HOE DE JEUGD HET ERVOER J. J. B. FRIJLINK t De Heer Frijlink met zijn echtgenote (oct. 1956) 15 AUGUSTUS 1945 8 Franciscus Josephus Bernardus Frijlink werd op 5 oktober 1881 te Soerakarta geboren. Zijn vader was militair apotheker en werd gepensionneerd als hoofd van de militaire pharmaceutische dienst. Als tienjarige jongen vergezelde Frans zijn ouders die met verlof naar Holland gingen; daarna was er geen verlof meer bij. Te Batavia bezocht de jonge Frijlink de K.W.III schBol en later de plan- tersschool te Buitenzorg, kwam na afloop daarvan in dienst op de Michiels Arnold landen in het Buitenzorgse en werd al spoedig onderadministra teur op de afdeling Tjarioe van het land Tjipa- mingkis, waar in hoofdzaak rijst werd verbouwd. In 1912 werd hij administrateur van de landen Kla- panoenggal en Tjileungsi toenmaals eveneens rijst landen. Echter was hier reeds een begin gemaakt met de rubbercultuur (hevea) welke door Frijlink op de beschikbare woeste gronden op grote schaal werd uitgebreid; als catchcrop werd robusta aange plant. Daarnevens werd door aanleg van irriga tieleidingen een zeer vergrote opbrengst van de rijstlanden verkregen. De rijke inkomst van de be kende vogelnestgrotten op Klapanoenggal liep door de daling van de prijzen sterk terug. Omstreeks 1918 werd Frijlink hoofdadministrateur van het land Nanggoeng in het district Leuwiliang, in hoofd zaak een thee- en rubberland, rijst was daar slechts bijzaak. Ook hier werd jaarlijks nog een grote sedekah boemi gegeven. Om bij zulke gelegenheden een behoorlijk logies te verstrekken stond daar vroeger een groot houten gebouw waarin meer dan 20 logeerkamers, maar ten tijde dat Frijlink hier kwam was dat gebouw afgebroken. Niettemin kon men bij feestelijke gelegenheden nog genoeg- zaam logees herbergen; die oude landhuizen bo den daartoe voldoende ruimte. In 1924 trok Frij link zich van Nanggoeng terug en vestigde zich op Buitenzorg om zich meer intensief bezig te houden met zijn eigen rubberonderneming Wana- herang in het Tjibinongse, waar de beste bomen werden aangeplant. Tijdens de Japanse bezetting werd Frijlink op ke- doeng Halang geinterneerd; hij kwam levend uit dit kamp. De eerste jaren na de oorlog floreerde al les en daar Frijlink met hart en ziel verknocht was aan zijn geboortegrond en vooral aan het Buitenzorgse. terwijl al zijn belangen daar lagen, besloot hij te opteren voor het warga negara schap. Na de dood van zijn eerste vrouw in 1953 her trouwde hij in Aug. 1955 met mevrouw Lucardie, een plantersweduwe, doch al spoedig werd de ech telieden door hun indonesische medeburgers de grond te warm gemaakt onder de voeten waarom zij ten langen leste besloten te repatriëeren. Maar dit ging slechts met opoffering van ALLES wat hij bezat en met de grootste moeite om alle pa pieren en visa die nodig waren te verkrijgen. Zo vertrokken zij, volkomen berooid met het stoom schip Sibajak, waar zij op 8 Juni 1959 aankwa men en ondergebracht werden in de stichting St. Paulus te Eindhoven. Het lag voor de hand dat Frijlink. die aan licht, lucht en ruimte gewend was in 1 klein kamertje niet zou gedijen. De slepende ziekte waaraan hij reeds lang leed bracht spoediger dan men dacht het einde. Hij overleed op 23 Juni jl., ver van zijn geliefde Buitenzorg. In augustus 1946 was ik verbonden aan een z.g. herstel H.B.S. in Djakarta. Daar heb ik een kleine honderd leerlingen van de tweede en derde klasse een opstel laten maken, waarin zij hun her inneringen aan de bevrijdingsdag 15 augustus 1945 zouden vastleggen. Hun leeftijd varieerde