BALANS VAN BELEID Terugblik op de laatste halve eeuw van Nederlands-Indie Tot stand gebracht door: H. BAUDET en I. J. BRUGMANS MIJN KONINGSTIJGER „Balans van Beleid" Boekhandel P A AG M A N 10 Het v.m. Nederlandsch-Indië staat wel in het te ken der belangstelling. Achtereenvolgens versche nen: „Geen blad voor de mond'' van Paul van t Veer; „Batig slot" van D. M. G. Koch; „Neder- lands-Indië onder Japanse bezetting"; „Gedenk boek K.N.I.L.", terwijl er nog meerdere op stapel staan, waarbij wij niet eens die boeken genoemd hebben, welke liggen in het vlak der belletrie. De belangrijkheid vn dit boek ligt allereerst in de vele gedegen artikelen, alle van de hand van per sonen, wier namen niet alleen representatief zijn maar veelal ook een bijzondere klank hebben in dit oude Indië, en waarvan men ook zeker een objectieve terugblik mag verwachten en die dan ook krijgt welke geenzins de gemaakte fouten wil verhelen, zij het dan ook dat deze als secun dair worden aangemerkt. Het moet als een discussie worden gezien, welke niet als geschiedschrijving mag worden beschouwd, maar als een getuigenis en als zodanig dus een unieke historische bron vormt. Het is een discussie in de allereerste plaats van bet westers beleid, en van westerse motive ring, bedoeld om te komen tot een eindresultaat van westerse rekenschap en verantwoording. De quintessens van hetgeen in het politieke vlak ligt komt tot uiting in de zienswijze van Prof. Brug- mans in zijn brief aan Prof. Baudet. Hierin zegt hij het volgende: „Het is bijster onhistorisch, en dus onjuist, het kolonialisme als zodanig te ver oordelen. ,Jede Epoche ist unmittelbar zu Gott dat wist Leopold von Ranke reeds. Het koloniaal bewind heeft zijn nadelen gehad, allicht; maar het heeft vele volken materieel en geestelijk tot een hoger niveau gebracht, dat daar zonder stel lig niet bereikt zou zijn. Thans is de koloniale pe riode voorbij; een nieuwe fase van wereldontwik keling is ingetreden. Het heeft geen zin de vorige fase te veroordelen, zelfs niet wanneer men een vol strekt vooruitgangsgeloof koestert en dus a priori ieder nieuw stadium als hoger en beter beschouwt dan het vorige." Kolonialisme an sich moet uiteindelijk voeren tot onoverbrugbare controversen, revolutie en strijd, maar heeft het denken en gedrag der we reld nu eenmaal sterk beinvloed sinds de Romeinen en Grieken. Zeer veel tot deze vooruitgang werd bijgedragen door het inheemse bestuurskorps. De indianisatie ook van het oorspronkelijk Nederlandse bestuurs korps schreed langzaam maar zeker voort en werkte door tot in de hoogste rangen. Deze gemeenschappelijke samenwerking van bruin, geel en blank en hun vele kleurschakeringen in het belang van het land vond, ondanks de poli tieke tegenstellingen, haar sluitsteen in de Volks- raad een echt parlement, al was het anders dan het Nederlandse-, waarin slechts 25 van de 60 zetels werden bezet door de Nederlanders. Een gemengde maatschappij was aan het groeien, waar van blanke „overheersing" feitelijk geen sprake meer kon zijn, omdat al deze rassen samen werkten aan één en hetzelfde doel, en de wester lingen eigenlijk niet konden worden beschouwd als Vervolg van pag. 5 ren overrompeld door het nieuwe en onbekende, gevleid door een zo vertrouwelijke omgang met een volwassene: juffrouw Alida verkeerde met ons □p voet van gelijkheid! Een tijd lang adoreerden wij haar; wij vochten om ons plaatsje in haar bed, konden het nauwelijks afwachten tot „Maatie" ons een nachtkus was komen brengen en de voordeur beneden was dichtgeklapt. Toen opeens luwde onze verering. Wij leden on der een verwijdering tot „Maatje waarvan wij ons pijnlijk bewust begonnen te worden; ook voel den wij stilaan