Vervolg van pag. 3 NIEUW-GUINEA In hetzelfde nummer verscheen nog een uitvoerig artikel van de hand van Mr. J. in 't Veld, waaruit wij citeren: Gezamenlijk oplossing zoeken Daarom, hoe ik het ook bekijk, men zal zich moeten verzoenen met de gedachte, dat een samen gaan met Indonesië de enige oplossing is die nog binnen de reële mogelijkheden ligt. Elke andere oplossing zal de onrust doen voortduren en kan mitsdien noch in het belang van Nederland noch in dat van de Papoea's worden geacht. De vraag dringt zich daarom op, of het niet ver standige politiek is de consequenties tijdig te aan vaarden en niet te wachten, tot men in een nood situatie is terecht gekomen. De onderhandelingspo sitie, met name voor de Papoea s zal dan veel zwakker zijn dan nu nog het geval is. Ik begrijp het bezwaar, naar voren gebracht aan het slot van uw „Dezer dagen van 18 augustus. „Teruggave van Nieuw-Guinea aan Indonesië zou oneervol zijn, omdat het oneervol is over mensen te beschikken wie men hoezeer ook ten onrechte de belofte heeft gegeven, dat zij over zichzelf zou den mogen beschikken.' Ik vraag mij echter af, of niet een uitweg uit deze moeilijkheid is te vinden door de redding plank te grijpen, toegestoken door de Papoealeider Herman Wajoi, die kort geleden nog eens zijn voorstel in herinnering heeft gebracht om te komen tot een driehoeksconferentie tussen Indonesiërs, Papoea's en Nederlanders. Zij zou tot overeenstemming kunnen leiden, als de Papoea's (en de Nederlanders) zouden kunnen bewilligen in de eis van Indonesië, dat de soeve reiniteit bij Indonesië moet komen en daartegen over Indonesië concessies zou willen doen in de richting van een grote mate van zelfbestuur, zoals ook aan Atjeh is toegestaan. Ik hoor reeds het bezwaar, dat men op beloften en garanties van Indonesië toch niet kan vertrou wen. Men staat nu echter nog in een vrij sterke onderhandelingspositie. Nieuw-Guinea zal voorlo pig nog belangrijke financiële, economische en technische bijstand nodig hebben. Daaraan kan de voorwaarde worden verbonden, dat aan de Papoea's zelf de nodige invloed op het bestuur moet worden toegekend. Zodanige oplossing lijkt mij voor Indonesië zeker niet onaanvaardbaar. Voor de Papoea s biedt het verkrijgen van overeenstemming nu op basis van vreedzame onderhandelingen ongetwij feld een gunstiger perspectief dan een afwachten met de grote kans dat wij in een noodsituatie wor den gedrongen, die weinig onderhandelingsvrijheid zal laten. En voor Nederland opent zich de mo gelijkheid, dat eindelijk weer normale betrekkingen met Indonesië kunnen worden aangeknoopt en wij bevrijd worden van onze koloniale hypotheek, het geen ook zijn betekenis heeft voor onze verhou ding tot andere landen in Azië en Afrika. De op het spel staande belangen zijn van die aard, dat wij bereid moeten zijn gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. Mr. J. in 't VELD Den Haag De dag daarop, dus 23 augustus, werd in een hoofdartikel in de NRC gezocht naar een oplos sing op deze wijze: Een uitweg voor Nieuw-Guinea HOE ZAL Nederland uit de driewerf vicieuze cir kel kunnen breken waarin het zichzelf gedraaid heeft: zich bevrijden van de verantwoordelijkheid voor westelijk Nieuw-Guinea, de goede betrekkin gen met Indonesië herstellen en toch zijn belofte van zelfbeschikking, de Papoea's gegeven, gestand doen? Alle pogingen om de eerste twee ringen van deze trits te doorbreken schijnen te stuiten op de derde: de belofte van zelfbeschikking. Zeker zou directe overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië, de „oplossing" waartoe velen thans in wanhoop nei gen, in flagrante strijd zijn met die belofte. Toch is er wel een mogelijkheid om de schijnbare tegenstrijdigheden met elkaar te verzoenen. Wanneer wij, het streven naar aansluiting bij een Melanesische federatie of bij het Australische deel van Nieuw-Guinea als illusore politiek be stempelend, deze