N.A.S.S.I.-RUBRIEK 4 Waarom wordt het spijtoptantenbeleid niet verder verruimd? Op haar vergadering van 12 juli j.l. heeft de He Kamer der Staten-Generaal een fel protest laten horen tegen het spijtoptantenbeleid van de Neder landse Regering. Voor de zoveelste maal heeft een groot aantal kamerleden, met redenen om kleed, een dringend beroep op de regering gedaan om de deur wijder open te zetten voor de toe lating van spijtoptanten uit Indonesië in Neder land. De stemming in de Kamer was geladen omdat nu al jarenlang vergeefs wordt aangedrongen op een soepeler toelatingsbeleid, terwijl de nood der spijt optanten op schrikbarende wijze stijgt. Ruim een half jaar geleden al, om precies te zijn op haar vergadering van 8 december 1960, had de He Kamer een motie van Doorn c.s. aangeno men (alleen de communisten stemden tegen), waar in de Kamer duidelijk haar mening naar voren bracht: „dat bij handhaving van de thans gelden de richtlijnen de dringend noodzakelijke en rede lijk verantwoorde verruiming van het toelatings beleid ten behoeve van Maatschappelijke Neder landers in Indonesië, waaronder met name, de z.g. spijtoptanten, niet mogelijk is; dringt er bij de Regering op aan deze verruiming te bewerk stelligen door herziening der richtlijnen." Deze motie heeft de regering in feite naast zich neergelegd. Aan de richtlijnen is niets veranderd. Het aantal visumverleningen voor toelating in Ne derland is niet of nauwelijks verhoogd. Toen de betrokken kamerleden moesten ondervinden dat Minister Beerman vele door hen aan hem gerich te belangrijke vragen zonder meer had genegeerd, hebben de heren Van Doorn, Daams, mejuf frouw Ten Broecke Hoekstra, de heren Meulink en Van de Wetering de volgende motie van orde ingediend; De Kamer, gehoord de beraadslagingen over het Verslag van de Vaste Commissie voor de Repatriëring (Ka merstuk 6396, nr. 1 betreurend dat de door haar aanvaarde motie van orde van 8 december 1960 (stuk 6100, Hoofd stuk LV, nr. 12) door de Regering niet is uitge voerd: van oordeel, dat de veelal kennelijk zeer grote geestelijke en materiële nood van de visum-aan vragers het onduldbaar maakt dat in gevallen van duidelijk aanwijsbare bindingen met Nederland de visumverlening nog langer wordt uitgesteld; spreekt als haar oordeel uit, dat de Regering on verwijld na overleg met de vaste Kamercommissie voor de Repatriëring a. de toelatingsrichtlijnen aanmerkelijk dient te verruimen in dier voege, dat aan bepaalde gemakkelijk te verifiëren criteria terstond doorslaggevende betekenis ten gunste van de betrokkene wordt toegekend; b. het onderzoek in de overige gevallen aanmer kelijk dient te versnellen in dier voege, dat een aan het menselijk leed der aanvragers aan gepaste werkwijze wordt toegepast; en gaat over tot de orde van de dag. Deze motie is met een grote meerderheid van stem men door de Tweede Kamer aangenomen. Voor de spijtoptanten zelf, maar ook voor de velen die met hun lot zijn begaan en al het moge lijke in het werk hebben gesteld en nog stellen om deze slachtoffers uit de ellende te halen, is het een grote teleurstelling uit de Nederlandse pers berichten te vernemen dat ook de tweede motie- Van Doorn naast de regeringstafel zou zijn neer gelegd. Wij kunnen ons niet voorstellen dat in een demo cratisch geregeerd land de regering in strijd met de duidelijk in het openbaar uitgesproken wens (om niet te spreken van: eis) van de Tweede Kamer niet bereid is te voldoen aan de sinds jaren uitgeoefende drang om een ruimer beleid te voeren t.a.v. de toelating van spijtoptanten uit Indonesië in Nederland. Zou zo vragen wij ons af Minister Beer man bovendien zijn in de lie Kamer op 12 juli, j.l. gedane toezeggingen hebben ingetrokken o.a., dat binnen een jaar de 2000 dossiers van spijt optanten zullen worden afgehandeld en dat nog dit jaar in plaats van het niet sacrosancte getal van 2400, tussen de 3000 en 4000 visumaanvragers tot ons land zullen worden toegelaten? Dit