WrM
■HSL
OLIFANTEN]ACHT IN ATJEH
RADIO BOLLAND
LIMMERICK
mBi
„HORSE SENSE"
ONHANDIG
6
die het de bevolking wel eens lastig konden maken.
Het land is bedekt met bijzonder zwaar gebergte
en wouden, waarin vele soorten wild voorkomen,
zoals olifanten, neushoorns, tijgers, orang oetans,
verschillende soorten herten en wilde varkens, enz.
Wanneer de padi rijp is, waaraan door de bevol-
king veel zorg wordt besteed, of het suikerriet,
de klappers en doerians, dan is het de tijd, dat
de olifanten op bezoek kunnen komen, soms in
kudden maar ook wel eens een enkeling, die men
solitair noemt. Zij kunnen dan grote schade ver
oorzaken. Paggers worden omgetrokken, soms ook
wel de op palen staande huizen, doordat zij er
tegen gaan leunen, of zich daaraan schuren, dan
wel de palen er onder wegtrekken.
De mens is het meest verafschuwde wezen op
aarde voor de dierenwereld van het woud! Hoe
wel dieren van gelijk gewicht en grote hem ge
makkelijk kunnen vernietigen, dan wel verwonden,
trachten zij toch hem zoveel mogelijk uit de weg
te gaan.
Nadert men bijv. een kudde olifanten met de
aller grootste omzichtigheid, met de bedoeling om
alleen foto's te maken, dan nemen zij allen toch
onmiddellijk de vlucht zodra zij zijn aanwezigheid
bespeuren. Zo zag ik eens in het oerwoud een twee
tal rhinocerossen, die al badende druk met elkaar
aan het stoeien waren. Niet zodra bespeurden zij
mij, of zij vluchten in panische angst en liepen mij
bij toeval bijna onderste boven. Alleen de „reuk
veroorzaakt dit wegvluchten. Is het dier echter
gewond tijdens de jacht, dan zal hij zich meestal
te weer stellen. En voor wat de tijgers betreft, na-
tuurlijk zullen de „man-eaters", die alle vrees voor
de mens verloren hebben, proberen hun slag te
slaan, ook al is de mens gewapend.
Het was dan zo, dat ik op een dag in kennis werd
gesteld door de bevolking, dat een kudde olifan
ten bezig was hun oogst te vernielen. Men had
hen weggejaagd, doch zij waren teruggekomen en
nu had' men 'ons gevraagd hen te helpen.
Des anderen daags trokken wij er blijmoedig heen
met een ervaren jachtcommando. Inderdaad er
was veel schade veroorzaakt aan het te veld staan
de gewas en ook veel vernield, daar de bevol
king' niet in staat was zich daartegen te verzetten.
Terplaatse was echter geen enkele olifant meer
te vinden, want zij waren weer het bos ingetrok
ken toen het dag werd. Wij besloten hen te ach
tervolgen, en inderdaad troffen wij de kudde na
enige 'tijd volgen aan. Na een omzichtig verken
nen zagen wij een nog jonge bul, welke reeds
goed ontwikkelde stoottanden had. Wij besloten
deze voor onze rekening te nemen en niet langer
te verkennen, uit angst dat de kudde ons zou be
speuren. Zo omzichtig mogelijk wisten wij nog
een beetje dichter bij te komen, en wisten toen
de bul neer te leggen.
Zo n jacht is niet van gevaar ontbloot, want na
het schot vluchten de- olifanten in alle richtingen
weg, en dan kunnen de jagers wel eens in de ver
drukking komen doordat zij onder de voet worden
gelopen, wanneer zij niet oppassen. Het is dan
zaak om zich achter zo dik mogelijke bomen te
verschuilen en op alles voorbereid te zijn. In een
boom klimmen gaat niet, daar is geen tijd meer
voor.
Elk ogenblik staat men bloot aan een gevaar, dat
men niet voorzien kan. Zo stond ik eens op een
olifantenpad en keek naar enige olifanten, toen
ik een takje hoorde knappen. Omkijkende zag ik
op ca 10 meter afstand een olifant. Door vlug
in het bos weg te duiken wist ik nog hem te
ontlopen. Zij kunnen geruisloos lopen als zij dat
willen en als ze niet wegvluchten.
De slagtanden van de neergelegde olifant hebben
wij natuurlijk meegenomen. De waarde daarvan,
werd onder de jagers verdeeld en ik mocht zelf
de tanden behouden. Ik bracht ze naar een Atjeh-
se zilversmid, die ze prachtig wist te vatten m
eenvoudig doch kunstig zilverwerk en hen voorzag
van zilveren kettingen, zodat zij daaraan opge
hangen konden worden. Ik heb ze nog steeds in
mijn bezit en voor mij betekenen zij een „tanda ma-
ta" uit glorierijke dagen!
In Indië worden zij beschouwd als een grote ta
lisman of djimat. Een geleerde, die het zilver
smeedwerk eens bekeek, zei mij, dat er op die
banden een spreuk was gegrift in het z.g.
kerschrift", en verder voorzien van stippen, bloe
men en tekeningen van varens. De spreuk luidt.
„Spreek zacht, bulder niet zo, spreek eerlijk en
kalm, want ik zeg U, de woorden die gij spreekt
gaan niet voorbij, zij blijven en zullen U tot ge
tuigenis zijn."
