Drs. J. Bastiaans voelde zich direct thuis in Indië HERINNERING AAN DE TA NGKOEBANPRAHOE 1 1 De adjunkt-direkteur van de gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken in Rotterdam, de heer J. Bastiaans, ging op 24-jarige leeftijd naar Indië, waar hij ook zijn eerste levensjaar had door. gebracht. Hij voelde zich er onmiddellijk thuis, al herinnerde hij zich niets van zijn prille jeugd ill dat land. Hij behoorde echter tot een typische „trekkersfamilie". Zijn grootvader van moederszijde ging jong naar Indië en trouwde er met een Indisch meisje. Zijn vader was er bestuursambte naar. Zijn oom, generaal Overakker, werd becend door het hardnekkig verzet, dat hij de Jap bood op Sumatra. De heer Bastiaans werd op 3 oktober 1907 te Pa- dang geboren. Als kleine hummel, nauwelijks een jaar oud, vertrok hij met zijn moeder en tweeling zusje naar Holland. Zijn vader, een B.B. ambtenaar op Sumatra's westkust, kwam in 1908 tijdens de „belastingoproeren" om het leven. Deze onlusten ontstonden, doordat het gouverne ment belasting in geld wilde heffen, in plaats van de verplichte koffieleveranties, zoals voordien de gewoonte was. De bevolking was het niet met de nieuwe regeling eens en verzette zich hiertegen; men meende een kontract te hebben gesloten met de regering, zoals rond de eeuwwisseling met in heemse vorsten, de zelfbestuurders, veel geschied de. „De regering houdt zich niet aan haar afspraken", redeneerde men en de zeer zelfbewuste Minangka- bauers weigerden zich te „onderwerpen Vele jaren later wijdde professor van Vollenhoven een college aan deze, lange jaren onbekend geble ven, verdragsvorm, onder de titel „Een ontdek king in het adatrecht". Voor de jonge student Bas tiaans was dit een ontdekking met een zeer per soonlijke kant. De heer Bastiaans bracht zijn jeugd door in Den Haag, waar hij de lagere en middelbare school volgde. Later studeerde hij indologie in Leiden. Hij groeide op in die merkwaardig „Haags-Indi sche" sfeer, zodat Indië hem heel vertrouwd was, toen hij in 1931 als adspirantkontroleur in Noord- Celebes werd geplaatst, eerst op Kotamobagoe, later in Gorontalo. Hij voelde zich reeds de eerste dag volkomen „thuis" in zijn geboorteland. Na drie jaar werd hij kontroleur op Zuid-Sumatra. Men begon toen juist met de kolonisatie van de Lampongs. Die overplaatsing zou ook om andere redenen heel belangrijk blijken te zijn. De heer Bastiaans leerde in dat gebied zijn vrouw kennen, die haar jeugd in Atjeh had doorgebracht en on derwijzeres was in de Lampongs. In 1935 werd hij overgeplaatst naar Soebang, een plaats even ten Noorden van Bandoeng. Er waren daar destijds veel Engelse ondernemingen: kina, thee, rubber, cassave, enz. De heer Bastiaans kon het zó goed vinden met de Engelse planters, dat hij er zelfs toe overging op nieuw rugby te gaan spelen, een spel dat hij als Quick-junior in Den Haag had leren kennen, een en ander tot groot plezier van de Engelsen. Ook de Soendanezen vonden het een prachtig spel: zij noemden het „main bantèng", waarschijnlijk in verband met de typisch gebogen houding, waar in de spelers in de zgn. „sorum" tegenover elkaar staan. De Soendanezen waren zó enthousiast dat ze zelfs met autobusjes uit de bergen kwamen om die „gekke blanda's" te zien spelen. Tijdens élke wedstrijd nam de heer Bastiaans zich heilig voor: „Dat nóóit meer! Na déze wedstrijd speel ik niet meer!" Een kwartier later sprak men, onder het genot van een glas, weer vrolijk over de volgende match. In 1938 