Pasar Malam N.A.S.S.I.-RUBRIEK Niet vergeten 30 juni, 1 en 2 juli HAAGSE DIERENTUIN 11 Mcnno van Meeteren Brouwer Wij hebben deze bekende Indische schilder en te kenaar bereid bevonden verschillende aspecten van het probleem der spijtoptanten in beeld te brengen. De Tong-Tong lezers kunnen wij hier reeds een van zijn tekeningen tonen, waarin de vertwijfeling, waarin zoveel spijtoptanten families verkeren, op beklemmende wijze wordt uitgedrukt. Het ligt in de bedoeling, dat de overige tekeningen van Menno van Meeteren in mapjes van tien ten bate van Nassi worden verkocht tegen een prijs van onge veer 2,50 per mapje. Bestellingen kunnen nu reeds worden gericht aan het Nassi-Secretariaat, Ant werpsestraat 18, Scheveningen. Ook op de a.s. Pasar Malam in de Dierentuin zullen deze brief kaarten te krijgen zijn. Aruba en Curasao Bravo Aruba! Niet alleen in Nederland, ook daar buiten, ditmaal in Aruba, is men begaan met het lot der spijtoptanten in Indonesië. Reeds twee ma len mochten wij van de Nassi-afdeling op Aruba (vertegenwoordigster mevrouw G. v. d. Smitte) tel kens een bedrag van 500, ontvangen. Ook de Nassi-afdeling Curagao heeft flink meegeholpen met de verkoop van Nassi-lepeltjes. Hartelijk dank, Aruba en Curagao. Wij zijn ook zeer erkentelijk voor Uw verdere Nassi-activiteiten. Doesburg Het pas opgerichte comité in Doesburg hield op 12 mei een geslaagde eerste Nassi-avond, waarop Tjalie na zijn terugkeer uit Amerika weer gelegen heid kreeg opnieuw te pleiten voor snelle hulp aan onze spijtoptanten. Wij hopen dat dit jonge comité onder de zeer gewaardeerde leiding van de Burge meester van Doesburg veel voor de locale Nassi- propaganda in deze streek zal kunnen tot stand bréngen. Nieuwe comité-leden Door het uittreden van de heer van Russen Groen en het vertrek naar Amerika van de heer Sijthoff zijn een paar vacatures ontstaan in het Nassi-co- mité. Deze zullen worden vervuld door de heren H. Hendriksz en H. Hoogvelt respectievelijk oud-planter en oud-onderwijsman in Indonesië die reeds jarenlang daadwerkelijk voor onze spijt optanten op de bres hebben gestaan. Voorts mo gen wij met bijzondere voldoening melden, dat Prof. H. P. Blok te Leiden zich bereid verklaarde in ons Comité van Aanbeveling zitting te nemen. Spijtoptanten-nood Wij plaatsen hier een verhaal van een verpleegster, die op De Zuiderkruis van nabij kennis maakte met de nood onzer spijtoptanten. Aan haar relaas hebben wij weinig toe te voegen, het spreekt voor zich zelf: „Doordat ik, als boord-verpleegster, één van deze reizen, onlangs heb kunnen meemaken, kwam ik zodoende nader in contact met deze mensen, waar door het me mogelijk werd, hen iets beter te leren kennen en ook te begrijpen. Via Australië bereikte ons schip „De Zuiderkruis" Indonesië, whar we allereerst Soerabaja aandeden, om een groep van 241 spijtoptanten op te nemen. Evenals in Tandjong-Priok, de haven van Djakarta, die we daarna aandeden, om de overige spijtoptan- zij hebben meegemaakt, vol verwachting naar Ne ten aan boord te nemen, voelde men hier de ge spannen sfeer en de dreigende houding, die er in dit land t.o.v. deze mensen heerst. Het maakte diepe indruk op ons, toen we hen, in een daarvoor beschikbaar gestelde loods zagen staan. De mees ten zagen er vermoeid uit en stonden gelaten, met iets van angstige spanning op het gelaat, hun beurt af te wachten. Ónder hen bevonden zich veel kleine kinderen en ook zieken. Al deze mensen hadden, ondanks de haast ondra gelijke hitte, uren in deze loods moeten wachten, doordat ons schip heel lang op toestemming moest wachten, alvorens de haven te kunnen binnen va ren. Allereerst werden de zieken aan boord ge bracht en daarna volgden de andere passagiers. De inscheping verliep gelukkig vlug en goed geordend, en het was voor ieder een verademing toen we weer- in volle zee waren. Het was ontroerend, hoe dankbaar de meesten waren en graag zou ik dan ook vanaf deze plaats het probleem van deze men sen wat meer onder Uw aandacht willen brengen. Hun vaak trieste verhalen en belevenissen hebben grote indruk op mij gemaakt; en het doet mij leed, zovclen van hen nog in nood te weten. Wist U bv. om maar met iets veel voorkomend te beginnen, dat er onder hen velen zijn, die op het laatst hun eten uit hun mond spaarden, om maar geld genoeg bijeen te kunnen verzamelen, voor het zó begeerde visum, waarop ze meestentijds nog jaren moeten wachten? Dat ze allerlei lekkernijen lange tijd hebben ontbeerd, blijkt wel uit het vol gende voorvalletje. Aan één der maaltijden zag ik een heer van middel bare leeftijd, op een wat vreemde manier zijn brood beleggen. Na lang aarzelen besloot hij n.l. op de beboterde snee brood eerst worst, daarop kaas en daarop weer jam te smeren. Op mijn verbaasde vraag, waarom hij zuls deed, verontschuldigde hij Is het wonder dat vele spijtoptanten in Indonesië door de troosteloze toestand in vertwijfeling komen? De bekende Indische schilder en illustrator Mcnno van Meeteren Brouwer heeft dat in een tekening trachten weer te geven. Moge deze