DE TOCHT
Sonia Anschütz
SONIA ANSCjHüTZ
GENERAAL BERENSCHOT
Voor een grotendeels bijzonder publiek (het"Indische)*een„bijzondere[ kunste
nares (van Spaanse en Indische afkomst)]:
Zondagavond 19 November 8 uur in het"Kurhaus) Paviljoen)
ENTREE f 4.50
(Leden Ind. Kult. Kring TONG-TONG en Haagse Kunstkring f|2.50)
Wacht niet te langll
3
In het bericht „Bij de Voorplaat" noteer
den wij dat wij geen pagina anecdoten en/of
herinneringen aan Generaal Berenschot
hebben kunnen vinden. En we meenden
ook te kunnen vaststellen waarom.
Toch tjotjokt dat niet helemaal. Wij we
ten namelijk ZEKER dat vele Tong-Tong
lezers IETS van hem weten of gehoord
hebben. Een simpel voorval, een kenmer
kende daad. Wij menen de gedachtenis aan
deze generaal in Tong-Tong niet beter te
kunnen dienen, dan door alsnog te ver
zamelen wat nog niet verzameld werd: een
aantal gebeurtenissen uit zijn leven. Ieder
een die wat weet, schrijf het op. Stuur het
ons toe. Opdat wij in ons archief straks
een dikke map kunnen hebben, waarop
„Generaal Berenschot" staat. Hoe dikker
de map, hoe duidelijker daaruit blijkt, dat
wij inderdaad begrip hebben voor het beste
dat Indië ooit gekend heeft. Wacht niet.
Schrijf NU.
Toen ik acht jaar oud was. verhuisden mijn ouders
naar Meester Cornelis en begon ik direct (zoals
alle jongens deden in die tijd) mijn nieuwe woonge
bied te verkennen in een reeks van zwerftochten.
Eén van die tochten bracht mij op de spoorbaan
(dilarang masoek) over de sluizen van Manggarai.
Van dit hoge punt uit deed ik twee ontdekkingen,
één dichtbij, één ver. Dichtbij was „De Kom", een
kolkje voor een zijsluis, waar in die zwembadloze
tijd vele jongetjes, blank en bruin, zwommen. Van
deze openluchtzwemclub werd ik op de gebrui
kelijke wijze lid: tjelana monjet uit en „teroes ketje-
boer". Kennismaken deed je in het bruine sop.
Voorhangen, deballotteren enz. gebeurde „op de
blote vuist". Leuke tijd, Peh. Elke gètèk was een
zwembad. Entree was: „Noempang, Poh!" en dan:
djaprèt. Kassian meisjes vroeger doormaartuis.
Goed. Tweede ontdekking was aan de westerho
rizon een tjemarabos. Heel ongewoon. Normale
bossen hadden altijd een zeer onregelmatig profiel
door de vele boomsoorten. Bij dit tjemarabos
waren alle boomkruinen precies op één lijn. Alle
bomen waren tjemara's. Geen sengon of djindjing
of wat dan ook anders erbij. Dat intrigeerde mij.
Ik móest dat wonderbos zien. Sprak er met
Pa en Ma over. Maar ook zij waren nieuw in
Mèstèr en hadden geen interesse voor bossen.
Alleen voor scholen en kerken. En ook vonden
zij de afstand (mijn schatting: precies op de hori
zon) een bezwaar.
Maar op een vrije vacantiedag ging ik dan tóch.
Eigenlijk stom van me om erover te praten, want
nu moest ik van Ma op schoenen gaan („Mis
schien kom je door deftige buurten"), maar ik
kreeg tot mijn vreugde ook drie bolongans (stui
vers) toegestopt („Straks maak je weer wat ka
pot; dan kan je tenminste direct een beetje ver
goeden." „Ja Ma.") Vóór etenstijd thuis. „Ja Ma."
Anders tabok, lo! „Ja Ma. Dag Ma!"
Die schoenen werden al direct een ellende. Toen
tertijd strekte het bandjirkanaal zich zo maar open
en bloot door de vlakten van Menteng Poelo,
Karet en Doekoe uit. De villawijk Menteng was
nog niet gebouwd. Er waren maar een paar straten
en een paar huizengroepjes. Langs het bandjirka
naal was geen weg, alleen maar een dijk van rode
aarde. En door in de nacht gevallen regens was
die aarde zo taai als dodol depok geworden. En
opeens ging mijn rechterschoen van voren spon
taan open als een krokodillenbek met koperen
tandjes. Pak slaag nummer één lag al meteen
als voorschot klaar. „Waarom loop je niet op
straat?" „Er is geen straat!" „Waarom loop je
waar geen straat is?" Soedah, U weet, Moeders.
Ik heb veel geleden, luitjes.
Als kalf-nja al verdronken, paas men haat dempen:
ik trok mijn schoenen uit, waste ze zorgvuldig
in het bandjirkanaal en hing ze aan de samenge
knoopte veters over mijn schouder. Tóch meteen:
pok. pok, twee tjap merah op mijn bloes. Hoe kéêën!
(Als sial, móet kén!). Doorlopen. Weliswaar ging
het tjemarabos op een merkwaardige manier steeds
achteruit, maar wie teroes poekoelt, komt er altijd.
Ik liep dus koppig door tot ik opeens, vér na
de laatste brug, aan een zijriviertje kwam zonder
brug. Nou ja, een eindje stroomop zou wel een
bruggetje of een vlot zijn. Lopen, lopen. Niets.
