m
m
(Vervolg van pag. 7)
FRANSE CONVERSATIELES
GORDEL VAN SMARAGD
1 1
verzamelt? Dit was een groot ogenblik voor wij zo
goed als voor de nu tot een jongeman opgewassen
Edward Beverley!
Ook het vervolg van Tom Sawyer, „De Avontu
ren van Huckleberry Finn", oefende een sterke
bekoring op mij uit. Het was een duister en ge
heimzinnig boek. De Mississippi werd er in tot
hoofdpersoon: die brede, oneindige rivier met haar
verraderlijke stromingen, haar platte raderboten die
uit hun hoge dunne schoorstenen roet en walm in de
zich over een wijd en eentonig landschap uitbrei
dende hemel bliezen. Ik was bijna wat bang voor
dit boek; het beklemde me. Ik denk aan het be
nauwend bezoek van de als meisje verklede „Huck"
aan een oud wijf dat eenzaam in haar hut woonde
en er zich mee vermaakte, met haar loden maasbal
de ratten dood te smijten, die krijsend door de ka
mer joegen. Ze geloofde niet hard in Hucks ver
momming, maar om zekerheid te verkrijgen wierp
ze hem onverhoeds de bal toe: „Hier, vang!" Huck
ving de bal op door -als een man -haastig de
dijen aaneen te sluiten... Het oude wijf brak in
een hees gegiechel uit, waarvan ze voorlopig niet
bekwam. O, dit was magische schrijfkunst.
Wat mij het meest heeft „gedaan", is misschien wel
Edmondo d'Amicis' „Jongensleven" geweest. Er lag
een intens droeve sfeer over dit werk, dat van een
schooltijd vertelt en wel een sterk autobiografisch
karakter zal hebben - ik vermeld dit, omdat ik al
vaak heb kunnen vaststellen dat het boek weinig
bekend is. Er gebeurt niet zo heel veel in: een ge
liefde onderwijzeres neemt onder tranen afscheid
van de school waaraan ze haar leven heeft gewijd.
Een moeder komt in haar wanhoop de hulp van de
meester inroepen bij de opvoeding van haar zoon,
die niet deugen wil de slechte zoon lacht de
snikkende, rampzalige vrouw uit, misschien slechts
omdat hij zich gegeneerd voelt tegenover zijn mak
kers. Het boek vertelt van volksmensen die, slo
vend voor hun dagelijks brood, slechts met moeite
het schoolgeld kunnen opbrengen, maar zich dit
financiële offer getroosten in de hoop dat hun kind
het in de maatschappij eenmaal verder zal bren
gen dan zij. Ik leerde een land kennen met een als
mieren dooreenkrioelende, onder eeuwige armoede
gebukte, in donkere huurkazernes tezamenhokken-
de bevolking: Italië. Eén rijkaard zit er in de klas:
hij heeft voor zijn „eerste communie" (wat was
dat?) een echt gouden horloge gekregen en eist
daarvoor bewondering op, zelfs van de sjofele
oude man, die in het park naast hem op de bank
zit. „Kijk, het is goud," zegt Ricardo, terwijl hij
achteloos zijn horloge toont. En, al wat ongedul
diger: „Nietwaar, iedereen kan zien dat t goud is.
En de oude man antwoordt:. „Ik geloof u wel, jonge
heer, maar zien kan ik het niet... ik ben blind.'
Italiaanse vrienden hebben mij later uitgelachen,
toen ik hun met gloed van „Cuore" sprak, zoals de
oorspronkelijke titel luidt. Zij geneerden zich een
weinig voor de internationale roem van dit met
een overgevoelige pen geschreven boek. Mussolini
liet het bannen uit de schoolbibliotheken: de Ita
liaanse jeugd moest sterk en optimistisch zijn, zich
bevrijden van de misère van het verleden: de triest
heid van „Cuore" paste niet meer bij het zelfbewus
te, positief ingestelde nieuwe Italië.
