I TERUGBLIK AFSCHEID OVERPEIZINGEN BIJ EEN WASJE Een eigen belevenis van een asregen in Malang in 1919. IK KAN NIET ANDERS REÜNIE ex-C.M.S.ers OP 29 APRIL jl. Mej. Pilon, ex-directrice van de C.M.S., tussen haar vroegere leerlingen. 7 Vandaag heb ik gewassen. Ik zeg expres niet: de was gedaan. Want t is geen maandag, en t is ook niet „de was van een week Want deze aanpassing aan het Hollandse leven heeft zich bi] mij nog niet voltrokken. En zal zich naar het zich laat aanzien ook nimmer voltrekken. Ik was zo al te met een paar stukken. Dat is al beroerd genoeg, en ik ga er haast aan kapot. Maar nou ja, het moet, dus wat wil je? In elk geval: vandaag heb ik dus gewassen. Gis teren ook en eergisteren ook. Dat kwam zo uit. Het is zomer. Volgens de kalender dan. Het wolken dek hangt erg laag, bijna op m'n kop. Maar we mogen al blij zijn dat het niet regent. Wat zegt U! Het is 31 augustus. Een datum die in ons aller hart gegrift is, met een gouden stift, als de verjaardag van onze geliefde oude Koningin. En ik denk weer terug aan het feestelijke gevoel van weleer, dat ons op deze dag doortrilde. Een heer lijke vrije dag, tennissen eerst misschien of zeilen, of zo maar gezellig zitten op de Jacht Club in Priok, onder de schaduwrijke bomen, waar het zonlicht door gefilterd werd. En 's avonds in des Indes of in de Nederlanden het feest voortzetten. Dansen op de muziek van Georg Setet of Julien Foorman. En nu heb ik een deel van de was gedaan. Op m'n ouwe dag. Op een grauwe dag. Straks zijn de kleren natuurlijk nog niet droog. Moet je ze weer naar binnen halen als 't gaat regenen. Hoe kwam ik hier allemaal aan te denken? 't Was allemaal door het beeld van m'n lieve baboe Idja, dat zich aan me opdrong. Ze scheen te zeg gen: Masa Non, laat mij dat toch doen. Dat is toch niets voor jou, om te staan tjoetji. 't Is toch feest vandaag. En dat is mijn werk. Koloniaal deze gedachten Lieve baboe Idja, had ik je maar hier. Ik mis je geduldige toewijding, je trouwe hulp. Ik mis je vieze vuile werkbaadje dat je zo trots verwisselde voor je keurige sarong en kabaja, je prachtige slen dang en je feestelijke slofjes, als je ging nontonnen naar het vuurwerk op Gambir met als sluitstuk W H, Wilhelmina Hendrik, of wel Wah Heduldeh! Heimwee? Misschien wel een beetje. Maar ook een gevoel van geluk, dat ik in elk geval deze heerlijke tijd gehad heb! M. Mijn man had indertijd de gewoonte om vroeg op te staan ten einde nog wat schrijfwerk te doen, alvorens zich klaar te maken voor een tourné. Op die bewuste morgen zat hij dan ook aan zijn schrijftafel. Hij meende reeds een poos gewerkt te hebben, maar 't bleef buiten donker en stil. Toen hij op de klok zag. dat het zeven uur was, liep hij vlug naar buiten, 't Was pikdonker, geen ster was aan de hemel te zien. De straatlantaarns leken gloeiende spijkers, 't Was net of een wazige sluier in de lucht hing. Op straat was t volkomen stil, er was niets en nogmaals niets te horen of te zien en dat op 't anders zo drukke punt van de stad. Toch drong het niet tot hem door wat er gaande was, totdat hij as in de ogen kreeg en hij begreep, dat de een of andere berg in de buurt aan het werken was. Ik werd door hem gewekt met de woorden: „Sta op, er is een hevige asre gen!" Ik pakte mijn goeling, keerde me om en zei: „Och, laat me slapen, 't is nog nacht, je droomt zeker". Maar toen hij aanhield, schoot ik in m n kimono om me ervan te overtuigen. Mijn eerste gedachte was om met