ging de heer Bastiaans met verlof naar Holland. Ondanks zijn plezierige tijd in Soebang, vroeg hij toch, tijdens dit verlof, overplaatsing aan. Hij voelde méér voor het werk in de bui tengewesten, dit heeft hem altijd bijzonder ge trokken. Zo werd hij residentie-sekretaris in Ben- koelen. In 1942 werd hij geïnterneerd. De gebruikelijke in lichtingendienst functionneerde dermate goed, dat de Jap in september 1943 een proces begon. Er werden destijds twee vliegvelden aangelegd in de omgeving van Benkoelen; de Japanners vonden het niet zo prettig dat de gevangenen vrij nauwkeurig op de hoogte werden gehouden van deze en andere werkzaamheden. Een groep van 67 mensen werd beschuldigd van ondergrondse aktiviteiten. Ook de heer Bastiaans behoorde tot de „beklaagden"; hij werd veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Zijn direkte chef, de resident, werd ter dood ge bracht. Zoals zovelen denkt ook de heer Bastiaans met afschuw terug aan de methoden van de Kem- peitai. In 1945 ging hij met verlof naar Holland om in 1946 naar West-Java te vertrekken, waar hij enkele maanden werkzaam was op het bureau van de gouverneur en daarna op het departement van het Binnenlands Bestuur. In februari 1947 ging hij naar Makassar als sekre- taris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de toen nog te formeren staat Oost- Indonesië. Uit hoofde van zijn funktie nam hij deel aan de talloze konferenties, die toen werden gehouden, onder meer de Ronde Tafel Conferen tie De heer Bastiaans bracht tweeëneenhalf jaar door in Makassar. „Wij voerden een strijd tegen de tijd", zegt hij. „We deden pogingen een tegenwicht te vormen tegen de Republikeinse eenheidsgedach te, waarbij tegelijk aan de gematigde nationalisti sche groepen steun zou worden gegeven. Maar de Nederlandse publieke opinie kon de snelle ontwikkeling, zelfs in deze gematigde groe pen, niet volgen." Ofschoon het een zeer moeilijke tijd was, had hij toch die periode in Makassar niet graag gemist. „Het heeft me véél geleerd," zegt hij. In aansluiting op de R.T.C., waaraan hij deel nam als gedelegeerde van de federale groep, kreeg de heer Bastiaans verlof. In juli 1950 trad hij in dienst van de gemeente Rotterdam. Hij werd aanvankelijk sous-chef van de economische afdeling van het Raadhuis. Langza merhand raakte hij thuis in de gemeentelijke ad ministratie, waarbij hij veel plezier had van zijn bestuurservaring in Indië. In 1954 kwam de plaats van adjunkt-directeur bij de dienst voor Sociale Zaken vakant, doordat de heer Platteel (de huidige gouverneur van Nieuw Guinea) directeur werd van Sociale Zaken in Den Haag. De heer Bastiaans werd in zijn plaats be noemd. De adjunkt-direkteur werkt graag in Rotterdam. „Geen formalisme, weinig show naar buiten, het werk is op resultaten gericht. Sociale Zaken werkt zeer efficiënt, daarvoor is het dan ook Rotterdam. De administratie is zeer modern." De „dienst" heeft ongeveer twintigduizend cliënten, waarvan velen ondersteuning genieten op grond van één der regelingen van de armenwet. Onge veer de helft van de vijfhonderd man personeel bestaat uit maatschappelijke (sociale) werkers en werksters, op wier schouders een moeilijke en de- likate taak rust. Zij moeten veel geduld en takt bezitten, omdat de cliënten van de „dienst" voort komen uit alle klassen der samenleving. De dienst voor Sociale Zaken heeft een uitgebreid en veel omvattend werkterrein. Het is dus niet zo, dat men alleen maar financiële hulp biedt aan mensen, die hiervoor