Onze Indische Vogels
Ons afscheid van Indië
AFSCHEID (1)
HERKENNINGSTEKEN
De Sri-Goenting of Sala-Goenting
PANTUN
Een bekend beeld voor
voor velen van ons:
de bedrijvigheid op de
kade van
Tandjoeng Priok
9
In 1938 met verlof in Holland zijnde, stond ik op
zekere dag op het achterbalcon van een tram te
Rotterdam.
Tegenover me stond een meneer: grijze overjas en
deukhoedje van dezelfde kleur op het hoofd, een
net-gekleed, eenvoudig man.
Het viel me op, dat m'n overbuur me op nogal-
brutale wijze stond ,,op te nemen
Ik keek eens, duidelijk-kritisch, terug.
Hierop reageerde hij met een vriendelijke grijns,
vergezeld van een soort gecomprimeerde groet:
„Móööge Meneer!"
Ik groette terug: „Móööge, meneer!"
Daarop hij: „Ook in Indië geweest?"
Ik: „Ja, hoe weet U dat?"
Hij: „Nou. zeg! Ik ben d'r óók geweest. Twaalf
jaar! Tweemaal getekend bij het K.N.I.L.
Een beste tijd! En toen ik terugkwam had ik
precies zo'n smoeltje als U nou!"
LODE WIJK
Wie van ons kent deze sierlijke vlieger niet, een
luchtacrobaat in zijn jacht naar vliegende insecten.
Om daarna te planeren naar een verheven zitplaats
en daar uit te kijken naar nieuwe buit. Gitzwart
is het gehele lichaam, inclusief de lange zwarte
staart waarin een driehoekige hap zit, als met
een schaar (goenting) uitgeknipt. Gewoonlijk uit
hij zich de hele dag niet, maar in de late namid
dag, alweer op een paal of op de punt van een dor
re tak, ontpopt hij zich als een niet onverdien
stelijke fluiter. Bijna het geluid van een katjër,
maar dan niet zo lang aangehouden.
Maar de grootste bekendheid geniet deze vogel
door zijn grote activiteit als er een oeloeng (heu-
Zó kwamen wij, zo gingen wij!
Daar staan we dan, april 1946, aan de railing
van de grote K.P.M.-er, de Ruys een tot troe
penschip omgebouwde boot, die nu in zijn zelfde
gedaante dienst doet als repatriëringsschip. Vol
gestouwd zullen we over enkele uren Priok ver
laten en we weten reeds welk een reis ons te
wachten staat. In Makasser zijn we geëmbarkeerd,
nadat we met vrachtwagens van onze huizen zijn
gehaald, tegelijk met de weinige barang die we
bezaten: twee rieten manden en een plunjezak.
Het zal wel niet anders gekund hebben, maar
de manier, waarop we deze reis maken doet ons
beseffen: we hebben afgedaan in Indië, wij oudere
ambtenaren begrijpen de Indonesiër niet meer, we
zijn daar niet meer nodig! We zullen straks als
de boot uitgevaren is onze slaapplaatsen gaan op
zoeken: 3, 4 ijzeren trappen af in één der ruimen.
We zullen daar bengelen in onze hangmatten
boven de ruwhouten tafels, waarop de volgende
morgen de broden neergelegd worden, aangebracht
door de corveedienst.
Geen tafellakens- dat is ook niet nodig: het witte
brood is tóch een tractatie. We zullen daarna de
borden en mokken afwassen en in de rij gaan
staan voor de washokken. Daarna zullen we de
4 trappen weer opklimmen en trachten een plaatsje
te veroveren op het overvolle dek, wat meestal
neerkomt op een plaatsje op een deken op de
planken. En afwachten tot het één uur is om voor
de 2e maaltijd weer diep in het schip neer te da
len. En na de laatste maaltijd, als het tijd is om
te gaan slapen duiken we wéér naar beneden,
klimmen in de hangmatten, lezen in het halfdon
ker al de lugubere waarschuwingen, die voor
de troepen bestemd waren (en die er nog steeds
hangen) en trachten in te slapen met de angstige
gedachte dat er waarschijnlijk niet eens voldoende
reddingsboten aanwezig zijn als er eens iets mocht
gebeuren!
Zo zullen wij, als ouder echtpaar, naar Holland
reizen, m'n man in ruim 6 ergens achterin het
schip- ik in ruim 2 helemaal vooraan.
Is het een wonder, dat daar aan de railing in
Priok, terwijl we naar beneden kijken naar het
gekrioel van de Japanse koelies mijn gedachten
teruggaan naar onze eerste aankomst in Indië?
En alsof er geen 30 jaren tussen liggen rijst daar
een beeld voor me op, dat nooit verflauwd blijkt
te zijn na zovele jaren.