man en kind te vluchten. Ik maakte dan ook gauw een pakje klaar met het hoognodige. Intussen waren onze buren links en rechts ook op en wel bepakt en beladen en riepen ons over de heg toe: „Mogen wij met jullie mee, als er gevlucht moet worden?" „Best hoor!" riepen wij terug. Wat klonken onze stemmen vreemd in die doodse stilte. Daar ging de telefoon: „Zeg kunnen we met jullie auto meerijden?" Die vraag herhaalde zich die dag enige keren en aan iedereen beloofden wij, dat zij mee konden. Onze buren rechts hadden hun auto klaar voor vertrek. Man, vrouw en drie grote dochters zaten bekneld tussen pakjes en bun deltjes, maar wisten niet in welke richting ze zou den gaan. Een huis verder had een echtpaar zonder kinderen hun wagen en paard bespannen en volge laden als de arke Noachs; de hond en poes en het kanariepietje in een kooitje tussen hen in. Een mand met snaterende ganzen naast Jim, de grijze aap. Maar toen het op vertrekken aankwam, wis ten ook zij niet, waarheen. Tot mijn schrik kwam ik tot de ontdekking, dat we wel 20 mensen be loofd hadden met ons mee te rijden. Mijn man zei kalm: ,,'t Hindert niet, 't was maar om ze gerust te stellen. Vluchten kunnen we toch niet, je hebt kans juist het gevaar tegemoet te rijden". Naar al le districten in 't Malangse werd getelefoneerd, maar niemand wist met zekerheid te zeggen, waar t gevaar dreigde, t Werd 10 uur en nog wisten we niets. De ANIEM had de attentie de stroom niet af te sluiten, (In Malang kreeg je in die tijd alleen 's avonds licht.) en iedereen stak die dag alle lichten aan. Eindelijk om 11 uur kregen we bericht dat de Kloet aan het werken was, dus Het was kort na de souvereiniteitsoverdracht en mijn demobilisatie, dat ik naar Ternate ging om een copra-onderneming, eens het trotse bezit van mijn grootouders, te beheren. Met een gevoel van angst en nieuwsgierigheid als zijnde een „baroe" stapte ik op de wankele pier van Ternate, die ik nog nimmer van mijn leven gezien had, aan wal. Hoewel nog vreemd, viel het mij enorm mee, door de medewerking, die verleend werd, niet alleen door familieleden en christengemeenschap, maar ook door de eenvou dige, doch joviale bevolking. Het is tenslotte toch de sinjo van onze oude sinjo toen, weet je nog wel die zus en zo was en die de meeste koeien had, aldus de alleroudste uit de kampong. Jaren zijn inmiddels voorbij gegaan, jaren van lief en leed broederlijk gedeeld met de bevolking. Hun vertrouwen was van zodanige aard, dat ik mij tus sen hen geheel thuis voelde. Gezamenlijk roeiden wij 's zondags naar de passar op het tegenoverlig gende eiland Tidore: gezamenlijk gingen wij ter vis vangst en op jacht, kortom wij waren één! Helaas klonk er naast dit harmonische leven een afschuwelijke dissonant nl. het gezanik (lees: ge huil) der politici. Niets liet men onberoerd om die „gehate" blanda's de deur uit te jagen. En zo voor Malang bestond er nagenoeg geen gevaar. Niettegenstaande de duisternis aanbleef, waren de gemoederen enigszins gekalmeerd. In de kampongs begonnen de Javanen op de bedoek te slaan on der gezang en gebed teneinde de duisternis te be zweren. Langzamerhand begon de asregen te min deren, 't werd allengs lichter en tegen 2 uur scheen de zon in volle pracht over Malang, maar wat we toen zagen, had niemand verwacht. Ma lang scheen herschapen in een winterlandschap! Boom en plant torsten een dikke witte aslaag (net sneeuw), de daken van de huizen, de hagen, alles zag wit, op de grond lag een aslaag van plus minus drie decimeter. En over dat alles de schit terende Indische zon. 