in aanmerking komen. Zo neemt b.v. de dienst een werkzaam aandeel in het zgn. Zuidplein-werk van de Stichting Bijzon der Gezinswerk Rotterdam. De taak van deze Stichting is gelegen in het her-opvoeden van so ciaal-zwakke tot maatschappelijke gezinnen. Rot terdam beschikt hiervoor over een speciaal wo ning-complex. Een team van deskundigen, so ciale werksters, gezinsverzorgsters, e.d. werkt samen om een dergelijk gezin op te heffen. Maar ook op andere terreinen van het maatschappelijk werk, zoals het algemeen maatschappelijk werk, de zorg voor gerepatrieerden, de reclassering, de kinder bescherming en de verzorging van bejaarden in tehuizen, wordt nauw met de verschillende over- heids- en partikuliere instanties samengewerkt. Als eigen taken van de dienst, die het noemen waard zijn, wijst de heer Bastiaans op het so ciaal-culturele werk onder werklozen en de exploi tatie van een werkplaats voor plm. 300 gehandi capten. Hier worden alle mogelijke werkzaamheden voor de industrie verricht, van de montage en re visie van elektrische apparaten tot de komplete fa- brikage van meubels toe. De gehandicapten kunnen Drs. Bastiaans, adjunkt-direkteur Sociale Zaken Rotterdam. daarin, ondanks hun verminderd prestatie-vermo gen, een redelijk loon verdienen. Voornamer is, dat zij hun zelfrespekt herwinnen en het gevoel krijgen „er weer bij te horen". De dienst ontvangt ook mensen uit het buiten land. „De buitenlanders zijn altijd zeer verbaasd wat wij hier allemaal doen", zegt de adjunkt-direk teur. „Maar het is niet gemakkelijk vergelijkin gen met het werk in het buitenland te trekken. De sociale zorg en het maatschappelijk werk liggen hier in Nederland, vooral door de typisch Ne derlandse verzuiling, totaal anders." Eén van de prettigste bezoeken, die de heer Bastiaans zich herinnert, was dat van de Begum Liaquat Ali Khan, de ambassadrice van Pakis tan, die enkele jaren geleden een werkbezoek van een hele dag aan de dienst voor Sociale Zaken bracht. Ze was heel enthousiast. De heer Bastiaans en zijn medewerkers hadden daarbij de gelegen heid er de nadruk op te leggen, dat, ondanks het feit, dat zijn dienst een ambtelijke organisatie is, het werk niet zou kunnen worden gedaan als het niet gedragen werd door het besef, dat de maat schappij één is mèt en verantwoordelijk vóór de zwakkeren, die in haar midden leven. En dat is een les, die wij allen ter harte mogen nemen. HANNY L1M Ik rijd op d' Engelbert van Bevervoordeweg En zie, oprijzend boven een kamoeningheg Tegen een hemel van azuren blauw Het vertrouwde silhouet van de Tang- koebanprahoe. Oh Tangkoebanprahoe, machtige vulkaan. Laat mij nog eenmaal in Uw schaduw staan. Laat mij nog eenmaal in mijn leven De ijle nevels omhoog zien zweven Boven Uw hellingen, in purper gehuld, Uw diepe dalen met witte watten opgevuld; Laat mij nog eenmaal Uw varens mogen zien En langs Uw smalle paden, omzoomd door bosbalsemien Omlaag dalen tot in de diepe krater Waar 't stilstaand, ondoorgrondelijk water Zijn onheilspellend gelaat aan mijn oog onttrekt En zijn grimme gramschap met onschudigheid bedekt. Totdat een plotseling grommend grijnzen Mij verschrikt terug zal doen deinzen. Zijn grootse macht zal doen respecteren En op mijn schreden terug zal doen keren. En opstijgend weer langs Uw steile wanden, Mij daaraan vastklampend met beide handen, Zal ik U groeten, mijn Tangkoebanprahoe Als ik straks, in de stilte, mijn handen vouw HERMAN SEELE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 11