wel dat juffrouw Alida met haar gedachten niet bij ons was, maar ergens ver weg terwijl ze haar verhalen, altijd maar met die min achtende spot in haar stem, ten beste gaf: wij dien den er haar slechts toe, die verhalen aan te horen die ze kwijt moest, desnoods dan maar aan een paar aan haar hoede toevertrouwde kinderen. Ze gaf niet werkelijk om ons; ze hoorde het nauwelijks als wij haar een vraag stelden. Zij haatte alle mensen... óns ook? Ik spreek van een vaag gevoel van onbehagen dat in ons omhoog kroop. En dat ik pas veel later kon identificeren. Het was bij mijn zusje, dat de eerste argwaan ont waakte Zij werd daarna minder toeschietelijk tegen juffrouw Alida; begon zich wat afzijdig te houden op de avonden dat wij alleen in huis waren. Kwam zij er tenslotte toch bij, dan zag ik om haar mond het hooghartig smalend trekje dat al haar latere vrienden van haar gekend hebben. „Broer, ze is vies." Kon dat? Kon een volwassene vies zijn? (En dan nog wel een juffrouw?) Ik lag daar over na te denken als ik 's avonds niet dadelijk de slaap vond. Ja, misschien had Marietje gelijk. Vies. Ja, eigenlijk wel. Mijn zusje raakte toen uit de gratie ik werd juffrouw Alida's bijzondere lieveling. „Kom Broer, ik ga vertellen." zei ze. En toch altijd weer nieuws gierig, maar nu met een schuldig gevoel tegenover Marietje (die haar lippen spottend omkrulde), kroop ik in juffrouw Alida's bed. Op een dag moest het onvermijdelijk tot een crisis komen. Het was weer winter, en op de gracht bij ons huis werd geschaatst. Ik zwierde verrukt rond op een paar nieuwe Friese schaatsen, die ik van Sinter klaas had gekregen ter vervanging van de oude met de omgekrulde ijzers. Juffrouw Alida was met ons meegekomen, maar had een kennis ontmoet, een bevriende heer, met wie ze nu een baantje reed. Ineens stond Marietje voor me. Ernstig, tragisch, vol driftige verontwaardiging. „Zeg, Broer. „Ja, wat is er?" Ik zat juist achter Jantje van Meurs aan. „Kijk juffrouw Alida eens." Op datzelfde ogenblik reed ze voorbij, met een lief knikje naar mij. „Zie je dan niets?" vroeg mijn zusje. „Ze heeft mijn mof genomen!" Ja, nu zag ik het. De beige mof, die tevoren om Marietje's hals had gehangen, was weg. Juffrouw Alida had er haar vrije hand in weggeborgen (de andere hand lag in die van haar begeleider). „Ze heeft 'm mij maar gewoon afgepakt! En nu heb ik koude handen!" Ik besefte het gruwelijk onrecht. Ik zelf verloor weliswaar altijd mijn handschoenen onder het schaatsen, omdat ik het tóch al zo warm had. maar hier stond mijn zuster en had geen mof en dus verkleumde handen. Onze gezamenlijke wrok gloeide ons aaneen. Zeg gen durfde we niets, maar onze haat was diep als de zee. Voelde juffrouw Alida het? Daar kwam ze aangeschaatst, zonder de meneer nu, en glim lachen deed ze ook niet meer. „Kom, vlug naar huis: we zijn laat." Zwijgend, maar met een veel zeggende blik naar mij, hing mijn zusje de mof weer om, die haar nors werd gereikt. Zij wreekte zich door die avond bij het uitkleden stommetje te spelen en geen kik te geven toen juffrouw Alida onnodig hard de kam door haar haren trok. Nu kwam ik aan de beurt. Ik, de lieveling, „Kom, Broer, je levertraan." Zoetsappig vriendelijk hield juffrouw Alida de lepel voor mij op. Nu was ik tóch al niet dol op levertraan, maar bovendien zag JOHAN FABRICIUS Mijn huis staat achter de kim Een wereld in beroering Twee delen memoires met herinneringen aan Indië, vele landen van Europa, Londen gedurende de oorlog, enz. Per deel f 2.90 Afz. verkrijgbaar. Omvang ca. 240 bladz. Bij elke boekhandel LEOPOLD DEN HAAG „vreemde heersers", daar zij een eeuwenoud ele ment van de samenleving uitmaakten, een element, dat ondanks menige misgreep