tekening ook tot de Hollandse harten spreken en hen opwekken tot meerdere bewogenheid voor onze arme stam genoten in Indonesië. zich door te zeggen, al die heerlijkheden zolang niet geproefd te hebben, zodat hij nu niet wist wat eerst te nemen. Een triest voorval is dat van een man, die ik per soonlijk aan boord heb verpleegd. Hij had n.l. zo lang op zijn visum moeten wachten, dat hij het geestelijk niet meer kon verwerken, en nu de reis als een „geestelijk gestoorde patient" meemaakte om in Holland in een psychiatrische inrichting te worden geplaatst. Nog een ander voorbeeld is dat van een wat oudere man, die toen ik hem en zijn vrouw aan boord hielp, vertelde, dat hij zo dankbaar was, dat hij nu toch eindelijk (hij had er drie jaar op moeten wach ten en had er al zijn geld aan besteed) toestemming had gekregen naar zijn kinderen in Nederland te kunnen gaan. Zijn kleinkinderen had hij nog nooit gezien; hij kon zijn geluk niet op, dit nog te mogen beleven. Helaas leed hij aan een erge hartaandoe- ning en waren zijn medicijnen door de Indone sische douane afgenomen als „verboden artikelen Ondanks de goede zorgen van de scheepsarts en de hem toegediende medicijnen, overleed deze man een paar dagen nadat we Indonesië achter ons had den gelaten. Hij werd in het bijzijn van zijn wan hopige niet te troosten vrouw, plechtig op zee be graven, ergens in de Indische Oceaan. Zo zijn er nog vele andere voorbeelden, die ik U echter niet allemaal zal opnoemen, maar wel zou ik U willen vragen, deze mensen, die, na alles, wat zij hebben meegemaakt, vol verwachting naar Ne-0 derland komen, wat begrip te tonen. De meesten van hen zullen het niet gemakkelijk hebben in dit voor hen nog zo onbekende en vreemde land, waar ze zich aan alles moeten leren aanpassen. U allen kunt hen helpen, op wat voor manier dan ook, hetzij financieel, of materieel, maar zelfs door al leen maar wat hartelijkheid te bewijzen, kunt U het hen al wat gemakkelijker maken. Zodra ze op de boot, op weg naar Nederland wa ren, werden zij voorgelicht, geholpen en gesteund, door speciaal daarvoor uitgestuurde mensen van het Ministerie van Maatschappelijk werk. Stel hen daarom niet teleur, door wanneer zij éénmaal in Nederland zijn, hen aan hun lot over te laten. Maar laten we bovenal proberen, met elkaar, hulp te bieden aan velen, die nog ginds in jiood verkeren en die toch onze naasten zijn. Zij vestigen al hun hoop op Nederland, laat daarom hun verwachting niet tevergeefs zijn." Neerlandia Het Maandblad Neerlandia van het Algemeen Ne derlands Verbond bracht in zijn aprilnummer on der de titel „Een Nederlandse Erezaak" een uitste kend artikel over het probleem der spijtoptanten. Wij ontlenen daaraan het volgende slot: „Hoe reageert de grote massa van het Nederlandse volk zelf op deze toestand? Het is onbegrijpelijk. Het Nederlandse volk staat dadelijk klaar om zich terecht warm te maken en zich in te zetten voor bevolkingsgroepen, die in nood verkeren; wij den ken aan de hulp aan Hongaren, Marokaanse kin deren, de Kongolezen: voor de hulp aan minder- ontwikkelde gebieden worden miljoenen bijeenge bracht, maar voor de spijtoptanten in Indonesië, vroegere landgneoten, heeft het Nederlandse volk als geheel maar een matige belangstelling. Hoe komt dat? Is men bang dat de huizennood nog groter wordt, wanneer deze 10.000 mensen ons land binnenkomen; vreest men moeilijkheden op de ar beidsmarkt, stelt men zich op het standpunt dat men, eenmaal gekozen hebbend voor het Indone sische Staatsburgerschap, de consequenties daar van maar moet aanvaarden, of sluit men liever de ogen voor alles wat nog aan Indonesië herinnert? Het huizenvraagstuk mag voor deze 10.000 mensen geen doorslaggevende factor zijn. Aan arbeids krachten is allerwegen een tekort. Het argument, dat men de consequentie van zijn keuze moet dra gen, gaat niet op, daar hier voor een volksgroep in Indonesië, die in goed vertrouwen zijn keuze heeft gedaan, doelbewust het leven onmogelijk wordt gemaakt. De kwestie is, dat het Nederlandse volk schrikt voor de offers, die repatriëring van een betrekkelijk groot aantal repatrianten ons we derom oplegt, temeer wanneer hun komen op nieuw een nasleep is van de zo triesté Indonesische kwestie. Wij Nederlanders mogen echter niet terug deinzen voor een grote morele plicht, die op ons rust. De regering zal moeten luisteren naar de stem van ons volk, dat wenst dat een erezaak wordt nagekomen. Wij moeten de spijtoptanten in ons land ontvangen: dit is geen kwestie van dralen, doch van een zeer spoedig handelen! Laten wij niet het odium op ons laden, dat het Ne derlandse volk onvoldoende belangstelling heeft voor hen die in nood verkeren en tot voor kort nog tot onze landgenoten behoorden en verlangen dit wederom te zijn." Ons slotwoord van Nassi is: laat het Nederlandse volk onomwonden tonen, dat het niet terugschrikt deze paar miljoen op te brengen of van de regering te eisen om onze spijtoptanten van een dreigende ondergang te redden.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 11