De Atjeh-Tram 1 (Deel 11) AMATEUR-HISTORICUS r.J? Door kwaadwilligen veroorzaakte treinontsporing 6 In 1893 werd onder Generaal Deykerhoff een gefctel nieuw systeem ingevoerd, nl. het weer buiten de geconcentreerde linie opereren met behulp van Atjehse hulptroepen onder commando van 1 oekoe Oemar, een berucht avonturier, die reeds eenmaal erraad jegens ons had gepleegd in verband met de bemanning van het gestrande stoomschip „Nisero" Hij werd weer door generaal Deykerhoff in genade aangenomen, en kreeg ondanks de waarschuwingen, wapens en munitie voor zijn troep. Ogenschijnlijk had Toekoe Oemar succes en er konden weer enige buitenposten worden betrokken. Toch bleef hij gewantrouwd en op de 29 ste maart 1896 verliet hij dan ook opnieuw onze zijde en stelde hij zich aan de kant van de vijand. Zijn af val was het keerpunt in de Atjehoorlog, dank zij de doortastendheid van de G. G. Jhr. Van der Wijck. Hij steunde daarbij in de allereerste plaats op het advies van de Islamkenner Dr. Snouck Hur- ghonje en op de brochure van Van Heutsz, die aantoonde dat wij over voldoende middelen be schikten om de oorlog te winnen. Na de ontheffing van de generaal Deykerhoff, werd de Legercommandant Generaal Vetter als Re geringscommissaris naar Atjeh gestuurd om de krijgsoperatiën te leiden en verdere gedragslijn vast te stellen, nadat de troepenmacht aanzienlijk was versterkt geworden. In enkele maanden was de Atjehvallei opnieuw veroverd, waarbij van Heutsz als colonnecommandant een belangrijk aandeel had en' waren onze troepen weer doorgedrongen tot Indrapoeri en Seulimeum. Het plan voor een verdere doortrekking van de Atjehtram herleefde weer en 26 mei 1897 werd bij wet de nodige fondsen toegestaan, waarop in juni een aanvang werd gemaakt met de doortrek king naar Glé Kambing vanuit Lambaroe. Reeds de 15e november kon deze verlenging in exploi tatie worden genomen, waarbij bij de aanleg werd gebruik gemaakt van rails der baanvakken der geconcentreerde linie: Lamreng-Bringin en Ketapan Doewa-Lambaroe. In 1897 werd tevens een zijlijn tje gebouwd van de straalbaan naar Ketapan Doe- wa naar het Kerkof te Peutjoet. De verlenging van Glé Kambing naar Seulimeum werd in januari 1898 begonnen en kon in november van dit jaar in exploitatie worden genomen. Thans bedroeg het net in Atjeh 67 km. Dit baanvak van Glé Kambing naar Seulimeum was minder eenvoudig dan de voorgaande baanvakken. Behalve een paar belangrijke overbruggingen maakte de gesteld heid van het terrein een aanzienlijk grondverzet noodzakelijk, en moest over een afstand van 15 km een helling van 1/80 worden toegepast. Dit noop te tot invoering van krachtiger locomotieven, die daarna uitsluitend werden aangeschaft. De tram lijn maakte het mogelijk om de uitgestrekte Atjehvallei te beheersen met de betrekkelijk gerin ge macht van een divisie marechaussee, terwijl de geconcentreerde linie kon worden opgeheven. De onderwerping van Groot-Atjeh alleen was echter niet voldoende, ook de Onderhorigheden, zijnde de kuststreken, moesten tot rede worden ge bracht, in de eerste plaats Pidië, de haard van het verzet. Van Heutsz die op 25 maart 1898 tot Gouverneur van Atjeh was benoemd, leidde zelf de expeditie tegen Pidië, die in juni haar operaties van uit Segli aanving en in korte tijd haar doel bereikte. Van Heutsz zag in dat men de tramlijn moest doorzetten van uit Seulimeum over de waterscheiding tussen Groot-Atjeh en Pidië, naar Segli en van daar verder langs de kust. Het vinden van een geschikt tracé vereistte, daar dit door zwaar geaccidenteerd terrein zou lopen, echter meer ervaring van spoorwegaanleg dan waarover het geniepersoneel beschikte. Daarom werd in mei 1898 om een ervaren spoorweg-inge nieur gevraagd, waarop de Ingenieur der S.S. A. E. Wijss werd aangewezen, die in de maanden juni en juli de verkenning verrichtte. Er bestonden geen kaarten en de wegen bepaalden zich tot een patrouillepad van Seulimeum naar de waterschei ding, terwijl de bevolking nog totaal vijandig ge zind was, zodat dit moest geschieden onder mili taire dekking. Er was geen dekking genoeg om Ir. Wijss over de waterscheiding naar Segli te brengen, en dus zat er niets anders op dan weer van uit Segli naar de waterscheiding te gaan, waar in hij echter slechts voor een kort traject slaagde. De verkenning was daardoor onvolledig en het zwaarste gedeelte zelf bleef onbezocht, niettemin heeft Wijss zich op uitmuntende wijze van zijn opdracht gekweten, en kon hij in zijn rapport de algemene richting aangeven en de grondslagen waar op dit 30 km lange traject moest worden ge bouwd, gezien de zware hellingen van 35 °/oo. De kosten werden geraamd op 3 millioen en de aan leg zou drie jaren vergen. Men zag toen af van deze aanleg en instede daarvan werd het baan vak Segli-Gedeh Breue, 17 km aangelegd. In sep tember 1898 naderde dit baanvak zijn voltooiing en toen maakte van Heutsz de verdere plannen aanhangig