ruimschoots had bijgedragen tot de materiële en geestelijke opbloei van land en volk. Zoals Prof. Baudet het zegt: „De toetsing is de specialiteit der Geschiedenis; toetsing van de kri tiek aan de feiten; van de feiten aan hun histo rische context; toetsing ook aan moraal. „Dit is de grondgedachte van dit boek en van de vragen aan de gesprekpartners voorgelegd. En dit boek is dan ook zeer zeker geen apologie van het kolonialisme. Voor Tong-Tongers zullen de hoofdstukken: „De Indo-Europeaan: probleem en uitdaging van de hand van P. W. v. d. Veur, thans Associate Pro fessor in Political Science aan de universiteit van Hawaii, maar in Indië geboren; „Door de spiegel van de belletrie", door R. Nieuwenhuijs; „De per soneels voorziening" door P. J. Gerke; „Neder lands geestesmerk in Indiëdoor J. W. Meyer Ran- neft, van bijzonder belang zijn. Wij moeten Prof. Baudet en Prof. Brugmans zeer dankbaar zijn voor het tot stand komen van dit boekwerk en het ware zeer te wensen, dat er ook een Engelse uitgave van verschijnt. Zoals Prof. Brugmans zeer terecht zegt: „De Indo nesiërs zullen, of zij het willen of niet, moeten voortbouwen op de grondslagen, die het koloniale bewind heeft gelegd. De arbeid van de Neder landers in het land, dat zij lief hadden, is dan ook waarlijk niet vergeefs geweest!" J.C.H- Prijs: f 18.50 (Giro 185783) Verkrijgbaar bij Fred. Hendrikl. 217b, Den Haag - Tel. 543700 H. Ravesteijnpl 42, Rijswijk - Tel. 984050 v. Schuijlenburchstr. 58, Delft - Tel. 22438 ik hier een kans om mijn loyaliteit aan Marietje te bewijzen. Ik schudde dus vol weerzin het hoofd. „Wat? Wil je geen levertraan? En je neemt m elke avond?" „Ik lust 'm toch echt niet." „Maar met suiker er in?" „Neen, ook niet met suiker er in." Mijn moeder hoorde het. „Wat is dat? Wil jij in eens geen levertraan meer?" „Niet van juffrouw Alida." Voor deze vier woorden is mijn zuster mij haar leven lang dankbaar gebleven. Ze moest er de ogen bij sluiten, zo heerlijk klonk het. Nu werd de zaak ernstig. „Kom, Broer, en nu neem je je levertraan, hoor," zei mijn moeder met autoriteit. Ik klemde de lippen vastbesloten opeen. „Dan krijg je een koekje na," nam juffrouw Alida op haar verantwoording. Men maakte het mij wel moeilijk. Gelukkig zag ik een oplossing: „Van Maatje zal ik 'm nemen." „En waarom niet van mii? „Ja, waarom niet van juffrouw Alida? Het speet me, maar op die vraag kon ik geen ant woord geven. „Hou je dan niet van me? Heb je het land aan me?" Nog nimmer tevoren had ik dit gehoord: een beven in juffrouw Alida's stem. Ik kon mijn tranen nu evenmin bedwingen: wierp mij in de armen van mijn moeder. „Ik wil de lever traan van hebben, Maatje'!' Men heeft mij die avond nog lang en breed be werkt. Ik moest en zou de levertraan (met extra veel suiker er in en met een koekje na) van juf frouw Alida nemen, die zulk een lelijke houding van mij niet verdiend had. Maar niets kon mij ver murwen. Geen beloften, geen vleierij, geen dreige menten. Marietje zat er schijnbaar ongeïnteresseerd bij te luisteren, frummelend met haar tenen. Juffrouw Alida is daarna niet lang meer bij ons gebleven. Jaren later kwam zij met haar man (maar het was niet de meneer van de ijsbaan) nog eens op bezoek; wij woonden toen in Batavia. Ze vroeg dadelijk naar Marietje en mij en was geheel ver tederd ons terug te zien. Aan haar kant bleek geen enkele rancune meer te bestaan. „Broer noemde ze mij nog altijd. Ik gaf haar het verplichte handje, een tien- of elfjarige nu. En moest onwille keurig maar steeds naar de mij onbekende meneer kijken, die, als haar echtgenoot, nu wel alles om trent haar zou weten zoals wij toen. (wordt vervolgd)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 10