is redelijkerwijs niet aan te nemen! Goddank is het kamerlid Mr van Doorn (K.V.P. zo diligent geweest om over deze aangelegenheid aan de Minister-President en aan de Minister van Justitie enige vragen te stellen. Wij zijn Mr. van Doorn hiervoor zeer erkentelijk. Op de door hem gestelde vragen is voor zover ons bekend nog niet geantwoord. „Een van de felste tegenstanders tegen verrui ming van het toelatingsbeleid voor spijtoptanten is de minister van Maatschappelijk Werk, mejuf frouw dr. M. A. M. Klompé. Haar bezwaren tegen de verruiming gelden het feit, dat hierdoor in Nederland „het woningtekort groter zal wor den ten koste van diè Nederlandse gezinnen, die in verband met de woningnood te gronde dreigen te gaan' aldus de Telegraaf van 22 juli j.l. Blijkbaar gaat Minister Klompé ervan uit, dat de toelating van spijtoptanten impliceert, dat deze per sonen eerder dan de gezinnen van spijtoptanten voor huisvesting in aanmerking moeten worden ge bracht. Dit is onjuist en niemands bedoeling. Het gaat erom de spijtoptanten uit hun ellende in Indonesië weg te halen. Overbrenging naar Ne derland betekent voor hen reeds redding van ma teriële of geestelijke ondergang; onderbrenging in opvangcentra, waarin zij zouden kunnen blijven, brengt hen reeds in aanmerkelijk betere levens omstandigheden. Eerst later komt het probleem van een eigen woning aan de orde. Om hoeveel personen gaat het nu? Om 10.000 personen! Let wel: personen, niet gezinnen. Al met al gaat het om 2000, hoogstens 2500 gezinnen. Vele alleenstaanden kunnen bij familie of kennis sen inwonen; aan velen is dit trouwens al toege zegd. Zelfs bij de huidige stand van de woning nood hiertelande is dat geen reëel aantal meer! Bovendien: laten wij niet vergeten dat reeds vele huizen zijn vrijgekomen dank zij de naar de Ver enigde Staten van Amerika geëmigreerde circa 20.000 gerepatrieerden uit Indonesië, krachtens de „Pastor Walter act". Het huizenprobleem kan dus werkelijk geen factor van betekenis zijn. Vragen van Ir. van Dis (S.G.P.) aan Minister Beerman. Op 7 juni j.l. heeft ons comité-lid, Ir. van Dis, vragen gesteld betreffende het aantal aan spijt optanten en maatschappelijke Nederlanders ver leende visa tot toelating in Nederland in de eerste vijf maanden van 1961. Eerst op 13 juli d.a.v. heeft Minister Beerman schriftelijk geantwoord „dat van 1 januari 1961 tot en met 15 juni 1961 aan 1393 uit Indonesië afkomstige niet-Nederlanders toestemming tot ves tiging in Nederland werd verleend. Het aantal spijtoptanten onder hen bedroeg ongeveer 1000." Gaarne betuigen wij Ir. van Dis onze grote dank voor zijn activiteiten in het belang der spijtoptan ten. Na tien afwijzingen eindelijk een visum voor familie Cerini. Uiteindelijk, na ongeveer 4 jaren, is Minister Beer man bereid gevonden een visum te verlenen aan de familie Cerini is Soerabaja; een gezin van vijf spijtoptanten, dat in zeer behoeftige omstandig heden verkeert. Sedert 1957 zijn meer dan tien aanvragen van de heer Cerini afgewezen, omdat deze een vader had, die weliswaar zijn gehele le ven in Nederlandsch-Indië woonde, maar om streeks 1870 in Italië was geboren. De zaak kreeg ruim een maand geleden publi citeit, toen zeven leden van de Tweede Kamer één van elke fractie, behalve CPN in zeer scher pe schriftelijke vragen van minister Beerman eis ten. dat het visum zou worden verstrekt en de „Telegraaf aan dit geval een uitvoerige be schrijving wijdde. De minister heeft uiteindelijk geantwoord, dat hij het gunstige advies dat de speciale subcommissie van de Permanente Vreem delingen adviescommissie had uitgebracht, heeft gevolgd. Na tien wij herhalen na tien afwijzingen, dit betekent na ongeveer vier jaar wachten in Indo nesië onder zeer ellendige omstandigheden, uit eindelijk het verlossende woord van Mr. Beerman. Wel een bijzonder opmerkelijke ommezwaai van de minister! Deze ommezwaai werd genomen, a. enige dagen na de debatten in de He Kamer waarin het toelatingsbeleid