Zelfs geen kampong. Wel een kerkhof, een Moha-
medaans kerkhof. Met hoge karèt-bomen, waarin
vele bètèts huisden. Zeer interessant. Later terug
komen om bètèts te vangen. Maar „djembatan tida
ada, njo!" Het ellendige riviertje heette de Kali
Kroekoet, vernam ik, het kerkhofje: Koeboeran
Karèt.
Ook al was het kalitje vrij smal, het water stond
hoog en stroomde snel, was diepbruin van kleur.
Een doorwaadbare plaats was er niet. Terug naar
de brug over het bandjirkanaal en aan de overkant
verder? Om daar misschien weer een zijriviertje
te vinden! Nonsens. Niet te lang. Kleren uit. Met
de riem op het hoofd gebonden, een voordelige
bocht uitpikken voor de stroom en dan „njngngng-
pokde overkant, met de wijsvinger het vochtige
knapenlijf schoongeritst, kleren weer aan, poekoel
teroes. Een vrij grote vlakte scheidde mij nu nog
van een heuvel, waar temidden van vele kam
pongs het tjemarabos lag. Linea recta er naartoe.
Enige tijd later stond ik weer op een grote weg met
delemans en ebro's en sado's. Tarzan in de be
woonde wereld. Eigenlijk wel gek, zo n bos mid
den tussen kampongs en kennelijk aan een grote
weg. Ik was geintrigeerd. Gauw doorlopen. De
bocht om daar was het bos. Achter een muur
te deksel! Een muur met poorten het was een
kerkhof! De begraafplaats Petamboeran
Ik voelde me „vies genomen". Ik had gedacht
me na die zware tocht heerlijk te kunnen neer-
vleien op een tapijt van geurige bruine naalden.
Nu kon ik alleen maar zitten op harde zerken. Ik
ging ook maar zitten. Een beetje tarik napas.
De wind suizelde door de tjemara's. Tussen de
stammen door had je een mooi wijd uitzicht over
wijde vlakten helemaal tot Tanah Abang en Mang
garai. Het was een mooi kerkhof, nog in aanleg,
met maar weinig graven nog. Nog veel plaats. H m
Voorlopig was ik nog lang niet aan de beurt.
En intussen zou toch wel het elixer uitgevonden
zijn voor het eeuwige leven. Jo! Verder jo!
(Lees verder pap. 4)
Hoe zijn we aan haar gekomen? Twee maanden
geleden ongeveer kwam zij op het TV-scherm in
een programma Muziekmozaïek (o.l.v. Willem O.
Duys), met als speciaal onderwerp: Conertpianis-
ten. Toen de interviewer Sonia Anschütz vroeg
of ze haar „Spaans temeprament" verklaren kon,
antwoordde ze het niet te weten, maar dat ze
van vaders zijde Duits, Oostenrijks, Frans en
Spaans bloed in de aderen had en van moeders
zijde Nederlands en Indonesisch bloed.
Ineens was alles voor duizenden toeschouwers
duidelijk. De naam Anschütz kwam in Indië zeer
veel voor. Dit kittige, temperamentvolle type ken
den we eigenlijk al zo lang. Men belde ons op
over de mogelijkheid Sonia Anschütz nog eens te
nodigen. We schreven haar. Sonia Anschütz „toon
de zich zeer gevoelig voor het feit dat U haar als
een van de Uwen beschouwt" zei een brief, en wil
de graag komen.
Direct namen we contact op met de Kunstkring
Tong-Tong en Haagse muziekcritici. Toen bleek
dat we (Tjalie is op vele kunstterreinen niet goed
thuis) „een goede vangst" gedaan hadden, en dat
de Kulturele Kring Tong-Tong het zich tot een
eer kan rekenen Den Haag de première te mogen
bieden van deze vermaarde actrice, waarvan re
censies zeggen:
virtuoze kundigheid en levendige muzikali
teit" (Amsterdam)
un sentiment musical trés prononcé
(Praag)_
una completisima artista del piano
(Barcelona)
une musicienne tout-a-fait supérieure
(Antwerpen)
une nature primesautière et d'une trés sym-
pathique spontanéité.
(Genève)
En toch, Tjalie, zeiden muziekkenners ons, twijfe
len wij of je een volle zaal krijgt. Nederland is niet
zo muzikaal als men graag denkt en zij is een
nieuwe artiste met een apart programma Mil-
haud, Ravel, Debussywe wensen je in elk
geval veel succes toe
En toch waagt TONG-TONG het. Niet alleen
omdat wij weten dat deze componisten juist het
Indisch publiek apart aanspreken, maar ook om
dat wij een „eigen actrice" graag voor het voet
licht zien. We weten zeker dat velen die zich
anders nog een keertje bedenken voor zij (althans
in kou en regen) naar een concert toe gaan, nu
per sé niet zullen ontbreken. Dat er een volle
zaal mag zijn om dezekleine, graziöse Er-
scheinung mit unerhörter sensibiliteit des An-
schlags" (Kölner Stadt-Anzeiger) te zien, te horen
en toe te juichen!
(Voor nadere bijzonderheden zie advertentie)
Voorverkoop en plaatsbespreking t/m Vrijdag 17 November bij Redactie TONG-TONG,"Prins
Mauritslaan 36. Zaterdag 18 en Zondag 19 November aan het Kurhauspaviljoen.