EMIGRATIE LEGENDARISCHE STENEN HARTJES x RETRAITE 'i* „C*. s •wff m 9 In „Het Vaderland", dat als een evenwichtig en bedachtzaam blad bekend staat, troffen wij bijgaand artikel aan, (18 april) dat wij onze lezers aanraden driemaal rustig over te lezen. Emigratie is niet een zaak van pro- of contra Tong-Tong, maar een nationale zaak van eerste orde, waarin intelligentie, niet sentiment een rol moet spelen. Een van de argumenten die de tegenstanders van emigratiebevordering gebruiken is, dat de Neder landse taal en cultuur bedreigd worden wanneer jaarlijks een aantal Nederlanders voorgoed naar andere landen gaan. Zij halen er de overdracht van Indonesië bij, zelfs het verdwijnen van Nederlands sprekende Belgen uit de Kongo, en de secundaire plaats die het Nederlands als voertaal in de Euro pese gemeenschapsorganen inneemt. In deze drie verschijnselen zien zij voorbeelden van een beden kelijke ontwikkeling, die iedere vaderlandslievende Nederlander met zorg zou moeten vervullen. Zij doen alsof de slechte buitenwereld het voorzien heeft op de Nederlandse taal en cultuur, en iedere landgenoot die niet meehelpt dit nationale bezit met hand en tand te verdedigen, beschouwen zij als een deserteur, als een van de verderfelijke ,,weg-met- ons'-roepers. Hoe provincialistisch de mentaliteit ook is, die uit deze gedachtengang spreekt, onbegrijpelijk is zij niet. Een emigrant is een spelbreker. Hij verkiest, om welke redenen dan ook, het buitenland boven het binnenland, het onbekende boven het bekende, een vreemde taal en cultuur boven die waarmee hij is opgegroeid. Hij geeft door zijn emigratiebesluit te kennen, dat het hem hier bij ons niet langer be valt, en dat is voor de achterblijvers, voor de men sen die zich wel in hun land geschikt hebben, geen prettig bericht. Zij nemen hem zijn nonconformisme, zijn minderheidsstandpunt al snel kwalijk, omdat hij daarmee de algemene stemming van opgewekt nationaal zelfvertrouwen bederft. Hij is een anders denkende en die is in geen enkele orthodoxie, dus ook niet in die van het patriottisme, een geziene figuur. Het is dus eerder verwonderlijk, dat wij tot dusver na de oorlog zo zonder rancune de emigratie heb ben bevorderd en de emigranten hebben geholpen, dan dat er nu sputterende stemmen opgaan van mensen die de emigratie willen remmen omdat zij er een vorm van afvalligheid in zien. Ieder bericht over een emigrant die in het vreemde land zijn draai niet heeft kunnen vinden, vervult hen met me delijden met de stakker, die op het verkeerde pad is terechtgekomen, en met een warm nationalistisch conservatief gevoel over de eigen haard die goud waard is. Het is nergens zo goed als hij moeder thuis: dat is het dominerende sentiment bij al de genen die bepleiten emigratie in het vervolg eerder tegen te gaan dan te bevorderen. Er zijn twee redenen om de partij van de emigran ten en van de emigratie-stimuleerders te kiezen, en niet die van de remmers. De eerste is de weten schap, dat het op het ogenblik voor veel Nederlan ders bij moeder thuis zo goed niet is: de volte maakt het in veel beroepen moeilijk bevredigend werk te vinden en carrière te maken; bovendien is de be huizing nauw. En wat de taal en de cultuur betreft: de waarde daarvan wordt niet bepaald door het aantal mensen dat hier woont of dat Nederlands praat. De tweede reden is dat verzet tegen moeders pap pot in principe te prijzen valt, ook al wordt in die pappot het edelste voedsel bereid. De arts die voor goed naar Afrika vertrekt hoewel hij in Nijverdal een bloeiende praktijk had kunnen overnemen; de predikant die zich meldt voor de Australian Presby terian Church, hoewel de Ned. Hervormde gemeen te in Den Haag hem graag wilde hebben; de boer die over twintig jaar de boerderij van zijn vader zou kunnen overnemen, maar die het Canadese ex periment prefereert: dat zijn de mensen die het goede voorbeeld geven, niet omdat zij het land ver laten, maar omdat zij de kansen van het onbekende verkiezen boven de zekerheden van het bekende en omdat zij door hun besluit de achterblijvers relativi- In een bus in San Diego zag ik achter op een leu ning „far behind" allerlei krabbels staan van een bepaald soorthartjes met twee namen erin: Paula S Tessie, Len Maggie, enz. En tussen al die hartjes zag ik er opeens een staan, waarvoor „my eyes came popping out": Christ 6 Money...! teitsbesef bijbrengen hij het oordelen over de Ne derlandse samenleving. Emigratie van het ene land naar het andere is een uitingsvorm van een meer algemene emigratiedrang die iedere cultuur ten goede komt, het verzet name lijk tegen de manier van leven van de voorgangers, tegen het gebaande, traditionele