't Was overweldigend mooi! De hanen begonnen plotseling te kraaien, de vo gels, die zich ook verslapen hadden, zongen en floten naar hun aard, dat 't een lust was en wij mensen hadden een gevoel van bevrijding. La ter vernamen wij, dat Blitar en omgeving lelijk ge teisterd waren. Enige dagen daarna gingen wij er per auto heen. 't Was een droevige naargeestige aanblik. Hele streken, kampongs en landerijen wa ren geheel of ten dele bedolven onder de grijze modder. Ook 't plaatsje Blitar zag er treurig uit. De lavastroom, die door sommige straten een weg had gezocht, had heel wat vernield, huizen ston den schots en scheef, huisraad hier en daar ver spreid. Ik zal U de taferelen, die zich daar had den afgespeeld, maar niet schetsen; U kunt het zich wel voorstellen, wat een onheil zo n uitbarsting van een vulkaan teweeg brengt. De berg spuwt dan massa's stenen en gloeiende lava uit over de om liggende plaatsen en van ontkomen is weinig spra ke. De verder afgelegen plaatsen zoals Malang kre gen alleen een asregen. REMBANG SEPATOE kwam na jaren ook voor mijn familie en mij de tijd om het land te verlaten. Passief, doch met bitterheid in mijn hart, berustte ik in mijn lot. Het was midden op de dag, toen de zon op z n heetst was, toen wij ons op een K.P.M.-er in scheepten voor de grote reis naar het land van de beschaving. Het was reeds bij vieren s middags, toen de boot het sein voor mij het laatste, voor vertrek gaf. Trillend en stampend (we reisden dek) schoof het gevaarte zeewaarts, doch moest onmid dellijk weer terug, daar een van de stutbalken van de pier aan een tros van het schip bleef haken. Een bulderend gevloek en getier stormde uit des kapiteins koninkrijk. Onwillekeurig huiverde ik even bij de gedachte, dat ik straks in het beloofde land aangekomen, wel dagelijks een dergelijke ze gen in ontvangst zou moeten nemen. Nooit, nooit meer het gekabbel van de zee tegen mijn sewa- sewa (vlerkprauw) horen; geen, die meer vraagt tevens groet met: „Djo sinjo, chabar hooa djjo". Maar ik kan niet anders: ik moet gaan, stof die ik ben. TERRY NOTON Djo is Mijnheer - God zij met U chabar kooa is Hoe gaat het U - Hoe zit het er mee als herinnering aan een afspraak). Op 29 april jl. hebben de ex-C.M.S. ers in Restau rant Den Hout te 's-Gravenhage hun jaarlijkse reünie gehouden. Op deze avond werden een paar schetsjes en dan sen ten beste gegeven, aangekondigd door de heer P. Seth Paul, die bereid was deze avond als con ferencier op te treden, wat hij voortreffelijk deed! Daarvoor nogmaals hartelijke dank! Om 21.30 uur kwamen „The Caravans' o.l.v. Wim Zuydervelt ons tracteren op hun pittige mu ziek. Onder het dansen werden verder verschillen de spelletjes gedaan. Aangezien de meesten van buiten de stad kwamen, was het feest (jammer genoeg!) reeds om 1 uur af gelopen. Er was, boven verwachting, een aardige opkomst. Ik zou het echter prettig vinden, als de opkomst volgend jaar groter zou zijn. Afgesproken werd om de reünie voortaan op de laatste zaterdag van april te houden, dus volgend jaar 28 april 1962. Dus, ex-C.M.S.'ers, ik reken erop, dat velen zich zullen opgeven voor toneel, voordrachtjes, enz.!!! Diegenen, die van de jaarlijkse reünie niets afwisten, kunnen hun naam en adres opgeven aan: Mej. A. V. Kolmus, Hoogveen 221, Den Haag, tel. 666234.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 7