Ouwe Schoolatlas
WE GAAN TERUG NAAR INDIË
TERUG UIT «DE WEST»
14
T.R.
DE TROTSE VADER
Ja, Pa!
Vervolg van pag 9
Advertentie
het schip binnen, op de schouder een zak ko
len die ze leegstortten, het gruis nasnuivend
dat in dichte wolken rondom hen opsteeg tot
het hun in de oren en tussen de tanden zat.
De hoogtronende kahieelruiters die, wiegelend
in zeeziekmakende deining, een eindweegs met
onze langzaam door het Suez-kanaal varende
„Prinz Eitel Friedrich" meereden, duister vij
andige blikken naar ons werpend door de spleet
in hun om het hoofd gewonden doek. (In wat
voor wereld leefden deze vreemde, grotesk uit
gedoste gedaanten?) De naakte bruine jongens-
die, met de hand hun schaamte bedekkend, als
kikkers in het water plompten, „bakschisch!
bakschisch!" roepend, en met veel dooreenge-
krioel van spartelende armen en benen naar de
dubbeltjes, kwartjes en piasters doken die we
hun toewierpen; met een grijns van blinkend
witte tanden toonden ze ons wat ze uit de diep
te hadden opgevist, en meteen moedigden ze
ons tot verdere generositeit aan: „More bak
schisch! Yes! More bakschisch! Mister! Lady!
You are mij father! You are my motherl More
bakschisch! Yes! Yes!"
De laaiende hitte van de Rode Zee. Dek en
reling gloeiend. Een zeearend hoog aan de he
mel waaruit alle kleur was weggevreten door
het overweldigend licht. En daarna de trage,
brede deining van de Indische Oceaan. Wij
kwamen naderbij; de vliegende vissen, links en
rechts voor ons uitscherend, kondigden onze
komst al aan. Altijd weer fascinerende aan
blik: hoe ze uit het gladde oppervlak der zee
omhoogschoten, laag boven het water een heel
eind voortgleden op vochtig glinsterende, zij
delings uitgespannen vinnen, groen-goud-paars
als libellenvleugels, om dan weer in een golf
weg te plonzen.
Twee walvissen werden gesignaleerd; verloren
in de oneindigheid der oceaan volgden ze zij
aan zij hun mysterieuze koers, op en neer dei
nend als de kameelruiters langs de boorden
van het Suez-kanaal, en met tussenpozen hun
wonderlijke fonteinen omhoogspuitend. Ik stond
urenlang over de voorsteven gebogen, omlaag-
turend in het nu azuurblauwe water waardoor
wij een witte voor ploegden, en in trance ge
rakend bij het dromerig ruisen onder mij. Bruin
vissen speelden chassé croisé met het grote
vaartuig, wierpen zich dartel om en om, hun
witgemarmerde glanzende buiken tonend. Ik zag
een lange roestbruine zee-aal zonder haast voor
de boeg wegkronkelen en de diepte inglijden, tot
het blauw hem had opgeslokt.
En het schip voer, voer verder op zijn droom
reis. Het werd steeds lichter en stiller en wijder
om mij heen. Daar achter de kim, voor me uit,
daar lag mijn geboorteland Indië. De avond
viel elke dag wat vroeger in, en de komeet van
Halley trok als een vurig kromzwaard langs
de van sterren tintelende hemel van het zuide
lijk halfrond. Op de oosterse wereld maakte
dit Teken Allah's diepe indruk, en ik herinner
mij hoe ook ik als kind in het vreemde schouwspel
een onbestemde dreiging voelde.
Wat herinner ik mij verder nog? De dekspelen
natuurlijk, de wedstrijden met prijzen. De dikke
Duitse meneer, die klem raakte in de reddings-
Vervolg van pag. 13
se bestuursambtenaar (zouden wij op Java van een
wedana gesproken hebben?) betoogde dat aan alle
dorpskapiteins toch een document was verstrekt
waarop hun rang en identiteit stond aangeduid?
Hij behoefde, bij het departement aangekomen,
slechts deze van een foto (ik ving het woord „por
tret' op) voorziene pas te vertonen, en men zou
weten wie men voor zich hadDe man in het
rood-wit-blauw schudde triest onvoldaan het hoofd.
