T»P voor onder- wei- De Leeuw op het Waterlooplein IK WEET WAT IK HEB 10 Hoewel geleerde navorsers vele geheimen van mo numenten uit het grijze verleden hebben weten te ontsluieren, toch is er niet een geweest, die de datum van de oprichting van het bij oud-Batavia- nen zo bekende gedenkteken op het Waterlooplein heeft weten te achterhalen. Wel ging de voor onze voorouders nogal bescha mende en ondeugende anecdote rond dat het op richtingscomité, mitsgaders de vele genodigden op de dag der onthulling zodanig onder de olie waren geraakt, dat niemand zich de volgende dagen, ten gevolge van een afschuwelijke kater, ook nog maar iets van de belangrijke gebeurtenis wist te her inneren. Tot een sergeant-majoor van ons roemruchtig Non. Ned Ind. Leger, die buiten zijn kennis van de krijgsartikelen ook op het gebied van oudheid kunde van wanten bleek te weten, de ontdekking van zijn leven deed. De Java Bode kreeg de primeur van het geval en schreef in haar editie van 1 maart 1950 hierover net volgende: BULLDOZER BRENGT STUK]E HISTORIE AAN 'T LICHT Een bulldozer van het leger heelt, toen de be stuurder tegen een der hoekstenen van het Water- loomonument stootte, een stukje historie aan het licht gebracht. In een der hoekstenen was name lijk een holte uitgebeiteld, waarin een looden kistje geborgen stond. In dit kistje bevonden zich een gedenkplaat en een aantal oude munten. De ontdekking werd gedaan door de bestuurder van de bulldozer, die op last van de sergeant majoor W. Lips, een hoeksteen met zijn bulldozer opzij duwde. Het was de heer Lips, naar hij ons later verklaarde bekend, dat het een gewonte was om bij het voltooien van een bouwwerk iets in te metselen. Deze wetenschap had hij geput uit de radio-causerieën over Oud-Batavia. Toen hij de bulldozer bij het monument aan het werk zag, schoot hem plotseling te binnen, dat ook in het voetstuk van het gedenkteken wel eens een souvenir achtergelaten zou kunnen zijn. Zijn vermoeden FotoJ. M. B. GELINK werd, zoals we hierboven mededeelden, bewaar heid. In het looden doosje waren geborgen: een koperen gedenkplaat met het opserft. ..Gedenkteeken gewijd aan de dag va., 'la 18e Juni 1815. Opgericht 1828. Waterloo... (onleesbaar) Batavia", een gouden tientje van 1825, drie zilve ren muntstukken, twee bronzen muntstukken en een muntstuk, dat zo versleten is, dat noch het mate riaal, noch het opschrift te onderscheiden is. De vondst is gedeponeerd bij het Plaatselijk Commando te Djakarta. J. M. B GELINK Met intersse lees ik als buitenlandse, Indische Ne derlandse uw artikelen over Amerika in Tong- Tong. Ik zelf ben twee maal negen maanden in Amerika geweest, maar dat is reeds een tijdje gele den. In grote lijn deel ik uw inzichten, maar ik heb ook 't Amerika van '35 gekend. De werkeloos heid was enorm, de dronken dropjes lagen zo maar op straat. De dollar stond op 1,76. Amerika kon niet concureren tegen Japan, WEuropa, enz. Het was in die tijd van de New Deal en wij zon gen: Marching together, leve PIETJE Roose- veldt!" Ook in Australië was 't toen zeer treurig gesteld en wij verlieten China, omdat wij misselijk werden van de armoede daar. In Japan was t vrij goed; fabriek naast fabriek en er werd enorm gewernt. Waar de wereld nu weer naar toe gaat? ,'leer zeker is ce hoogconjunctuur (of wat er voor door gaat) in Nederland eind '62 of begin '63 af gelopen. Het voordeel ■■■n Amerikaan te worden is, dat men later gemakkelijker naar Indonesië kan gaan. Want, what is dow: has to come up and what is up has to come dou n. Daar Amerika zeer zeker een vinger in de pap ;r,i houden in Indonesië en Nw. Guinea, zo zullen au: landen duur worden. De kleine boeng in Holland zal dus nooit meer kans krijgen naar ons neliefd In.lië te gaan. M.Z. Het doet er minder toe of M.Z. gelijk heeft of niet. En of wij dit inzicht willen delen of niet, maa- -irdeliik heb ik een lezer die dieper en ver der nadenkt, dan in termen van „pro-Amerika anti Nederland" alleen. Wat is dat benepen! Ik verwacht dat Nederlanders met wereld-ervaring wat ernstiger spreken met mensen met thuis-voor- liefde. Om beter te kunnen zien in de toekomst. Ik sta versteld over het