pad, tegen het be roep, het geloof en de politieke keuze van de vader, tegen de ideeën van de leraar. Hiermee is niet ge zegd dat emigranten en andere verzetslieden altijd gelijk hebben het gemis aan aanpassingsvermo gen waar hun verzet vaak mee gepaard gaat zal hen ook in iedere nieuwe situatie parten spelen ook niet dat het zulke flinke mensen zijn zich kunnen aanpassen aan het bestaande is ten slotte, behalve een gebrek, ook een deugd maar wel dat zij een nuttige functie voor de samenleving ver vullen door de gemoedsrust en de macht der ge- arriveerden te ondermijnen. Een TONG-TONG-etje voor katholieke abonné's. Eigenlijk had ik een advertentie willen plaatsen in Tong-Tong, maar toen schreef mij iemand: „Waar om een advertentie? Tong-Tong wil een wekroep zijn voor alles, wat waarde vertegenwoordigt. Waarom niet een wekroep, voor wat de katholieke lezers waarderen?" En daarom dus dit krabbeltje! Een oproep, om ook hier een RETRAITE mee te maken. Zij, die me nog kennen vanuit Batavia, waar ik amper 30 jaar zat, vooral uit de tijd, toen we nog zongen: De Kajébé (Kath. Jongens Bond) houdt hoog zijn idealen of met de meisjes: „Wij zijn het jonge leven'", zal het geen verbazing wekken, dat ik ook hier de katholieke Nederlanders, die uit het land van tempo dahoeloe zijn overgeplant, wil op roepen voor een retraite. Vroeger trokken we met „kelas kambing" naar Giri Sonta (a long way) of naar Tjitjoeroeg met zwemmen na. Waarom zou den we het hier niet doen? Het is een goed geestelijk bad, waarin we onze gedachten eens kunnen laten gaan over het nieuwe leven van hier, vooral voor onze kinderen. Alle verdere informaties verstrekt gaarne Pater Jer. Awick S.J. Molenstraat 39, Nijmegen A T. R. In een der vorige Tong-Tong's hebben wij gehoord van de „Selo-Gilang", de zwart glanzende steen te Pasar Gedeh, waaraan de „witte zeeaap" in feite de eerste Hollander of Vlaming was ge kluisterd, en die volgens de legende voor zijn dood de steen moeizaam van inscripties voorzag. De vraag is nu zijn er op Java meer van die stenen, al dan niet voorzien van inscripties, waaraan zich legenden hebben vastgeknoopt. Ja, en niet eens zo ver van Batavia. In het oude Banten bijv. treft men midden op de aloon-aloon een oude waringin aan, genaamd „poerwadinata", en daaronder bevindt zich een „batoe gilang" of een soort van stenen bank, waarop destijds perso nen tot een of andere waardigheid werden verhe ven. Elders bevindt zich, eveneens in Serang, een andere „batoe gilang" en deze bevindt zich ten Z.W. van de aloon-aloon, op het achtererf van een inheems erf. Van deze steen wordt het volgende verhaald: „Op zekeren dag zag Sultan Maulana Hassanoedin een schitterend licht op zee. Niewsgierig begaf hij zich naar het strand, en zag op een platte steen, welke op het water dreef, een persoon zitten, die het schitterende licht uitstraalde. Maulana Has sanoedin stak zijn staf in de grond, waarop het water begon te zakken, en hij de persoon kon na deren. Deze noemde zich Goeroe Djampang en was een Boeddhistisch leraar. Beiden begonnen over hun wederzijds geloof te praten, en tenslotte stelde Maulana Hassanoedin voor dat Goeroe Djampang zich in de hoofdstad van Bantam zou vestigen en tot de Islam zou overgaan. De Goeroe weigerde dit, en ook toen Maulanahassan toegaf dat hij dan niet van godsdienst hoefde te veranderen. Goeroe Djampang gaf vervolgens aan Maulana Hassanoedin de eieren van de „boeroeng priet" en verzocht hem de eieren op elkaar te stapelen. Maulana gelukte het 7 eieren op elkaar te stapelen, maar toen viel de stapel om. Hierop vertelde Goeroe Djampang hem, dat slechts 7 geslachten aan de regering zouden blijven. Maulana Hassa noedin moest daarna de gelofte afleggen iedere week een wajangvertoning te geven, terwijl Goeroe Djampang dan over het Bantamse rijk zou waken. Nadat Maulana Hassanoedin zijn gelofte had afge legd, loste deze Boeddhistische leraar zich op in een nevel en verdween, de steen achterlatende. De ze werd vervoerd naar de aloon-aloon en aldaar geplaatst op een rood bakstenen voetstuk, dat ongeveer 75 cm hoog was, en diende sindsdien als zetel voor de sultan bij volksvergaderingen. Hij werd dan daarheen gedragen in een draagstoel, die er dan bovenop werd geplaatst. Bovendien was deze steen de bidplaats van de Sultan en de plaats voor de persoon omroeper die alle bevelen van de vorst aan het volk moest bekend maken. De draagstoel bevindt zich in het museum te Ba tavia. JC.H. van de Topografische Dienst Bronnen: Jaarboek van 1919. „Enkele geschiedkundige plaatsen in Bantam' G. P. Groenhof. door

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 9