toe dat het werkelijk stout
van mij geweest was, en herwon mijn vrijheid. De
meneer van het bovenhuis kon als winst boeken
dat het belletje-trekken (bij hem) voorgoed was
afgelopen en dat hij dank zij het incident, hoe
ergerlijk misschien ook op zichzelf, in nadere aan
raking met een lieve en opvallend knappe jonge
dame was gekomen.
Als romancier zou ik u graag verblijden met de
Vervolg van pag. 10
meubelchinees, die zelf geregeld de gouvernements
veilingen van djatiehout bezocht om er zijn inko
pen te doen voor zijn meubelbedrijf, uitgenodigd
voor schrijver dezes ook een partij djatiehout te
kopen. Nu hadden in die tijd de Europeanen bij het
gouvernement drie maanden crediet en kwam dus
na drie maanden pas de rekening. Andere land
aarden genoten dit privilege niet. „Accoord", zei de
Chinees, ,,ik ga naar de venduti op de noordkust
van Java en ik koop daar hout op Uw naam
voor mezelf en voor U. Zodoende geniet ikzelf
ook drie maanden crediet en kort voor de verval
dag kom ik dan met U afrekenen."
Ik nam zijn voorstel aan. Hij kocht prachtig
rond-hout, dat ik aan planken liet zagen. Tegelij
kertijd een mooie partij voor hemzelf. Al met al
werd het een flinke rekening die me door het
gouvernement werd aangeboden!
Och, ik zie hem nog komen na drie maanden, de
oude Chinees, hij had een grote buidel bij zich vol
zilveren guldens en rijksdaalders. De vloer van de
achtergalerij lag spoedig vol met rijen zilvergeld.
Ik had de oude „Si Bopeng", zo werd de meubel
chinees genoemd, in al die drie maanden niet gezien.
Hoe was ik gegrepen door zijn trouw en eerlijkheid!
Op de cent af klopte zijn afrekening!
Waar die eerste en latere leerlingen van die Buiten
zorg- en Soekaboemischool geplaatst zijn? We kun
nen gerust zeggen, dat bijna allen op Gultuuron-
dernemingen kwamen als employé. De leerlingen
van de bosbouwafdeling werden in hoofdzaak
aspirant- bosopzichter en later opzichter.
Van de laatsten zijn er zelfs, die na aanvullende
examens het tot bosarchitect gebracht hebben.
Ook aan landbouwproefstations vonden oud-leer
lingen vaak een goede werkkring.
Toen ons gezin eens van Java met verlof naar Hol-
lang ging, werden we in de haven van Belawan af
gehaald door een oude Javaanse oud-leerling, die
in Medan op een proefstation werkzaam was.
Hij had in de courant gelezen, dat zijn oud-leer
meester van de Cultuurschool met verlof ging en
Belawan zou aandoen met de boot. We bleven daar
drie weken en al die tijd stelde hij zijn auto voor
ons gezin beschikbaar.
Zijn vrouw was ook van de partij en met ons allen
bezochten we vele oude bekenden. Ik was nl.
voor mijn benoeming aan de Cultuurschool enige
jaren werkzaam geweest in de tabak in Deli. Onze
gastheer vertelde ons nog o.a. dat hij sedert kort
lid was van de gemeenteraad te Medan. Wat gaf
het een grote voldoening dergelijke flinke en te
vreden oud-leerlingen te ontmoeten.
In Sabang spraken we heel toevallig nog 'n Atjeher
ook een oud-leerling, die in Noord-Sumatra werkte
en juist toevallig ook te Sabang vertoefde voor za
ken.
Zo zou er nog heel wat te vertellen zijn over het wel
en wee van de voormalige Cultuurscholen, niet
alleen over die van Soekaboemi, doch ook over die
te Malang in O. Java.
Zo de redactie dit mocht wensen, dan misschien
nog eens: tot de volgende keer!
Twee delen memoires met herinneringen aan
Indië, ele landen van Europa, Londen
gedurende de oorlog, enz. Per deel f 2.90
Afz. verkrijgbaar. Omvang ca. 240 bladz.
Bij elke boekhandel
LEOPOLD - DEN HAAG
tijding, dat deze kennismaking tot een verloving
en een gelukkig huwelijk heeft geleid. Al verbiedt
de huidige romanstijl een happy ending, lezeressen
blijven er toch altijd nog gevoelig voor. Maar zulke
zaken speelden zich toen nog buiten mijn gezichts
kring af, en ik heb mij voorgenomen mij aan de
waarheid te houden (voor zover ik dat kan).
In gedachten zie ik gezegde jongedame nog met
boeken onder haar arm lopen: misschien was zij
onderwijzeres of werkte zij in een bibliotheek. Ik
heb haar mijn reddende engel genoemd. In mijn
ogen werd zij steeds meer tot een bovenaards we
zen; een glimlach uit haar lachende ogen, een
vriendelijk knikje ontroerden mij zo dat ik met mijn
tranen moest worstelen; ik had de grond willen
kussen waarop zij haar lichte voetjes zette.