van 15 tot 18 jaar, daar de meesten van hun door de oorlogsomstandigheden enkele schooljaren achter op gekomen waren. Het waren gedeeltelijk Nederlandse jongens en meisjes, die de bezettingstijd en de bevrijding in de kampen hadden meegemaakt, gedeeltelijk In dische en Chinese jongelui, die de bezettingstijd thuis eveneens onder zeer moeilijke omstandighe den hadden ondergaan en daar de blijde mare van de overgave van de Japanners hadden ver nomen. Kort geleden vielen mij enkele schriftjes van het vergankelijke naoorlogse papier in handen, waar in ik indertijd de meest frappante passages uit deze opstellen gecopieerd had. Wellicht zal het de lezers, die genoemde periode in Indonesië hebben doorgebracht en die juist uit deze periode zulke levendige herinneringen heb ben overgehouden, interesseren hoe hun kinderen op deze gebeurtenissen gereageerd hebben. Voor mij vormden deze opstelletjes een treffend .document humain Treffend vond ik vooral het kind van dertien jaar. dat zich als een volwassene verantwoordelijk voelde voor het lot van zijn jon gere broer en „wiens vreugde geen grenzen kende bij het binnenbrengen van „drie balen zuurtjes Bepaalde opmerkingen vond ik in vele opstellen terug: het zingen van het Wilhelmus bij de onder gaande zon en de ontroering die zich van ieder meester maakt het snel voor de dag halen en weer ineenstikken van de drie kleuren die men voor de veiligheid in drie stukken verdeeld had opge- geborgen. Maar nu laat ik de jongens en meisjes aan het woord. Herman de Groot nog geen veertien jaar oud was met zijn jongere broer geïnterneerd in het jongens kamp te Bangkong, Semarang. ..Elke dag werd er een paar kilo vlees gebracht voor elfhonderd jongens. Op zekere dag 21 augustus teerden onder luid gejuich twee teilen vlees binnen gebracht, de eerste maal in elf maan- den. Niemand vermoedde nog wat dit betekende. Een paar dagen daarna op 25 augustus werden 5 teilen vlees aangevoerd. Overal blijdschap! Dinsdag was door de doktoren op de ziekenzalen gezegd, dat de patiënten die dit wilden, naar het C.B.Z. zouden worden gebracht. Ik ging dus met een vriend overleggen, wat ik met Henk (mijn ongeveer 11-jarige broer) zou doen. Een reuze probleem, want de berichten omtrent dit ziekenhuis waren zeer uiteenlopend. Ik besloot de dokter te raadple gen, die mij adviseerde mijn broer in het kamphos- pitaal te laten. Er zouden nl. geen kampdokters meegaan naar het C.B.Z. en controle was dus on mogelijk. Ik besloot hiernaar te handelen. Toen ik het hospitaal uitging hoorde ik iemand spreken over vrede maar ik geloofde er niets van en was ook te apatisch om er verder over te denken. Maar later op de middag kwamen er drie balen (300 kg) zuurtjes aan en toen kende mijn vreugde geen grenzen. Maar nog kende men de reden hiervan niet. Op 23 augustus vloog er een vliegtuig boven het kamp. Ik wenste wel. dat ik er in zat en zo vrij was als de Jap! Maar daar was immers geen denken aan. Plotseling schreeuwt mijn broertje Rood-wit- blauw!" En ja, we zagen de driekleur op de staart van het vliegtuig. Met de mond zol zuurtjes schreeuwden we elkaar het goede nieuws toe. Het was wel een van de heerlijkste dagen van mijn leven! Op de 24e au gustus werden de jongens nog eenmaal voor een buitengewoon appel bijeen geroepen. Een hoge Japanse officier hield een toespraak welke door een tolk vertaald werd. Hij vertelde, dat wij vrij waren! Hij vroeg ons nog eens de groet fe brengen. ,,De rijzende zon was ter kimme gegaan Aldus Herman de Groot. Dat de jeugd optimistisch is, getuigde Nel Hove- stad, die geïnterneerd was te Rengo-Rengo bij Me- dan. Reeds binnen een jaar na de bevrijding schrijft zij: ..Ik ben gelukkig de meeste nare dingen uit het kamp vergeten en wil alleen de prettige herinne ringen behouden o.a. van „de Dag Op 13 augustus verliep alles naar gewoonte. Ik had als corvee: groente haten van het station. Dit mocht, omdat ons kamp zo geïsoleerd was, dat er geen gevaar bestond dat er iemand weg zou lo pen. We gingen zelfs zonder bewaking. 