C J- W» van Waning President Roosevelt was een eenvoudig, beminnelijk man NOZEMS 1 1 In 1937 was de heer C. J. W. van Waning com mandant van Hr. Ms. onderzeeboot „O 16", welk schip in de eerste maanden van dat jaar een winterreis maakte over de Atlantische Oceaan, een z.g. zwaartekrachtexpeditie met prof. dr. ir. F. A. Vening Meinesz. President Roosevelt ontving de leden der expe ditie in Washington. De heer van Waning her innert zich de grote president als een gemoedelijk man. „Je kreeg helemaal niet de indruk dat dit nu één van de groten der aarde was, zei hij. „Het was een eenvoudig, vriendelijk man. Cordell Huil, de toenmalige Amerikaanse minister van Buiten landse Zaken, imponeerde veel meer. De heer van Waning werd geboren in Ouderkerk a/d IJssel, waar zijn vader burgemeester was. Zijn moeder was een de Lussanet de la Sablonière, een bekende naam in het oude Indië. Velen zullen zich een oom van de heer van Waning herinneren, mr. de Lussanet de la Sablonière, president van het gerechtshof in Padang. Na zijn H.B.S.-tijd werd de heer van Waning adel borst bij het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord. In 1923 werd hij benoemd tot luitenant ter zee derde klasse. Drie weken na zijn benoeming vertrok de jonge officier met Hr. Ms. onderzeeboot „K II" naar Indië; het was de eerste zwaartekrachtexpeditie met dr. ir. Vening Meinesz. Onder zwaartekracht verstaan we de kracht waar mee de aarde een lichaam aantrekt. Deze aan trekkingskracht, die met z.g. slingers wordt ge meten, is niet overal op aarde even groot. Tot 1923 verrichtte men de metingen uitsluitend op land; de aardoppervlakten is echter voor meer dar tweederde deel bedekt met water, het was dus heel belangrijk de metingen op zee te kunnen uit voeren. Op een gewoon schip was dit niet moge lijk. men kwam toen op het idee het op een onder zeeboot te proberen. De Koninklijke Marine ver leende onmiddellijk haar volle medewerking en zo verrichtte Nederland met deze expeditie baanbre kend werk, dat van veel belang was voor de wetenschappelijke wereld en voor de oliewinning. Luitenant van Waning bleef enkele jaren in de Oost; hij doorkruiste met verschillende onderzee boten de gehele Nederlands-Indische Archipel. Tijdens een reis in de Ceram Zee sprong hij, ter wijl er een flinke zeegang stond, overboord om een inlands matroos te redden. Hiervoor werd hem in 1925 door Hare Majesteit de erepenning voor menslievend hulpbetoon in brons toegekend. Zélf verspilt hij niet veel woorden aan deze moedige daad. „Ik was toen jongste officier aan boord. Ik had dagwacht van vier tot acht. de vlag moest gehezen worden, er stond echter nogal zeegang. De matroos liep naar de vlaggestok en een golf sloeg vlaggestok mét matroos weg. Wij manoe- vreerden tot ongeveer veertig meter afstand van de man. toen sprong ik overboord. In 192^ keerde de heer van Waning terug naar Nederland. Hij maakte verscheidene reizen in de Europese wateren en naar de Nederlandse Antil len en Suriname. In 1928 ging hij naar Amster dam om bij de Marine Radiodienst een specialisa tiecursus Electriciteit en Radiotechniek te volgen. Reeds in 1929 vertrok hij weer naar de West; als inlichtingenofficier van gouverneur van Slobbe be zocht hij per zeilschoener verschillende eilanden in de Caraïbische Zee. In 1931 ging de heer van Waning met Hr. Ms. van Galen (hetzelfde schip dat later in de mei dagen van 1940 in Rotterdam een heldhaftige strijd zou leveren tegen de Duitsers )via Suriname, de Belgische Congo en Afrika naar Indië. Hij was enkele jaren onderzeebootcommandant; in 1933 ar riveerde hij weer in Nederland, ditmaal om belast te worden met het toezicht op de bouw van on derzeeboten bij verschillende werven in Rotterdam en Vlissingen. In 1937 maakte hij zijn tweede zwaartekrachtex peditie met prof. dr. ir. Vening Meinesz. De jonge commandant van de „O 16 pas 35 jaar oud, werd ontvangen door president Roosevelt en andere vooraanstaande Amerikanen. Na zijn terugkeer in Nederland werd hij in april 1937 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Een jaar later ging hij weer studeren, nu op de Hogere Marine Krijgsschool in Den Haag. De vakken die hier werden gedoceerd (bijzondere krijgswetenschappen, economische vakken en ma ritieme geschiedenis) zouden hem als spoedig goed van pas komen. Immers, in juni 1939 werd hij weer uitgezonden naar Ned. Indië, waar hij eerste staf officier werd bij het Marinecommando in Soera- baja en lid was van de werkcommissie, die zich bezighield met de uitbreiding van de vlootbasis in verband met de oorlogsdreiging. De heer van Waning wist hoe belangrijk dit werk was. Had hij niet zelf brochures geschreven, waar in hij met de meeste klem aandrong op verster king en uitbreiding van onze vloot? Kapitein ter zee C. J. W. van Waning, comman dant van Hr. Ms. „Jacob van Heemskerck" bij het vertrek van Rotterdam naar Dover voor het sta- tiebezoek aan Engeland door H.M. de Koningin (sept. 1950). Ir. 1938 publiceerde hij „De verdediging van Ne- derlands-Indië", een pleidooi voor vlootverster- king; in 1939 „De weermacht tot behoud van de staat.In deze brochure zegt luitenant van Wa ning; „Daarom is het behoud van Java, zelfs bij een