Zeker, hij bezat zo n document. Maar als hij in
uniform ten departemente verscheen, behoefde hij
niet eerst een stuk papier over te leggen
De bestuursproblemen aan de Boven-Saramacca
lijken mij voor het ogenblik nog weinig gecom
pliceerd.
Hoe lang dat zo blijven zal?
JOHAN FABRIC1US
boei waar hij zich doorheen moest wringen.
Daar hadden wij kinderen minder moeite mee;
mijn zusje won een servetring met het wapen
van de Norddeutsche Lloyd er op, ik een echt
stalen zakmes met „Prinz Eitel Friedrich" en
twee gekruiste ankers er in gegraveerd; nog
nooit had ik zoiets kostbaars en volwassens
bezeten. De eerste verjaardag van onze Prin
ses Juliana werd gevierd met het Wilhelmus
door het scheepsorkest en een grote taart ge
tooid met rood-wit-blauwe en oranje vlagge
tjes. „Hoch soil Ihre Königliche Hochheit leben!
Hoch! Hoch! Hoch! Hurra!"
En dan die tragische roep: „Man over boord!
waardoor wij werden opgeschrikt uit onze soe
zerige vergetelheid. Een dame gilde het uit haar
hut: ze had de ongelukkige buiten langs haar
patrijspoort zien neertuimelen. Bevelen op de
brug; het rinkelen van de telefoon naar de
machinekamer, en het grote schip beschreef een
wijde boog, om tenslotte, steeds langzamer va
rend, tot zijn kielzog terug te keren, waar het
stil bleef liggen. Matrozen, druk in de weer
met het losmaken van riemen, waren in een
reddingssloep gekropen, die nu met schokken ge
streken werd tot hij het water raakte en hevig
op en neer begonnen te deinen op het toch
zo stil schijnend oppervlak. Het bootje hoe
nietig werd het ineens -verwijderde zich van
het schip op zoek naar de door niemand ge
ziene drenkeling; het uitzichtloze van de goed
bedoelde geste was aan ieder duidelijk.
Vanaf het botendek sloeg ik dit alles gade te
zamen met een vriendinnetje dat in die dagen
trouw met mij optrok. Wat mocht er toch wel
aan de hand zijn? De agitatie van die mensen
daar op het dek beneden ons! Mijn vader, die
plotseling zo vreemd deed en iets riep als:
„Laat me los! Ik spring hem na!" Hij kon
helemaal niet zwemmen, en ik riep dus: „Paat
je! Niet doen!" En dat loste ineens alles op.
want hij bleek in de mening te verkeren dat ik
wel de over boord gevallene zou zijn. Ma-
rietje kwam als eerste naar boven gestormd en
gaf mij maar alvast een pedagogische draai om
de oren. „Broer, waar zat je dan toch ook?
De reddingssloep keerde van haar hopeloze
tocht terug; werd weer in de davits gehesen,
précair zwevend tussen hemel en oceaan. In
tussen was men begonnen de namen van alle
passagiers af te roepen. Niemand ontbrak. De
scheepsroj. Eerst de Duitse bemanning: allen
Er is niets zo droevig als het doorbladeren van
een oude schoolatlas. Deels omdat we er onze
gelukkige jeugd nog even in terug vinden, die we
tóch wel kwijt zijn. Deels omdat we ons dan pas
met een schok realiseren hoeveel er sinds de lagere
schoolbanken veranderd is.
Dat zo lekker in kleurtjes verdeelde Europa met
z'n grote Duitsland en al z'n mooie landjes van
Oost-Europa (Estland, Letland, Lithauen, Polen,
Roemenië, Oostenrijk, Hongarije, enz. enz.
Ja, en overeenkomstig de Europese kleurtjes
was de hele wereld verdeeld: kijk es: alles wat
rose is, is Engels. Wat paars is is Frans, want
oranje is is Nederlands, enz. enz.
Tsjoooonge-jonge-jonge! Vijftig negervolken, paars
verfje, hap-slok Frans, tachtig Arabische volken,
rose verfje, hap-slok Engels, zestig Indonesische
volken, hap-slok Hollands. Ons is de wereld!
Ja, wat een absurde droom! Dat we het hebben
kunnen gelóven! Nee, erger: dat velen van ons het
nog steeds geloven. Dat velen denken dat de
nieuwe jonge volken nog steeds horen te denken
en te doen wat het oude kleurtje voorschreef!