grote aantal mensen dat wil discussiëren met het uitgangspunt: Je weet wat je hier hebt, maar je weet niet wat je daar krijg' En dan als vanzelfsprekend veronderstelt dai ri hier eeuwig botertje-tot-de-boom zal zijn. Wij worden na alles wat wij meegemaakt hebben, toch wel een béétje wijzer? „Ik weet wat ik heb zei de aap, toen hij de rijst in de klapper voelde T. R. Tv Onderwijzer: „Vlegel die je bent! Vertel mij eens vlug wat die tip is Leerling: „Nou... meneer... eh, dat... eher een Pasar Malam is in de Haagse Dierentuin op 30 juni, 1 en 2 juli Onderwijzer: „Zo bedankt. Maar schrijf het voor straf maar eens 200 x op. want je hebt een spelfout gemaakt. Begrepen!?" Leerling: „Graag meneer, dan vergeet ik het tenminste niet Vervolg van pag. 7 De kuns' van het vissen gevaar, maar een wisse dood betekende, waren ze in het geheel niet meer te houden: juist tot zijn wurm voelden ze zich als magisch aangetrokken; al wat vis was, scheen onweerstaanbaar te verlangen naar deze plotselinge scherpe ruk in de bek, gevolgd door een pijlsnelle vlucht omhoog in het licht der zon en de verblindende, onbekende wereld daar achter... Oom Piet legde vis na vis naast zich neer; een en kele keer mompelde hij iets voor zich heen als: „Dat had ik niet 'docht." Wat hij niet gedacht had (of wat hij dan wél gedacht had) zou eeuwig voor mij verborgen blijven; ik vroeg er hen niet naar, zo min als naar de betekenis van het grimmig binnen- lachje dat nu en dan in hem opborrelde. „Wil 't wel bieten?" vroeg hij mij op een zeker ogenblik. Het was een oprechte poging tot belangstelling en aan moediging, géén hoon: zijn gelaat, waarover een vreemd verheerlijkte en tegelijkertijd droevige glans lag, kende in dit uur van zalige trance geen boos heid: zijn ogen keken mij vaderlijk goedhartig aan. Ik gaf het hengelen gaandeweg maar op, om er lie ver bij toe te zien hoe oom Piet en met groter tussenpozen ook mijn vader uit die mysterieuze diepte prachtige zilveren bleien, vorens met hel derrode vinnen, smaragdgroene baarzen, slijmerige leizwarte palingen met een vuilwitte buik wisten weg te lokken: fel levende wezens, die zich onder onzegbare vertwijfeld verweerden, klappend met de staart of zich wringend rondom zichzelf; in de on der water gedompelde kaar lagen ze daarna na te hijgen, met wijd uitgezette kieuwen. Tot ik op het laatst ook van dit boeiend schouw spel verzadigd begon te worden en er mij mee amu seerde rietbladen tot scheepjes om te buigen die ik, op mijn buik op de wal liggend, bij kleine vloten tegelijk tussen de lissen naar buiten blies, waar de wind ze greep en verspreidde, ze voortstuwde naar verre kusten. Daarbij moet ik mij wat te diep voorover gebo gen hebben, want op een zeker ogenblik zag mijn vader, geheel toevallig van zijn dobber opkijkend, zijn zoon naar buiten drijven, nog juist boven wa ter gehouden door de tot een ballon opgeblazen cape. Hij trok me aan de wal, en met het hengelen was het voor die dag gedaan: mijn kleren moesten gedroogd worden in het café, waar de waardin („och, mien jongske, je bint me toch ook 'n vis ser!") zich moederlijk over mij ontfermde. Oom Piet heeft in latere jaren, als gepensionneerde, een huisje vlak aan de Oude Rijn gekocht: dan kon hij elke dag die God gaf gaan vissen. Lang heeft hij dat hoogste geluk niet meer mogen sma ken. Op een dag kwam hij op straat te vallen; de wond wilde niet genezen, en op het laatst moest hij naar het ziekenhuis worden overgebracht; ik meen dat een longontsteking zijn einde daar nog verhaast heeft. Terwijl zijn vingers zenuwachtig dwalend het beddedek aftastten, onmiskenbare inleiding tot het sterven, fluisterde hij voor zich heen: ,,'k Heb beet... 'k heb beet." Hij wist niet dat een nog grotere Visser dan hij toen beet had, en dat hij het was, die aan de haak spartelde. (wordt vervolgd) JOHAN FABRICIUS Mijn huis staat achter de kim Een wereld in beroering Twee delen memoires met herinneringen aan Indië, vele landen van Europa, Londen gedurende de oorlog, enz. Per deel f 2.90 Afz. verkrijgbaar. Omvang ca. 240 bladz. Bij elke boekhandel LEOPOLD - DEN HAAG

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 10