mogelijkheid uitsluiten, staan de Papoea's straks voor de keus tussen drie moge lijkheden: zelfstandigheid, handhaving van de band met Nederland of aansluiting bij Indonesië. HET MOET mogelijk zijn deze keus uit drie mo gelijkheden terug te brengen tot een keus uit twee mogelijkheden. Immers Nederland kan en dat -is volstrekt niet in strijd met de gegeven belofte bij voorbaat verklaren dat, wat ook de keus van de Nieuw-guinese bevolking zal zijn, het een keus ten gunste van handhaving van de staatkundige band met ons land niet zal aanvaarden. Op het ogenblik dat de bevolking van Nieuw- Guinea de vrijheid krijgt om over eigen lot te be schikken, herneemt Nederland zijn eigen vrijheid ten aanzien van Nieuw-Guinea. Het een sluit het ander in. Geen land behoeft in vrijheid een last te aanvaarden die een ander land het belieft op te leggen. Nederland zal dan in volkomen vrijheid zelf kunnen beslissen, in hoeverre het zich nog, moreel of anderszins, gebonden voelt verantwoor delijkheid voor Nieuw-Guinea te dragen. Waar het op aankomt, is dat Nederland zo spoe dig mogelijk aan de bevolking van Nieuw-Guinea laat weten, dat er geen kwestie kan zijn van hand having van de staatkundige band met Nederland. Maar met deze verklaring is Nederland niet van zijn morele verantwoordelijkheid af. Zij behoort vergezeld te gaan van een verklaring dat, naar de mening van Nederland, van de overblijvende keus tussen zelfstandigheid en aansluiting bij Indo nesië, het tweede alternatief verre te prefereren valt. NEDERLAND moet dus de bevolking van Nieuw- Guinea duidelijk maken, dat haar land van nature geheel aangewezen is op Indonesië en dat dit feit economische en strategische consequenties heeft, die in haar belang ook in een staatkundige eenheid met Indonesië het best hun uitdrukking kunnen vinden. Deze redenering houdt in maar het is nodig dit eveneens met kracht van argumenten de bevolking van Nieuw-Guinea voor te houden dat ook een zelfstandig Nieuw-Guinea voor deze natuurlijke feiten en hun consequenties zou komen te staan en dat het dus, zonder militaire hulp (waarop niet te rekenen valt), onvermijdelijkerwijs binnen de actieradius van de Indonesische staat zou gera ken. Alleen zou dan het proces iets langduriger en pijnlijker zijn. Het komt er dus op neer, dat Nederland met spoed de bevolking van Nieuw-Guinea met de werkelijkheid moet confronteren en haar moet op voeden tot de enige keus die verantwoord is. Daar bij kan in uitzicht gesteld worden, dat indien die keus wordt gedaan, ecomomische hulp voortgezet zal worden. Tot deze nieuwe politiek kan beslist worden zon der overleg met Indonesië of de Verenigde Naties. Zij zal misschien wat moeilijk te verwerken zijn voor degenen die zich geen Nieuw-Guinea zonder Nederland kunnen voorstellen, maar zij is de eni ge politiek die èn in het belang der Nieuw-Guinese bevolking is èn Nederland een eervolle uitweg ver schaft èn de kans schept op herstel van de nor male, misschien zelfs vriendschappelijke betrekkin gen tussen Nederland en Indonesië. Op diezelfde datum verschenen in de NRC een drietal ingezonden brieven, die wij hier in extenso overnemen: TE LAAT? In de rubriek „Dezer dagen" van 18 augustus wordt gesteld dat het nu te laat is voor een terug gave van Nieuw-Guinea aan Indonesië, omdat Ne derland zich op het standpunt der zelfbeschikking heeft gesteld. Wij kunnen nu niet meer over de inwoners beschikken. Maar is er werkelijk een tegenstelling tussen het honoreren der gedane beloften en de teruggave? Nederland heet bezig te zijn met het rijp maken der Papoea's voor hun keuze kan na een be- stuursoverdracht, die nog geen soevereiniteitsover dracht genoemd behoeft te worden, Indonesië zich niet evengoed met deze rijpmaking bezig houden? Het is niet zo onwaarschijnlijk, dat Indonesië de voorwaarde van zelfbeschikking mocht voorberei den. Nieuw-Guinea is Ambon niet. Men zal Indonesië niet