Ondanks de fiere lijfspreuk: „II Duce ha sempre
ragione!" heeft Mussolini vergissingen begaan, en
dit was er een van. Want de heldenmoed die hij
wilde kweken, wordt geboren uit liefde en nederig
heid condities voor de bereidheid tot zelfver
loochening, tot het supreme offer. Zedelijke moed
sprak uit elk der „maandelijkse verhalen" waarop
de meester in „Jongensleven" zijn leerlingen trac-
teerde en waarnaar ik reikhalzend uitkeek, juist
als zij. „De Sardijnse trommelslager!" Moedig
was ook de jongen die 's nachts heimelijk opstond
om zijn vader te helpen, wanneer deze door over
vermoeidheid was ingeslapen over zijn eentonig
werk: het schrijven van adressen op drukwerken.
Moedig is de in lompen geklede kleine Savoyaard
aan boord van het passagiersschip, die, inplaats
van zich dankbaar te tonen nadat medelijdende
heren en dames geld voor hem hebben ingezameld,
hun deze aalmoezen weer in het gezicht werpt
wanneer zij zich minachtend spottend over zijn
land uitlaten.
Boeken met een sterke eigen sfeer en een warme
menselijkheid hebben mij als kind het meest aange
sproken; zij waren de vrienden tot wie ik steeds
terugkeerde.
Impulsief op het lichtzinnige af soms, heb ik in de
roes van het ogenblik wel eens grote waarden in
mijn leven roekeloos op het spel gezet. Zo offerde
ik op een dag mijn ganse geliefde bibliotheek toen
verleiding optrad in de vorm van een fiets. Ik bezat
er geen. De zoon van een coupeur in onze buurt
was in dat opzicht gelukkiger en bood mij „een
rondje rijden" aan tegen betaling van een boek.
Aanvankelijk scheen de prijs niet hoog voor zulk
een verrukkelijk avontuur: Juliana van Stolberg
laan, Laan van Nieuw Oostindië, Bezuidenhout en
terug door de Adelheidstraat. Ik stond er de boeken
voor af waar mijn hart het minst aan hing. Maar
gaandeweg kwam ik aan mijn kostbare Karl Mays
en Jules Vernes toe, en op het laatst bracht ik mijn
Shylock met een krop in de keel mijn „Woudloper",
mijn „Huckleberry Finn", mijn „Kinderen van het
Woud", mijn „Jongensleven,,, mijn „Tom Sawyer".
Ja, ook dat. Het allerlaatste boek dat ik uit handen
gaf, was er merkwaardigerwijze een waarvan ik me
de inhoud en zelfs de titel nu niet meer herinner;
het was me dierbaar om een gekleurde plaat die er
in stond, voorstellend een Indiaan die op zijn mus
tang in dolle rit een blank meisje uit een brandende
nederzetting ontvoerde. Ze lag in nogal on
comfortabele houding, als ik het nu bedenk rug
gelings over de hals van het voortgalopperende
paard; haar lange blonde haren sleepten langs
de grond. Het afscheid van deze plaat met zijn
vlammende achtergrond viel mij zwaar, héél
zwaar... maar in Godsnaam. Nog éénmaal de Julia
na van Stolberglaan, de Laan van Nieuw Oostin
dië, het Bezuidenhout
Toen was het uit. Ik had niets meer te bieden.
Marietje hield als een goede zuster thuis haar
mond, al verborg ze haar afkeuring voor mijn licht
zinnigheid niet en voorspelde ze dat er „iets voor
mij waaien zou". Heeft Sientje uit de school ge
klapt? Op een zeker ogenblik stond mijn moeder
met sprakeloosheid geslagen voor mijn lege boe
kenkast. „Waar zijn al je boeken gebleven, Broer?"
Ik kon niet anders doen dan, in tranen van berouw
nu, mijn vreselijk verlies te biechten. De veront
waardiging van mijn moeder deed mij beseffen dat
ik mijn ritjes misschien wel wat duur betaald had.
