NEDERLAND - NW. GUINEA - INDONESIË De „Nieuw Guinea-kwestie" is sedert kort gekomen in een situatie van ernstige studie bij alle belangrijke maatschappelijke, religieuze en politieke groeperingen in Nederland. In het bijzonder de Nwe. Rott. Crt. zoekt ijverig naar nieuwe perspectieven en heeft haar kolommen voor „ingezonden meningen" er wijd voor opengezet. Verder heeft „Het Parool" de (ook in Indië/Indonesië) bekende journalist M. van Blankenstein in staat gesteld in een uitvoerig artikel èèn volle pagina, 23 augustus) zijn visie op het probleem te geven. Wij laten hier een aantal beschouwingen en kanttekeningen uit de pers de revue passeren, het betreurend dat Tong-Tong door zijn trage verschijning niet „up to date" kan zijn en de verwikkelingen van vandaag deze publicaties gedeeltelijk misschien alweer achterhaald hebben. Nochtans hopen wij dat ook de Indischman op de hoogte blijft en zijn eigen inzicht ontwikkelt. Het is een NATIONAAL belang van de eerste orde. In de „Dezer Dagen" van 18 aug. werden bij mijn artikel (zie vorig nummer Tong-Tong) door de hoofdredactie o.m. de volgende kanttekeningen gemaakt. Kanttekeningen Sinds Nederland te kwader ure de basis van zijn Nieuw-Guineapolitiek heeft verplaatst van het be ginsel der soevereiniteit naar dat der zelfbeschik king, kan er van teruggave geen sprake zijn. Een stuk land dat men als het zijne beschouwt, kan men vervreemden, een stuk land welks bewoners men zelfbeschikking heeft beloofd, niet. Maar dat betekent niet, dat Tjalie Robinson niet volkomen gelijk heeft, wanneer hij zegt dat „het verhuizen van Nieuw-Guinea naar Indonesië slechts een kwestie van tijd is". Een zelfstandig westelijk Nieuw-Guinea zal nog veel meer gravite- ren naar Indonesië dan een zelfstandig Nederland graviteert naar een integrerend Europa. Niet alleen zal een zelfstandig westelijk Nieuw- Guinea in vrede moeten leven met zijn grote buur man (die annexatieplannen heeft!), maar ook zal het, als het zich enigszins wil bedruipen, groten deels op Indonesië als handelspartner aangewe zen zijn. Indonesië is economisch en geografisch het complement van westelijk Nieuw-Guinea. Dit feit zou ook zonder Indonesiës ambities zijn politieke gevolgen hebben. Maar de Papoea's kunnen, wanneer (en indien) ze ooit hun zeifbestemmingsrecht zullen gaan uit oefenen, ook voor Nederland opteren. Dat ver hoede de hemel! Mr. Th. M. J. de Graaf, lid van de Tweede Kamer voor de K.V.P., heeft dit on langs de meest ongewenste oplossing genoemd. Déze conseguentie van de zelfbeschikking willen onze politici dus niet. Maar wat dan? Teruggave aan Indonesië is „his torisch beschouwd wérkelijk eervol," zegt Robin son. Maar moet de historie altijd beslissend zijn voor ons handelen van vandaag? Het is heel wel mogelijk, dat eens het nageslacht in Nederland en in Nieuw-Guinea de Nederlanders van deze gene ratie zal vervloeken, omdat zij Nieuw-Guinea niet bij Indonesië heeft gelaten (c.q. eraan teruggege ven). Voor onze generatie zou het echter oneervol zijn Nieuw-Guinea terug te geven niet omdat het oneervol is gemaakte fouten te erkennen, maar omdat het oneervol is over mensen te beschikken wie men hoezeer ook ten onrechte de belof te heeft gegeven, dat zij over zichzelf zouden mo gen beschikken. De historie zal ons ongetwijfeld ongelijk geven, maar moeten wij daarom met een vieze smaak in onze mond blijven rondlopen we gens een geschonden belofte? Maar, nogmaals, wat dan? Ook een abandonne- ment aan de Verenigde Naties zou ons niet ont slaan van onze morele schuld jegens degenen wie wij de „zelfstandigheidsopvoeding" hebben beloofd. Wij kunnen slechts het totale failliet constateren van een politiek die lichtvaardig heeft beloofd wat zij nooit heeft kunnen garanderen. Het kabi net De Quay, dat deze erfenis heeft aanvaard, is slechts verantwoordelijk voor de onwaarachtigheid waarmee het dit failliet probeert te maskeren. Maar dat is al erg genoeg. Hierop verscheen een antwoord van mij in de NRC van 22 augustus: Nieuw-Guinea Beter ten halve gekeerd Door een brief van mij aan Elsevier in extenso te citeren nodigt „Dezer Dagen" van vrijdag 18 aug. mij a.h.w. uit om nader commentaar te geven. Waarvoor vriendelijk dank. Mag ik dan enkele opmerkingen over deze gecompliceerde materie puntsgewijs samenvatten? 