bij voorbaat ervan kun nen beschuldigen, dat het op een ongeoorloofde wijze deze zelfbeschikking zal gaan beïnvloeden en minder objectief en minder onbaatzuchtig te werk zou gaan dan Nederland, dat op alle manie ren (waarvan de wering van het Maleis nog de meest onschuldige is!) heeft gepoogd te verhoeden dat de Papoea's ooit voor Indonesië zouden op teren, zodat de vrees kon ontstaan dat zij de „meest ongewenste oplossing" zouden kunnen kie zen van een optatie voor Nederland. Het zou aan de Verenigde Naties niet onwelkom zijn, indien hun een gezamenlijk voorstel van Ne derland en Indonesië bereiken zou om het be stuur van Nieuw-Guinea over te dragen aan In donesië met een zelfbeschikking van de Papoea's op de achtergrond, die althans niet vager en on werkelijker behoeft te zijn dan in het bedriegelijke spraakgebruik van het kabinet-De Quay, dat niet alleen over Nieuw-Guinea maar ook over Neder land fataal blijft beschikken en rustig blijft af wachten tot het werkelijk te laat zal zijn om de vrede in de Indische archipel, het restantje good will en de eer van ons land te redden. S. P. DE ROOS Rotterdam Zelfbeschikkingsparadox In verband met het idee van zelfbeschikking heb ben wij Nederlanders ons in de loop der laatste elf jaar in een eigenaardige paradoxale situatie ge werkt. 1. Als het ons ernst is met de kreet „zelfbeschik king voor de Papoea's", dan dienen we toe te laten, dat niet alleen de Nederlandsgezinde, maar ook min of meer pro-Indonesische Pa- hun stem laten horen. Zulk een stem is uiter aard deloyaal t.o.v. Nederland. Of hij echter ook deloyaal is t.o.v. de eigen Nieuwguinese samenleving, staat nog te bezien; dit is in elk geval een zaak die de politiek bewuste Papoea s onder elkaar zullen moeten uitmaken. Echter als we de pro-Indonesische stem blijven smoren, kan ons (bijv. van de zijde der AA-landen) m.i. terecht het verwijt van hypocrisie worden ge maakt. (Terloops merk ik op, dat zulk een verwijt ten onrechte zou zijn, indien we bijv. Nederlands Nieuw-Guinea als een integraal deel van Nederland zouden beschouwen.) 2. Als het ons ernst is met de zelfbeschikking, dienen we ook eens te gaan luisteren naar de stem van diegenen die sinds 1950 ijveren voor een onafhankelijke republiek der Zuid-Moiuk- ken (RMS).De Zuidmolukkers voeren als rechts grond voor hun rebellie tegen Indonesiërs im mers juist het recht van zelfbeschikking aan. De discrepantie tussen de Nederlandse poli tiek t.a.v. zelfbeschikking voor de RMS en de politiek t.a.v, Nw-Guinea kan ons, wederom, het verwijt van hypocrisie bezorgen, ditmaal van de zijde der Zuidmolukkers. Ziehier dan de paradox. Uit zuiver morele overwe gingen zouden we volgens 1 en 2 moeten hande len; maar politiek gezien zijn 1 en 2 duidelijk antagonistisch. C. A.TEN SELDAM Amsterdam „Zelfbeschikking Tjalie Robinson („Dezer dagen" 18 aug.) zou wel eens gelijk kunnen hebben. Laten we dan ook nog maar de moed opbrengen, de bewoners van Nieuw-Guinea eerlijk te zeggen, dat 't gepraat over die „zelfbeschikking" nooit serieus gemeend was. Stel je voor. dat ze over een paar jaar daar ver kiezen „zelfstandig" te zijn. Wie moet die zelf standigheid dan verdedigen? Dat kan de Neder landse regering toch niet verantwoorden? Van „zelfbeschikking" gesproken: die gunnen we zelfs de inwoners van Elten en Tudderen niet. De regering waakt er nu al twee jaar angstvallig voor. dat die geen kans krijgen in 't openbaar te zeggen wat zij zouden willen. En wat ze onoffici eel heel duidelijk laten merken wordt eenvoudig genegeerd. S. COOLSMA Sittard. De NRC vervolgde op 24 augustus wederom met een hoofdartikel in deze materie: Redelijk en eervol WAT NEDERLAND met betrekking tot Nieuw- Guinea thans moet doen, hebben wij gisteren op deze plaats betoogd: verklaren dat het een Nieuw guinese optering ten gunste van handhaving van Lees verder pag. 9 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 8