„Dag, juffrouw!"
„Dag, ventje. Ga je al naar school?"
„Ja, juffrouw, al gauw naar de tweede klas."
„Ben jij niet dat jongetje, dat laatst in het water
lag?"
„Ja, juffrouw, dat was ik. Daarginds." Ik wees
de plaats aan.
„Nou, daar ben je dan goed van afgekomen. Hoe
heet je?"
„Ik heet Broer, juffrouw.'
Zo groot was mijn geluk over dit vertrouwelijk
onderhoud; ik werd er duizelig van. Was ik ver
liefd? Ik geloof het wel, al wist ik nog niet wat
dat was: verliefd.
Mijn goede engel, wier naam ik zelfs nooit te weten
ben gekomen, bleef mij beschermen. Haar voldoe
ning er over dat zij iets voor mij had kunnen doen,
moest mij wel een bijzondere plaats in haar hart
verzekeren. Ik kreeg nu en dan een plak chocola,
een paar pepermuntjes, liefdegaven die nooit mijn
deel zouden zijn geworden indien ik niet zo vol
hardend „bok" had gestaan voor Jantje van Meurs,
opdat deze aan de bel van het bovenhuis aan de
Garenkokerskade kon trekken. Zo ziet men, dat
de ondeugd óók wel eens beloond wordt, misschien
wel minstens even vaak als de deugd.
Een ietwat pijnlijke gevolgtrekking - maar een
juiste, vrees ik.
(wordt vervolgd)
Het is 5 december, 4 uur 's middags. De kantoren
worden vroeger dan anders gesloten in verband
met Sinterklaas, dus het is een geweldige drukte
op straat. Een overvolle tram stopt bij een halte
om enkele passagiers uit te laten.
„Niemand kan er meer bij," roept de conduc
teur tot de wachtenden, die de tram binnen willen
klimmen.
Desondanks lukt het een grote zware Hollan
der, zich in de tram te wringen. Ook een Indisch
vrouwtje probeert dat. Reeds heeft haar hand de
deur vastgegrepen.
„Niemand kan er bij, het is tjokvol," roept de
conducteur nog. „Pas op mevrouw, wij rijden weg."
„Alleen ik nog maar," zegt het vrouwtje.
„Ja, dat zeggen ze allemaal," zegt de conducteur.
Maar als de tram langzaam wegrijdt, staat het
vrouwtje reeds op de treeplank, zodat men ge
dwongen is haar toch naar binnen te trekken.
„Al die vrouwen, die boodschappen doen, moe
ten maar eerder naar huis. Zij hinderen maar de
genen die nu van kantoor naar huis moeten,'
moppert de conducteur.
„Dat zeg ik ook altijd," repliceert het vrouwtje
onverstoorbaar. „Ik kom ook net van kantoor."
„Dat zeggen ze allemaal," bromt de conducteur.
De anderen in de tram grinniken.
„Dat was gevaarlijk wat u deed, mevrouw," merk
te de Hollander op, die net voor haar de tram was
binnengeklommen.
„Ik was eerder dan u in de tram," meent het
vrouwtje.
De Hollander schudt het hoofd.
„Ik ben al oud, maar ik ben avontuurlijk," zegt
het vrouwtje een ogenblik later. „Avontuurlijk
moet je zijn in dit koude land. Raad eens hoe
oud ik ben," zegt ze tot de Hollander. ,,U mag
drie maal raden."
De Hollander kijkt op het kleine vrouwtje neer.
Zij heeft geen enkel grijs haartje, draagt geen bril,
tanden nog compleet, niet ompong. Alleen aan de
rimpels in haar bruine gezichtje, is te zien dat zij
niet meer tot de jongeren behoort.
„U bent zestig," raadt de man.
Het vrouwtje schudt het hoofd.
„Vijfenzestig," zegt hij.
„Veel ouder," zegt het vrouwtje.
„Ik zal er nog vijf jaar bij doen. Zeventig," zegt
de man.
„Vierentachtig. Ik ben vierentachtig jaar," zegt
Omaatje zegevierend.
H.
Udjian untuk pertjobahan kita, itulah selaman ja
sia-sia rtja jang mertjobak.
De toetssteen, waarop de mensen ons beproe
ven, is meestal hun eigen ijdelheid.
Wie in het Oosten het beroep van Tailleur wil uitoefenen, koopt een ouwe naaimachine uit het pand
huis. Klaar. Geen vakopleiding, geen middenstandsdiploma, geen bedrijfsvestigingsvergunning, ja zelfs
als directeur-bedrijfsleider geen hemd aan je lijf. Men gaat maar als Boeddha met keurig opgevouwen
benen achter het toestel zitten en ontwikkelt dezelfde filosofische levensbeschouwing en men leeft! Ah,
goeie ouwe Oost!