1. U meent dat ik „beter dan wie ook" Indonesië en de invloed van Nederland op Indonesië ken. Daarmee bewijst u mij te veel eer. Wel is een vaststaand feit, dat de tienduizenden uit Indië te ruggekeerden samen beschikken over een rijk ge varieerde en op vele punten bijzonder rijke kennis van Indonesië. Dat betekent: de rol van de In dischman hoeft nog lang niet uitgespeeld te zijn. En als onze studenten zich opnieuw werpen op de „rijkdommen van Aladin" die nog steeds liggen in de bibliotheken van Leiden, Amsterdam, Utrecht, Wageningen, Deventer, kan ook de vol gende generatie een rol van grote betekenis spelen voor Nederland, Indonesië en de Europees-Azia tische betrekkingen. Ik heb alleen een apart voor deel van vrij goed bij te zijn t.a.v. de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in Indonesië in de laatste jaren. Mij dunkt: kennis van de toestan den van vandaag is een onmisbare noodzaak voor verantwoord handelen in de toekomst. 2. Dat hoort de nuchtere, zeevarende Hollander te weten. Koersen worden niet bepaald door voor nemens, maar door peilingen. Een uitstekend Nederlands spreekwoord getuigt daarvan: „Als het getij verloopt, verzet men de bakens." En het ge tij verloopt alarmerend snel. Ik heb zelf als (mili tie-) matroos in de lijfseizing gestaan met het peil- loodkoord om mijn duim en toen beseft hoe een machtig schip vrijwel willoos luistert naar het praaien van de matroos aan het lood. Ons Schip van Staat verzuimt al tien jaren te peilen. Of luistert niet naar het praaien. De gevolgen kunnen catastrofaal zijn. 3. Men luistert niet zoals ook u vaststelt omdat nu eenmaal beloften zijn gedaan (een koers „bepaald") en men dus „zijn gezicht zou verlie zen". Merkwaardig hoe een moderne redelijk denkende Westerse beschaving zich ODeens ver schuilt achter een Aziatische „motivering". Maar goed, wil men Aziatisch denken, hier is nóg een spreekwoord. „Beter zijn gezicht dan zijn hoofd te verliezen." Kan een nuchtere Hollander dat? Het commando „Volle kracht achteruit" bestaat. En zonder enige schaamte. Denk daarna desnoods weer Westers: „Reculer pour mieux sauter!" Riffen en zandban ken zijn realiteiten, beloften niet. 4. Hier zit namelijk een kernpunt; inderdaad „maakt belofte schuld" en „een man een man, een woord een woord". Dat nochtans maakt de betekenis van de belofte zo groot. Wij hebben óf lichtvaardig óf in onwetendheid beloofd. Welke morele waarde heeft zo'n belofte? En bestaat daar voor wederom niet een goed corrigerend spreek woord: „Beter ten halve gekeerd, dan ten hele ge dwaald"? Wij moeten doodgewoon praktisch den ken en handelen. 5. U zegt: „Moet de historie altijd beslissend zijn voor ons handelen van vandaag?" In elk geval in staatszaken: absoluut! „Gouverner c'est prévoir!" Wie werkelijk regeert (het Schip van Staat koerst), moet nu tijdelijk koers durven te veranderen en zelfs korte tijd achteruit varen (desnoods tegen alle publieke opinie in) om wél te varen in de toe komst. U heeft het in het hoofdartikel van die zelf de dag nog zo navrant gesteld: Nieuw-Guinea naast kinderbijslag en vijfduizend woningen. Het is ab surd dat de belangen van elf miljoen mensen op hetzelfde niveau behandeld worden als van ander half miljard mensen (Z.O.