rechtstreekse aanval door een over zee ge voerde legermacht niet in de eerste plaats af hankelijk van de sterkte en het succes van het Java-leger, doch van het resultaat van de strijd ter zee." Reeds enkele jaren later zou blijken hoe zeer hij gelijk had, zijn medestanders hadden echter in die vooroorlogse jaren te weinig politieke in vloed. Er kwamen bommenwerpers in Indië, de heer van Waning zegt: „De bommenwerpers eisten vliegvelden, maarer waren niet voldoende jachtvliegtuigen om deze vliegvelden te bescher men. Er is destijds van marinezijde herhaaldelijk gewaarschuwd tegen deze onverdedigde vliegvel den. Achteraf beschouwd zijn ze aangelegd voor de Jap, die heeft er veel profijt van gehad en daardoor de verovering van Indië aanzienlijk snel ler kunnen doen. Admiraal Karei Doorman zei in het begin van de oorlog tegen de heer van Waning: „Met vier Was- hington-kruisers tien duizend (10.000 tonners. Red.) „en een vliegkampschip hadden we ze kun nen hebben,". Toen de Japanners Java eenmaal hadden ver overd, bezaten ze geen offensief vermogen meer; met een sterkere vloot had onze Marine de Jap bij Singapore kunnen tegenhouden. Het nieuwe jongerenblad „Oscar een soort pen dant van het oude blad „Twen maakt waarlijk een keurige entree in de wereld van de gastvrij ont vangen Indische jongeren door al in het tweede nummer een bezorgd geluid te laten horen over de Indische nozems, zich daarbij uiteraard handig verschuilend achter een hoofdinspecteur Van An- del (die volgens „Oscar" zó zenuwachtig is van het probleem dat hij in een half uur vier pijpen roken moet) en het blad „Vrij Nederland dat al vaker enthousiast de staf gebroken heeft over Indische zaken, maar met meer eer en intelligentie. Wij citeren: „Als er een jeugdprobleem bestaat, zegt het blad, dan is dat zeker het geval in Den Haag. Mogelijk komt het door het grote aantal In dische Nederlanders dat hier woont. Volgens het blad („Vrij Nederland" Red. TT) ho ren de jonge Indische Nederlanders misschien enigszins „tot wat in de sociologie randfigu ren worden genoemd", die hun eigen onzeker heid trachten te overbluffen door de gebruike lijke nozemsymbolen te overdrijven." Aha, daar gaan we met onze theorie van „de vol gende generatie is al veel meer geassimileerd!" No ta bene in het blad van de volgende generatie wordt de Indische burgerij alweer gesignaleerd en op wat imbeciele gronden en vermoedens! In het volgende nummer van „Oscar" verwach ten we een artikeltje over het Nozemisme in 's-Her- togenbosch en de conclusie dat er enig oorzakelijk verband moet bestaan tussen nozemisme en ka tholicisme. And for that matter tussen nozemis me en protestantisme in Leeuwarden. Als men zich dan ook maar weer handig weet te „verschuilen" achter een krant en een politieman (typische vreessymbolen voor randfiguuren), dan kan het nog leuk worden! T. R. Na de vernietiging der vlootbasis week de heer van Waning met Hr. M.s ,K XIII uit naar Au stralië. Aanvankelijk werd hij geplaatst aan boord van Hr. Ms. kruiser „Sumatra", dit schip werd gebruikt voor de convooi-begeleiding in de Indi sche en Atlantische Oceaan. In februari 1943 ging de heer van Waning naar Londen, waar hij mede werkte aan de Marine-plannen in Nederlands- en geallieerd (SHAEFF) verband voor de bevrijding van West-Europa en in het bijzonder van Neder land. Vijf dagen na de bevrijding van Nederland, 10 mei 1945, bevond hij zich in Den Haag. Lang kon hij niet in Holland blijven. In mei 1946 bracht het vliegtuig hfm naar Indië. Hij werd Maritiem Commandant van Soerabaia, in welke funktie hij nauw samenwerkte met de heer Hunger, destijds resident van Soerabaia en met generaal de Bruyne. Enkele maanden na zijn aankomst op Java werd de heer van Waning benoemd tot Kapitein ter Zee- Eskader Commandant (overeenkomend met de huidige rang van Commandeur). Tijdens de politionele akties was hij commandant van de Marine Expeditionaire Macht. Kort na de tweede politionele aktie vertrok hij met verlof naar Nederland. In augustus 1949 werd hij com mandant van Hr. Ms. kruiser „Jacob van Heems kerck", met dit schip gingen H.M. de Koningin en Z.K.H. Prins Bernhard in september 1950 naar Engeland voor het officiële bezoek van Hare Ma jesteit. Bij deze gelegenheid werd de heer van Waning bevorderd tot „Honorary Commander of the Military Division of the Most Excellent Order of the British Empire". Op 1 januari 1952 verliet hij, op zijn verzoek, de Koninklijke Marine. Hij was reeds eerder benoemd tot contact commissaris bij de Nederlandsche Par ticuliere Rijnvaart Centrale. Momenteel is hij, se dert 1 mei 1953, direkteur van het Rotterdamsch Rijnvaartbedrijf N.V. In zijn kantoor op de Veer kade in Rotterdam heeft hij een riant uitzicht op de Maas; het water dat zozeer zijn liefde heeft. Zelfs in zijn hobbies zoekt hij dat water, hij is voorzitter van de Stichting voor Ronde- en Plat- bodemjachten en bestuurslid van verscheidene ver enigingen. Een andere grote hobby van de heer van Waning is. het kan bijna niet anders, maritieme historie. Voor hem gelden stellig de woorden „zeeman in hart en nieren", want dat is hij ongetwijfeld. HANNY LIM

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 11