Maar wat viel er nü nog aan te doen? Ik had mij met
open ogen en zonder enige dwang van buitenaf op
een zakelijk voorstel ingelaten. Zo bleek mijn moe
der het echter niet te zien. Het was een onbehoor-
JOHAN FABRICIUS
Verhalen uit het oude Indië
272 bladzijden
Gebonden slechts f 4.90
Bij elke boekhandel
LEOPOLD - DEN HAAG
lijke transactie geweest, en ik moest mijn boeken
terugvragen. Het speet me, maar dat kon ik niet
doen; ik stierf nog liever. Jawel, ik moest mijn
boeken terug eisen; Sientje zou als morele steun
met me meegaan. Ik weigerde. Tenslotte trokken
Sientje en Marietje er samen op uit; de veront
waardiging van mijn moeder had zich intussen aan
hen meegedeeld.
Natuurlijk verweerde de succesvolle jonge zaken
man zich. Pas na een lang en driftig betoog van
Marietje en dreigementen van „thuis vertellen" uit
de mond van Sientje, was hij bereid water in zijn
wijn te doen; enkele boeken zou hij teruggeven, niet
alle; dat zou niet eerlijk zijn. Marietje wist gelukkig
welke de boeken waren waarbuiten ik niet leven
kon. „Tom Sawyer", „Jongensleven", „De Woud
loper", „Huckleberry Finn", „De Kinderen van
het Woud" keerden tot mij terug. Ik verwelkomde
ze als waren ze uit de diepten van de oceaan opge
vist.
De plaat van de Indiaan en het blonde meisje was
ik kwijt: zelfs in het prozaïsch gemoed van mijn
halsafsnijder had die aangrijpende voorstelling blijk
baar een gevoelige snaar beroerd: hij liet het boek
niet meer los.
Als ik hem later tegenkwam, keek hij me met de
diepste minachting aan; zeggen deed hij maar niets:
de woorden ontbraken hem. Ik voelde wel dat ik
mij niet als een man had gedragen, en schaamde mij.
(wordt vervolgd)
fiïl»
Nog een foto die wij kregen van dr. Haak Bastiaanse. Hier ligt hij op de „snijtafel van een door de
hoogste klasse van de KW 111 in het jaar 1900 geënsceneerde „Anatomische Les Welk een carrière
heeft het toenmalige „cadaver" gemaakt tot kandjeng besar" in de Ned. Indische medische wereld!
Maar wie is de romantische figuur met knevel en artistieke lokken met dat portie „oetek reboes in zijn
handWe hebben het nagevorst en gevonden: in zijn flat in Marlot: Mr. A. A. Galestin, neef van (prof)
Theo Galestin ook een „Anak Betawie", thans hoogleraar in Leiden weet je nog Theo, hoe we in
1953 bij VORL aan de aloon-aloon in Bandoeng naast de misigit saté oedang smulden?).
Maar deze Anton Galestin was na een schitterende studie van 1908 tot 1922 verbonden aan de rechter-
lijke macht in Ned. Indië. In zijn jonge jaren was hij o.m. griffier van het landgerecht m W onosobo,
waar hij werd opgevolgd door een jonge controleur, genaamd Meyer Ranneft! Ei ei, leidde de weg naar
de Volksraad over Wonosobo?
Nog meer: deze Galestin was de eerste lEV-man in de Volksraad (benoemd) en na deze eerste periode
de eerste gekozen IEV-fractie-voorzitter. Na hem kwam Dick de Hoog. Kijk eens aan: zon „gekke
foto uit een voorbije HBS-tijd: een stukje historie! 7
Nu vraagt Tong-Tong: wie kent nog andere scholieren op dit plaatje en weet wat van hen te vertellen?
En kijk toch eens aan: die nimmer té hoog geroemde toetoepjassen: practisch, luchtig, correct, mannelijk:
ook die jas is een element Nederlandse historie en Nederlandse cultuur overzee. Do not forget. Do not
forsake!