's Middags kwam er een Rode Kruis Commissie. Dat was de eerste maal na 3}/) jaar van interne ring. De kamphoofden mochten vertellen wat er aan ontbrak. De 14e kregen wij meer voedsel. De optimisten trokken reeds hun conclusies. De anderen durfden nog niet. Toch hoopte men tegen alles in. De Ja panners werden beleefd en groetten terug. Toen men toestemming vroeg om buiten het hek „gen- djer" voor de zieken te zoeken, kreeg men het raad selachtige antwoord: Dat is niet nodig. Binnenkort kunnen jullie eten zoveel je wilt De 15e augustus werden de hoofden bij de kamp commandant geroepen. Ze kwamen terug met oranje cocardes en slingers van groen. Alom hoor de men gelukwensen en snikken. De driekleur werd gehesen en het Wilhelmus werd gezongen vol ont roering. 's Avonds heeft men gedanst en gezongen tot men schor was. De andere dag wist men van blijdschap niet wat te doen Frans Sirag was geïnterneerd in Glodok, in de bene denstad van Djakarta, waar de politieke gevangenen van West-Java geconcentreerd waren. ..Op de 15e aug. was ik touw aan het spinnenzo als ik nu al bijna acht maanden deed. Met een hongerige maag zat ik te denken aan mijn moeder en zusjes, die nu zonder manspersoon thuis waren achtergebleven. Papa was al in '42 krijgsgevangene gemaakt. Een der voormannen rent de zaal binnen. ,.Er is vrede! De Jap heeft gecapituleerd!" Doodse stilte Dan verbrak een der jongens de stilte door „Hoe ra" te roepen. Ik kon het nog niet verwerken. „V'rede-thuis-weer bij elkaar't was te plotseling. Op 27 aug., de laatste avond kwam men bijeen. Onder aanvoering van de opperkok zongen we het Wilhelmus. Een onvergetelijk ogenblik. Na drie jaar hoorde men weer het volkslied. De andere morgen ging men de poort uit, die men maanden geleden vol moed was binnengegaan. Velen wa ren er vóór de vrede uitgedragen" En Ferdinand Tan. „Wat een uitbundige vreugde maakte zich van ons meester, toen we op 15 aug. 45 door de buiten landse radiostations vernamen, dat Japan zich on voorwaardelijk had overgegeven. De woorden van wijlen President Roosevelt: „We zullen de oorlog winnen en ook de vrede die daarop volgt" zijn waarheid geworden. Overal in de huizen van Europeanen en Chinezen vertoonden zich weer de portretten van H.MKoningin Wilhelmina en van Chiang Kai Chek. Op straat droeg men rood- wit-blauw. Velen, ook wij zelf, staken de Hollandse en Chinese vlag uit. 's Avonds gaven we een feestje. We hebben op de gezondheid van Koningin Wilhelmina en van President Chiang Kai Chek gedronken. Ik heb voor het eerst meegedronken. De volgende dag gingen we naar de kampen om onze kennissen van 't blijde bericht op de hoogte te stellen. Groot was onze verbazing toen ze het daar reeds wisten. Deze oorlog heeft over ons veel leed gebracht, maar hij heeft ook zijn goede zijde gehad. Nooit tevoren was de samenwerking tussen Chinezen en Westerlingen zo nauw geweest. Dit is de voor naamste reden, dat we thans hand In hand de toe komst tegemoet gaan voor de opbouw van een nieuwe betere wereld. E. ALLARD

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 8