-Azië en Pacific). Het hemd is wel nader dan de rok, maar fatsoens halve vertoont men zich in buitenlandse kringen niet in zijn hemd. Tragisch is dat deze situatie be staat in een Rijk waarin eens de zon niet onder ging, bij een volk dat nog steeds de talenten heeft om ruimer en verder te denken. Wat u zegt is waar: eens zal een nageslacht ons vervloeken om onze engheid nu. 6. Wij hebben een levend voorbeeld van valse verwachtingen (en als gevolg daarvan vals fatsoen) in de spijtoptanten, aan wie een regering eens ad viseerde: „Aan de Indo-Europese Nederlanders die terugschrikken voor de draagwijdte van de be slissing om voor het Indonesische staatsburger schap te opteren, zou ik willen voorhouden dat zij met het nemen van die beslissing, welke na rijp beraad de juiste blijkt, ook tegenover het nage slacht verantwoord zijn". Helaas was er geen rijp beraad, maar bij alle subtiele pressie (van rege ring, kerkelijke instanties en grote bedrijven) ook nog acute bestaansnood (men had geen baan en kon ook niet weg dus moést men kiezen). En nu zegt men farizeïsch: „Je hebt het toch zélf ge wild?" Zal men straks ook tegen de Papoea (als hij per se vastloopt in het tumult der Oostaziatische conflicten) zeggen: „Je hebt je zelfbeschikkings recht zelf gewild?" Dit is toch immoreel beloven? Het is gewoon een christenplicht en een humane erezaak om deze wanbelofte terug te nemen en dus een historisch fatsoen te redden over een vals tijdelijk fatsoen heen. 7. Evenals wij spreken van „spijtoptanten" (ter wijl er geen spijt is, maar „beschaamd vertrouwen op valse beloften"), spreken wij nu van „terug gave" van Nieuw-Guinea, terwijl Indonesië alleen spreekt van „overdragen" en „probleem oplossen". Misschien uit fijne oosterse tact, maar bij ons be staat kennelijk de gedachte terug, d.w.z. het hoort eigenlijk niet bij ons. Onze fatsoensmotieven zitten vol schuldgevoelens! 8. Afgezien van alle onderzoek van gelijk of fat soen: op 17 augustus jl. heeft Sukarno de deur opengezet voor besprekingen. Wij moeten ant woord geven. Ik besef dat het dit kabinet niet zal meevallen een „volte face" te maken, maar wij leven in een democratische staat. Er kan nuttig initiatief komen van publieke zijde. 9. Als naast „het grootkapitaal" (de groep-Rij- kens) de studentenorganisaties en bijv. de bestu ren der vakorganisaties van Nederland en Indone sië oriënterende voorbesprekingen zouden houden, zouden wij een alleszins eervol en ook tegen over de Papoea verantwoord initiatief kunnen ontplooien. De studenten: want de volgende ge neratie heeft recht op medebepaling van de koers in de toekomst. De vakorganisaties: het ideale wapen tegen het communisme voor handhaving van het evenwicht in Azië (en in de hele wereld) en het organiseren van regelmatige en produktie- ve arbeid. In Irian zal het co-educatieve element in naast elkander werkende Javanen en Papoea's zegenrijke gevolgen hebben voor een reële ontwik keling van de Papoea, onnoemelijk veel effectie ver dan ons eeuwig onderbetaald voogdijschap. T1AL1E ROBINSON Zie verder pag 8 Wij hopen dat eventuele critische commen taren op dit exposé van meningen zullen be rusten op weldoordachte argumenten. Voor sentimenten pro- en anti-is werkelijk geen plaats, omdat constructief gewerkt moet worden in de nabije toekomst. Sinds enkele maanden heb ik met topver- tegenwoordigers uit allerlei maatschappelijke geledingen contact over dit Nieuw Guinea- probleem en daarbij gemerkt dat de man met Indische ervaring een belangrijke rol speelt in het tot een goed einde brengen van deze zaak. Hoe dat einde zal zijn, weet ik uiteraard niet. Wél weet ik dat bij ernstige en nuch tere studie en samenwerking altijd een ver antwoorde oplossing gevonden zal worden. Ik geloof tenslotte dat de Indischman van behoorlijk ..caliber" een man is die niet sen timenteel terugblikt, maar met eerlijke ken nis van het verleden een bijdrage probeert te brengen aan eerlijke opbouw in de toe komst. Het vormen van een studiegroep van Tong- Tong-ers lijkt mij wenselijk en nuttig. Maar wie neemt het initiatief TJALIE ROBINSON 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 3