In Nederland komen dergelijke in zilveren banden
gevatte tanden niet veelvuldig voor. Door mij zijn
zij wel eens tentoongesteld in een étalage, op blauw
fluweel, waardoor zij prachtig uitkwamen.
BAL
Er was eens een man in Semarang
Die handelde in allerlei barang.
Maar de barang was zwart
En de kerel zijn hart
Dat was nog veel zwarter dan arang.
(Advertentie)
Stationsweg 143 - Tel. 60.17.03 - DEN HAAG
Het adres voor gramoroonplaten
Orginele Krontjong en Cowboy
o.a. nieuwe originele Import
HAWAIt - L.P.'s
In samenwerking met s-werelds
meest bekende DISC JOCKEY S
DE NIEUWSTE wereld toppers
Wij lazen in de Times van 13-7-1961 een boekbe
spreking van „Sikander Sahib. Het leven van Ko
lonel James Skinner, 1778-1841 door Dennis
Holman (Uitgeg. door Heinemann) waarvan hier
een vertaling volgt.
De „coulour bar" belemmerde eerst de barrière
van James Skinner en daarna stimuleerde deze hem
juist om zich met roem te overladen.
Hij was de zoon van een Schotse vader en een
Rajputani moeder (die zelfmoord pleegde omdat
haar dochters naar school werden gestuurd, waar
door de heilige wet van de purdah werd geschon
den) zodat hij als een in India geborene niet in
dienst kon komen bij de East India Company. Het
decreetdat deze belemmering veroorzaakte kwam
in 1772 tot stand. Skinner was toen 14 jaar, en
daarom vestigde hij zijn militaire reputatie onder
een Mahratta prins.
Hij stichtte toen een cavalerie regiment voor de
Britten, de "Yellow Boys", een van de beroemdste
eenheden van de Indische cavalerie.
Zijn motto had dat van Tipu kunnen zijn: .Beter
twee jaar te leven als een tijger dan twintig eeuwen
als een lam". Maar hij overleefde allerlei helden
daden, bereikte een gezegende hoge leeftijd en daar
hij er een harem op na hield, liet hij vele afstam
melingen na.
Hij schreef zijn memoires in het Perzisch en vele
legenden ontstonden rond zijn persoon.
Dennis Holman heeft hem en zijn tijd goed be
schreven. Hij komt tot in de kleinste bijzonder
heden tot leven, zelfs tot in het familiewapen van
de Skinners een hoofd van een griffioen en een
bebloede hand dat hij op zijn buik liet tatouëren.
zodat hij geïdentificeerd zou kunnen worden, als
men hem zou onthoofden.
Men beweert vaak dat hij zijn godsdienstige plich
ten nakwam door een christenkerk, een moskee en
een hindoetempel te bouwen. Toen Bishop Wilson
een altaarkleed met in gouden letters erop gebor
duurd „I.H.S." ten geschenke gaf aan de St. James
kerk te Delhi, was Sikander Sahib s raadselachtige
opmerking: „Heel mooi, maar ik zie dat de durzi
(kleermaker) zich vergist heeft in mijn initialen."
Schrijver Holman is erin geslaagd duidelijk te ma
ken tot welke graad van perfectie Skinner dit
nieuwe wapen van een veelzijdige lichte cavalerie
wist op te voeren.
Het boek is blijkbaar geschreven door een man
met inzicht in de aparte kwaliteiten van de Eura-
ziër, en de recensie door een man met waardering
van de juiste natuur die een mengbloed hoort
te hebben: horse sense (niet zonder humor!), nuch
ter verstand: ik ben „Indo ik krijg van de
Engelsman geen gelijkstelling, maar jank daarom
niet. Ik bied mijn gaven (als soldaat) aan de In
diër en bouw voor hem op een apart wapen in
dienst van het Rijk met de aparte kwaliteiten
van de cavalerie van het Oosten. De sublieme
„marginal man", nuttig naar twee kanten en daar
door een mens van uitzonderlijke kwaliteiten.
In het eeuwig schuil willen gaan (of het daartoe
geprest worden) van de Indo in het Nederlander
schap of het Indonesiërschap ontstaat een muti
lering van geest, die de persoon ondermijnt en
zijn waarde zowel voor Indonesië als Neder
land ontkracht. Hoeveel talent is verloren gegaan.
En gaat alsnog verloren!
Maar zou dit te begrijpen zijn in de mentaliteit van
mensen die liever twee eeuwen leven als lam dan
twee jaar als tijger?
Voor de vaste telling van het juiste aantal erfge
namen, moest de Wees- en Boedelkamer weten of
de weduwe soms nog een baby verwachtte. De
ambtenaar, die met de boedelbeschrijving belast
was en dit aan de weduwe moest vragen, was
ongelukkigerwijs iemand, die tegenover dames al
tijd timide en onhandig was. Hij had zich echter
voorgenomen zo kies mogelijk de vraag te stellen.
Hij riep de jonge, charmante weduwe apart, opdat
de klerken het niet zouden horen, deed geheimzin
nig. boog zich naar haar toe en fluisterde in haar
oor, op van de zenuwen:
„Mevrouw, bent U zwanger?"
Pats! kreeg hij een flinke mep om z n oren en
werd hij aangeklaagd wegens het stellen van on-
behoorlijke vragen aan een fatsoenlijke dame.
De goede man had vergeten vooraf tekst en uit-
leq te qeven.
y y VICTOR