U KOMT TeKORT Een onvergetelijke vrouw VOOR EEN BROMMER i Mevr. Swaan-Koopman met haar jongste dochter en twee kleinkinderen O.A. OVER BUSKEN HUET r. r. OP ONZE PASAR MALAM, 30 JUNI, 1 en 2 JULI, HAAGSE DIERENTUINMODESHOWS, DEMONSTRATIES, ZANG, DANS, TENTOONSTELLING TROPENMUSEUM, ETC ETC. Dit is één van de werkelijk droeve dingen in onze dagelijkse grote post: de telkens terugkerende brief met de zwarte rand en het weten dat er weer één van ,,de oude Indische garde" is heengegaan. En soms krijg je het ook te lezen uit een gewone brief: „Zeg Tjalie, weet je dat die-en-die overleden is?" Bij sommige mensen schokt het werkelijk erg. Dat zijn zij, die je vaak niet eens gekend hebt, maar die door hun karakter en werk een soort „alomtegenwoordigheid" hadden in het Indische leven, als het ware een stukje sfeer waren van het leven van de Nederlander in Indië. Zoiets is toch onsterfelijk, dacht je altijd. En opeens weet je, dat het niet zo is, en dat iets moois van „ons alle maal" voorgoed voorbij is. Dat voelden wij toen we plotseling vernamen van de dood van Mevr. C. C. C. J. SwaanKoopman op 5 mei. Zij was één van die zeldzame mensen in Indië, die niet alleen in het oog van de In donesiër Europeaan waren dus ook Christen (dat waren wij allemaal, maar wat bleef er vaak van het Christenschap over?), maar zij was het met de in zet van haar hele persoon in leven en werk, ook naar Indonesiërs toe, iemand dus die zich sterk bewust was van die ene Christenplicht: voortdu rend te getuigen, dus dienen. (Want waren velen daar niet om baasje te spelen?) Wie in het leven van deze wonderlijke vrouw schouwt, vindt tot zijn verbazing direct drie op merkelijke eigenschappen: Trouw, Branie, Onder nemend maar dit alles bij een grote eenvoud en geloofszekerheid, die werkelijk zeldzaam zijn. Dan ook pas beseffen wij zoals wij daarnet reeds zei den: dat dit „voorgoed voorbij is". Het zal voor de nieuwe generatie niet meevallen eenzelfde fi guur voort te brengen! Laat ons het nochtans blij ven hopen in deze steeds gemakzuchtiger wordende wereld: Christen zijn is nog wat anders dan „zich Asa! niat, harus bisa. Waarom kunnen wij niet een fonds vormen om adiks die buiten hun schuld men- dapat susah, of eventjes hulp nodig hebben over hun dieptepunt heen te komen. In diverse dagbla den zie je verschillende oproepen tot steun, las er zelf laatst één voor een dierenasyl in een nabuur land, en zij krijgen er ook nog geld voor, reken maar. Deze surat is niet alleen naar aanleiding van het artikel bl. 6 Tong-Tong 15 mei j.l. maar wij kun nen toch eigenlijk meer doen? Kan zelf niet veel missen, maar hierbij vast een ringgit voor die brommer eventueel voor de zoon van Butteling. Dat kunnen wij toch wel voor elkaar krijgen Salaam G.D.J.S. Okay. Tjalie tambah tien pop. Wie volgt Vervolg van pag. 8 en ngobrollen en ondertussen werden er plannen gesmeed voor een volgende réunie. Jongelui! (om met meneer van de Riet te spreken), jullie, die geweest zijn, komen zeker de volgende keer weer en jullie die niet geweest zijn zullen dit verslag in Tong Tong lezen en misschien tot INKEER gebracht zijn. Rest ons nog een laatste woord van warme dank en waardering te wijden aan het Comité voor de onvolprezen manier waarop ze deze eerste bijeenkomst van de I.E.V. Kweek school op stapel hebben gezet en hen met het buitengewone succes geluk te wensen. Lui, tot ziens! Waar en wanneer horen jullie nog wel. Nog een mededeling. Zij. die belangstelling hebben voor de op de Réunie gemaakte foto s kunnen contact opnemen met: F. Mathéron, Marshalllaan 147, Utrecht, tel. 33781 en A. E. Benjamins, Kloppersingel 161, Haarlem, tel. 56785. AVA P.S. Tussen de bedrijven door, werd ook nog f 233.- voor N A.S.S I. opgehaald Wij wilden wel dat jullie even vlot waren met het betalen van je TONG TONG-abonnement. Christen noemen en dat betekent werk, onge mak, opoffering. „Zuster Gunning" (ook een in Indië wijd bekende naam) zocht voor ons nog de volgende feiten: Zij was de eerste vrouw, die de studie tot werk tuigkundig ingenieur voltooide. Kort daarop huw de zij Ir. W. Swaan, waterbouwkundig ingenieur, en vertrok het jonge echtpaar naar Indonesië. Beiden waren in hun studententijd lid geweest van de Nederlandse Christen Studenten Vereniging. Ve len uit deze kring kozen in die tijd welbewust een werkkring in „Indië", met de begeerte om land en volk te dienen in hun beroep of werkkring, óók in hun leven als Christen. Deze oud-N.C.S.V.