fel, zeer fel werd bekritiseerd. Men sprak zelfs van een motie van wantrouwen, b. na felle artikelen in pers en radio tegen dit beleid. Intussen zijn vele reacties op het Nassi-secretari- aat binnengekomen die kort samengevat in houden: Nassi reageert te correct op het onaan vaardbaar toelatingsbeleid van Minister Beerman. Zodra het politieke pistool op zijn borst wordt gericht, zodra op andere wijze vooral via pers, televisie en radio de zaak der spijtoptanten fel wordt belicht, dan ziet ge de ommezwaai. Het onnodig, vele jaren lag soms, talmen met het ver lenen van toelatingen, zou niet zulke ellendige consequenties met zich meebrengen als het hier ging om handelswaar. Het betreft hier evenwel mensen die verkommeren en die naar bewijs baar is komen vast te staan onnodig jaren lang in de ellende worden gehouden. Deze ellende zou duizenden mensen bespaard zijn gebleven, als de Regering haar toelatingsbeleid zou hebben verruimd en versneld, zoals in de motie van Doorn c.s. gewenst. Taktiek van Minister Beerman bij de debatten in de Staten-Generaal. Boven merkten wij reeds op dat Mr. Beerman vele door de verschillende Kamerleden aan hem gestelde belangrijke vragen zonder meer had gene geerd; vragen die ten doel hadden uit de doeken te doen welke de werkelijke achtergronden zijn van het stroeve Regeringsbeleid t.a.v. de toelating van spijtoptanten. Waarom worden deze achtergronden niet open baar gemaakt en openbaar behandeld? Zou een openbare behandeling de onaanvaardbaar heid van dit beleid te veel in het licht stellen? De tactiek van Minister Beerman bij al deze de batten is: langs de hoofdzaken heen te glijden en niet of weinig ter zake dienende vertogen te hou den. Zo begon hij naar aanleiding van de beschou wingen van de kamerleden op de vergadering van 12 juli j.l. met een betoog dat in de periode 1945 tot en met I960, 265000 personen uit Indone sië naar ons land waren gekomen en hoeveel mil joenen (365) guldens dit had gekost! De door de minister verstrekte cijfers zijn indruk wekkend en bewijzen hoeveel Nederland heeft ge daan voor deze repatrianten. Wij zijn er dankbaar voor! Doch de minister zeide er niet bij dat van die 265.000 zielen, volgens zijn eigen cijfers, slechts ongeveer 5000 „spijtoptanten" waren, dit is dus slechts 1.9% van het totaal, terwijl de debatten toch gingen over het beleid t.a.v. spijtoptanten en niet van uit Indonesië naar Nederland geko men Nederlanders. Nu zoveel is gedaan voor en zovele miljoenen guldens zijn besteed aan de (noodzakelijke) re patriëring van 265.000 zielen, blijven wij ons af vragen waarom voor deze laatste kleinere groep van 10.000 stamgenoten-spijtoptanten zo weinig wordt gedaan. Verder meent de Minister in zijn oog be langrijke argumenten te kunnen putten uit een enkel hem bekend individueel geval. Hij gaat dan generaliseren, hetgeen natuurlijk onjuist is. Wanneer een spijtoptante een werkende moe der van twee jonge kinderen in Indonesië twee baboes er op na houdt o.a. om als zij op school is op de kinderen te passen enz., knoopt de Minister er direct aan vast: Ziet ge wel, die spijtoptanten in Indonesië hebben het zo slecht nog niet. Zo schermt de minister er herhaaldelijk mede dat wij niet alles moeten geloven wat in de re kesten staat, het daarbij willende doen voorkomen alsof de inhoud van rekesten uit Indonesië niet in overeenstemming zou zijn met de feiten. Vandaar dan ook dat Mr. Daams (P.v.d.A.) in de Kamer op 12 juli j.l. er gewag van maakte dat „de Minister wel van zijn kant komt met verhaaltjes over individuele situaties, waaruit zou moeten blijken dat in bepaalde gevallen de nood niet zo groot zou zijn" enz. Voorts zei Mr. Daams nog: „De Minister zou er goed aan doen in antwoord op deze vragen nu eens niet te vluch ten in beschouwingen, die niets met onze beto gen te maken hebben." Desondanks blijft de Minister in zijn negatieve houding volharden.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 4