Dat velen van ons nog steeds niet door die kleur
tjes heen zien. om te WETEN dat andere ster
ke kleuren aan het opkomen zijn. En dat sommige
van die nieuwe kleuren in latere decennia nog
eens onze Europese hokjes zouden kunnen over-
kleuren. Misschien alleen maar economisch en cul
tureel, maar waar blijven we dan?
Hoe ziet de wereld er over vijftig jaar uit? Hoe
machtig is China straks? Brazilië? Wat gaat zich
voltrekken in Afrika, in Z.O. Azië? O, leven
we dan (gelukkig) niet meer? En onze kinderen
en de kinderen van deze kinderen moeten die
JOHAN FABRICIUS
GORDEL VAN SMARAGD
Verhalen uit het oude Indië
272 bladzijden
Gebonden slechts f 4.90
Bij elke boekhandel
LEOPOLD - DEN HAAG
present. De Chinese stokers dan. Ze stonden in
een slordig rijtje bij elkaar, een grijnslachje om
de gladde mond. Toen ook zij er nog allemaal
bleken te zijn, ging er een hoera'tje onder hen
op. (In het Chinees.) De dame in haar cabine
had zich dus toch vergist; misschien leed ze
aan hallucinaties (door de tropenhitte?)
Neen, ze bleek zich niet vergist te hebben. Een
Chinese stoker was uit de machinekamer naar
boven gelopen om even een luchtje te scheppen
(en doordat hij dienst had, was bij lezen van
de rol zijn naam niet afgeroepen). Hij had mis
schien aan zijn verre dorp in China gedacht, dat
hij wel nooit zou terugzien, of aan zijn vrouw
die er met een ander vandoor was gegaan; of
hij had alleen maar geen lust meer gevoeld om
zijn leven nog langer in die naar vettige olie
stinkende machinekamer te slijten, steeds maar
kolen scheppend in de roodgloeiende eeuwig hon
gerige muilen van de ketelvuren het blauw
doorzichtige water van de grote zee rondom hem
had ineens onweerstaanbaar gelokt. Wie zal het
ooit weten? Volle kracht vooruit! rinkelde de tele
foon op de brug alweer. In de lome warmte, de
wijde stilte sprak de volgende dag al niemand meer
van hem: zelfs zijn kameraden waren hem vergeten.
Colombo. Bomen die één groot oranje boeket
waren. Een tempel met vreemdsoortige Indische
•goden; even mochten we er binnengluren. Osse-
karren. Palmen, hoge en lage. Slanke, donkere
gestalten, die op blote voeten geruisloos voort
schreden in kleurige gewaden, een bloem in het
haar.
Toen: de blauwe bergketen van Sumatra tegen
de ondergaande zon. En de morgen daarna, ver
vloeiend in een trillende hittewaas, de lage noord
kust van Java.
wordt vervolgd)
het dan zelf maar weten? Wordt dat niet cata
strofaal? Zoals wérkelijk de twee wereldoorlogen
voor ons catastrofaal geworden zijn? Waarom
gaan we ons onderwijs en onze opvoeding niet
veranderen en verbeteren? Waarom leren onze kin
deren nog steeds dat zwarte mensen negers zijn?
En niet dat het net zo n ingewikkelde combinatie
van negervolken is als Europa? Waarom praten
we mokkend over Indonesië omdat Soekarno zo
stout is? Waarom maken we grapjes over Souvan-
nu Phouma en Mao TseTung?Over,,pinda-chinees-
jes" en die vervelende Japanners? Hebben we niet
gezien dat de Honda-motoren alle Europese mo
toren de baas zijn nu? Dat de Japanse industrie
als een barstende granaat in alle markten en indus
trieën doordringt? Waarom piekeren we alleen
maar over AOW, kinderbijslag en huisvesting? Of
over helemaal niets?
Ach, het zijn maar piekerans van een straatslijper.
Nog steeds. Zou hij wel eind-HBS hebben
Kees, Kees!
Wie daar smijten zo Kees?
Javaan, Pa!
Waarom jij niet verbieden, Kees?
Ah Pa, ik djenéer!
Hot, hot, mijn jongen spreken Frankrijk!
H.G.-V.