-ers sloten zich in Indië aan een tot de Vereniging Indische Oudleden NCSV, kortweg VIO. De Swaans behoorden tot de kern van deze VIO. Hun werkkring als Ir bij de water staat (nader bij de irrigatiewerken op Java ter bevordering van de landbouw) bracht hen in zeer nauw contact met de bevolking. Zij hebben in ver schillende plaatsen op Java gewoond; Poerwakarta, Poerworedjo, Tegal, Pasoeroean, en overal vriendschapsbanden aangeknoopt met zowel de prijaji als de kleine dessaman. Het gezin groeide, twee dochters en twee zoons; Mevrouw Swaan heeft kans gezien om vanuit haar gezin niet alleen open huis te houden voor zeer velen, doch ook actief deel te nemen in het op komend Christelijk verenigingsleven in Indië, met name in de Christen Jonge Vrouwen Federatie. Zij was het, die het onderzoek destijds door de Regering ingesteld naar de toestanden in dé batik industrie, in aangrijpend duidelijke taal, bekend maakte - de practisch met lijfeigenschap te ver gelijken toestand waarin vele batiksters in dienst van hun werkgevers stonden. Zij was het ook, die goede en verantwoorde voorlichting op hygiënisch terrein aan haar lezerskring bood. De oorlog bracht haar in eerste instantie voor de klasse van de HBS, waar zij, bij de mobilisatie der mannen, haar Ir. diploma nuttig kon gebrui ken, later in het kamp. Na de oorlog bleef Ir. Swaan in Djakarta, waar hij, naar ik meen aller eerst de riolering van het Tjidengkamp in orde maakte! Mevrouw Swaan werd de publiciste van kerkelijke organen, haar taak was het mede om de Hollanders de ogen te openen, dat ook voor Indonesiërs de oorlog het oude tot onherroepelijk verleden tijd gemaakt had, en dat een nieuw be gin veel radicaler nieuw zou moeten zijn, wilde het aanvaardbaar wezen. Toen de tijd van terugkeer naar het oude land gekomen was, vond Ir. Swaan een werkkring aan de School voor Tropische landbouw in Deventer en stelde Mevr. Swaan bijna vanzelfsprekend haar schrijftalent in dienst van de Zending. Zij schreef vele boekjes voor de Raad van Zending der N. Hervormde Kerk en vele artikelen in de bladen van jeugdorganisaties en vrouwenverenigingen. De dood rukte haar plotseling weg uit een werk dat nooit scheen te kunnen ophouden. Misschien is dit juist een Vingerwijzing dat het nooit te vroeg is voor de volgende generatie om op haar pad verder te gaan. Zondagmiddag 30 april, in mijn auto op weg er gens vandaan ergens heen, hoorde ik om 15.35 u. door de radio iets zeggen over Busken Huet. Ik weet niet meer door wie, in welke uitzending, want daarna eiste het verkeer me té intensief op om ver der op te letten. Maar de spreker herdacht de letterkundige, In disch journalist en oprichter van „De Gids" Con rad Busken Huet, die zijn laatste jaren in Frank rijk sleet, „niet uit voorkeur voor Frankrijk, maar uit afkeer van Nederland", aldus de spreker. Kijk Conrad Busken Huet is dood. Al lang. Maar zijn naam leeft nóg en zijn geest leeft nóg. En in zulk een hoge ere dat zelfs de onprettige dingen die hij zei, nu met eerbied en ontzag worden geciteerd. Vele Indischgasten zijn nog niet dood. Zij leven verspreid in het buitenland, bij vele en vele tien duizenden. Ik weet niet of zij net zulk een grote afkeer hebben van Nederland als eens Busken Huet. Ik weet wel dat zij een grote afkeer hebben van bepaalde Nederlandse gebreken. En dat zij die af keer delen met vele Nederlanders die nog steeds in Nederland leven en er nooit vandaan kunnen of willen gaan. Deze mensen zijn niet „anti Nederlands", even weinig als Busken Huet. Zij zijn juist pro-Neder lands. Vandaar dat zij zich voortdurend blijven beijveren om gevaarlijk onkruid in de Vaderland se tuin te bestrijden. Wie werkelijk anti-Neder lands is, verdwijnt van hier en kijkt nooit meer om. In onze hele literatuur, in onze hele historie is het continué, onuitroeibare verzet tegen kwalijke volks eigenschappen, een instituut geworden, dat door en door Nederlands is. (Alleen in totalitaire staten wordt de anti-stem vernietigd!). Als in Tong Tong de stem terug te vinden is van Jan Huygen van Linschoten (die moeders pappot verafschuwde), van Multatuli, van Busken Huet, van E. du Per ron, dan is dat een volkomen natuurlijke karak tertrek van Tong Tong. En dan: ook al zou deze geest werkelijk anti-Ne derlands zijn, kan Nederland dat niet aan? Waarom zo gauw dat angstgejammer en opgewonden ge- signaleer? Wees niet bang: het Nederlandse volk bestaat werkelijk niet uit juffershondjes alleen. En de werkelijk soliede Nederlander kan best een stootje velen. Die lust dat bovendien wel. Wat ik wél heel erg verdacht vind is dat veel van die be zorgde vaderlandertjes altijd bereid zijn om Tjalie te oorvijgen, maar blijkbaar best tevreden zijn met communisten in de Tweede en Eerste Kamer. H'm ja, niet anders: verduiveld verdacht! Maar alle verdenkingen terzijde (zij maken een mens alleen maar bang en laf), kom maar op met die proteststemmen. Al waren het er een millioen, Tong Tong houdt deze stem. En wie er kwaad van denken wil: honni soit qui mal y pense!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 9