En dan zie ik ons als jong echtpaar in Rotterdam
aan boord komen op een voor die tijd en in ónze
ogen gerieflijk schip, waar ons een mooie eerste
klashut wordt aangewezen. De goedgevulde kof
fers staan onder de couchettes, de mailkoffers in
't ruim. Gedurende de eerste dagen vallen we van
de ene verbazing in de andere, omdat wij ons in
een nooitgekende bevoorrechte positie bevinden.
Van de vroege morgen tot de late avond omringd
en bediend door stille beschaafde bedienden, die
je op je wenken bedienen.
Het kan niet anders of we gaan ons mensen voe
len „die in het land van bestemming" gewenste
personen zullen zijn. Hoe zouden we anders op dé
ze manier de reis mogen maken?
We zijn vol idealen. We willen ons een goede toe
komst opbouwen, maar óók lokt het ons aan iets
te kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het
volk in Indië. We denken niet „koloniaal". Wij
vinden die slaafse bediening aan boord, hoewel
strelend voor onze eigenwaarde, toch op de ene
of andere manier ongepast. Zó behoort het ene
volk niet tegenover het andere te staan. En met
zulke overpeinzingen reizen we het nieuwe land te
gemoet, waar we welkom zijn, waar men ons no-
In dit nummer beginnen wij met de publi-
cering van een twaalftal opstellen over .Af
scheid van Indië". Wij hebben geen maat
staf gekozen naar de kwaliteit van het op
stel, maar naar de soort van belevenis.
Sommige goede hebben we dus „laten val
len" en minder goede toch gekozen omdat
ze een heel ander aspect openbaarden. Ook
hebben we het rode potlood niet gehanteerd,
ook niet waar we meenden de inzender (ster)
zélf te kunnen sparen. Alle verhalen zijn dus
„recht uit het hart"
dig heeft en waar we willen meewerken aan de
toekomst van het land. Zo peins ik aan de railing
in Priok en verdiep me in het schrille contrast
van deze twee reizen. En tóch zie ik niet met
wrok achterom. Want tussen deze glorieuze uit
reis en deze trieste thuisreis liggen onze jaren
van vallen en opstaan, van succes en mislukking,
van geluk en verdriet, van venwerven en alles
weer te leren verliezen, een leven rijk aan ervarin
gen, dat altijd verbonden zal blijven aan mijn ge
liefd Indië! En daarom Indië of Indonesië, het
ga U goed! Vaarwel!
D. S.
lang) ten tonele verschijnt. In zijn eentje of liever
nog paarsgewijs schieten de zwarte pijlen op de
kiekendief los, buitelen over en langs hem heen,
steeds trachtend hem een flinke oplawaai te ver
kopen bij het op hem neerduiken. En de machtige
roofvogel probeert niet eens de ongrijpbare snelle
schichten aan te vallen, hij probeert zo snel moge
lijk weg te komen. Waarom?
Lang, lang geleden was er eens een grote bijeen
komst van het gevleugeld gedierte, en tijdens die
rapat liet de oeloeng zich er op voorstaan, dat hij
de beste vlieger was. En hij daagde een ieder uit
in de kortste tijd naar de zon te vliegen. De
sri-goenting die toendertijd nog een gewone volle
staart had, gunde de snoever zijn triomf niet en
nam de uitdaging aan. Bij zich zelf wist hij wel
dat hij niet de minste kans had tegen de roofvo
gel. De volgende dag startten de mededingers en
de oeloeng verhief zich op zijn machtige vlerken,
om na een korte tijd nog slechts een stip in de
lucht te worden. De sri-goenting had hem schel
dend een poosje gevolgd, daalde daarna ongezien
neer en wachtte de terugkeer van de oeloeng af,
in de schaduw van een grote steen gezeten. Na een
hele lange poos kwam de grote roofvogel omlaag
gezeild: hij had de zon tegemoet gevlogen tot hij
geheel buiten adem was geraakt, alleen om geheel
zeker te zijn dat geen mededinger zo hoog was ge
komen als hij.
De sri-goenting vond het toen tijd geworden om
zich weer te vertonen. Maar ziet tijdens zijn lange
wacht had hij zijn staart laten rusten op een nest
van de semoet-api, en die hadden een heel stuk
van die staart geknaagd. Gelukkig was het een mooi
driehoekig stuk dat verdwenen was. En dat ont
brekende stuk bracht onze sri-goenting op een
idee.
De oeloeng had nog steeds geen adem genoeg te
ruggekregen, toen hij zich hoorde toevoegen: „Ben
je daar eindelijk? Ik ben al veel eerder teruggeko
men, maar ik heb de zon al zo dicht genaderd,
dat er een stuk uit mijn staart is geschroeid. Jij
was nog nergens te zien."
Sedert dien schaamt de oeloeng zich zodanig voor
de sri-goenting, dat hij hem alleen maar zo spoe
dig mogelijk wil ontvluchten.
Dari manah datengnja lintah?
Dari saw ah teroes ke kali.
Dari manah datengnja tjintah?
Dari mata teroes ke ati.
E. D.-B
Foto uit: Indonesien