om de tram vanaf Segli verder door te trekken langs de kust. Hij achtte dit noodza kelijk voor het beheersen van het land met een minimum aan troepen, bovendien zou dit als het ware symboliseren dat wij zouden blijven. Ook economisch zou deze doortrekking meer dan ver antwoord zijn. De tramlijn zou worden doorgetrok ken naar Koeala Simpang, terwijl vanaf deze plaats de verbinding met Deli door de Deli Spoorweg zou geschieden. Van Heutsz is dus de eerste ge weest die het denkbeeld heeft geopperd van een verbinding Atjeh-Deli, op een tijdstip dat onze actie aan de Noord- en Oostkust nog nauwelijks was begonnen, terwijl een groot gedeelte ons nog zeer vijandig gezind was. Dit plan getuigde van een onwrikbaar vertrouwen in de toekomst. Segli- Lho Semawé zou het eerste traject zijn. ca 150 km lang. Daar de G.G. van der Wijck met deze plannen volkomen accoord ging, werden bij de begroting van 1900 de gelden gevoteerd. Op 20 november 1901 kon de lijn van Segli tot Meureudoe (45 km) worden opengesteld. Het werd een bijzon dere plechtige openstelling waarbij van Heutsz zelf tegenv/i ordig was, waar hij de profetische woorden sprak: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg U, Atjeh zal worden gepacificeerd!" waarop hij verder inging door de rol te schetsen welke hij van deze aanleg verwachtte. Meer Indischgasten dan U denkt zijn amateur historici. Bijzonder veel Indischgasten hebben een aardige tot vaak heel goede collectie boeken en foto's. Het is jammer dat er geen onderling con tact bestaat, waardoor veel privé werk zich niet vol doende ontplooien kan. Wij hebben b.v. hier voor ons liggen een bundel eenvoudige, maar van veel studie en liefde getuigende studietjes van L. F. M. Busselaar over „zijn stad Samarang. Waarin wij lezen van het ontstaan van de naam, van de )o- hannesheuvel, Gedong Batoe, het oude Fort Prins van Oranje, enz. enz., alsmede van bekende en beroemde families. Graag zou Busselaar meer wil len weten, ook over andere steden, waarbij hij denkt aan Bandoeng, Batavia en Soerabaja. Wie kan hem helpen door hem b.v: namen van Boekwerken te verschaffen of brieven te schrijven met anecdotes of merkwaardige geschiedkundige feiten en legenden? Zijn adres is: L. F. M. Busse laar, Barend Segglisstraat 5, Zaandam. Het liefst zagen wij dat iemand het initiatief nam tot het oprichten van een club van „amateur- historici van Indië". Wij zijn er zeker van dat bij het „poolen" van kennis uitstekende collecties ge gevens over allerlei onderwerpen vergaard kunnen worden die voor beroeps-historici van het grootste belang kunnen zijn. Zo maken wij onze „ouwe dag" nog nuttig voor vele komende geslachten. Tong-Tong biedt initiatiefnemers graag regelmatig plaatsruimte. "/iwvUn /MM 3* aWWia LjJ Doordat men over de drie grote rivieren, de Kroëng Peudada, de Blang Mé en de Kroëng Ma- né, vakwerkbruggen van grote spanning op ste nen onderbouwen, moest aanleggen duurde het tot 1 april 1904 voordat de lijn Segli-Lho Seumawé over haar gehele lengte in exploitatie kon worden gebracht. In 1902 werd met de aanleg van de ca. 100 km lange lijn Lho Seumawé-Idi begonnen, die 1 juli 1904 gereed kwam. Op 1 februari 1906 was het 65 km lange traject van Idi naar Langsa gereed, waarna op 15 juni 1906 het zijlijntje gereed was naar de Langsa-baai, waar een havenétablissement was opgericht, omdat men daar een volkomen veilige ligplaats had, in tegenstelling met Idi. Op de N.- en O.-kust bedroeg thans het traject 345 km en men zou voorshands de lijn niet doortrekken. Na de successen in 1896 en 1897 was in Groot- Atjeh het net zeer ingekrompen geworden en te rugbracht tot 46 km in 1903. Op 23 juli 1903 werden de voor de aanleg van het 30 km lange traject over de waterscheiding, nl. van Seulimeum naar Gedeh Breue, de gelden gevoteerd. Aan beide zijden werd met deze aanleg begonnen, terwijl het traject van Wijss voornamelijk werd gevolgd. Op 1 april 1908 werd de lijn in exploitatie genomen. Het totale traject was nu gebracht op 423 KM. Eerst in 1910 werd .het baanvak Langsa-Koeala Simpang, langs 31 km, uitgevoerd. Op 2 septem ber 1912 werd dit gedeelte voor het verkeer ge opend. Daarna werd de lijn doorgetrokken naar Besitang, dat 40 km lang was, met een zijlijn naar de haven Pangkalan Soessoe, het eindpunt van de Atjehtram. De lengte der Atjehtram be droeg in totaal toen 511 km. Het grote werk was volbracht! Bij het beëindigen van dit verhaal van de aanleg der Atjehtram. moeten wij 'een woord van hulde uitspreken aan de initiatiefnemers Generaal van Heutsz en de majoor Leers; aan de bouwers van deze tramweg, welke dikwijls moesten werken on der levensgevaar, onder omstandigheden welke het uiterste vergde van hun doorzettingsvermogen; en dan niet het minst aan het treinpersoneel, dat in de begin-periode, vóór de pacificatie, voortdurend bloot stond aan overvallen, zowel van gewapende groepen als van enkelingen. Vooral tussen Padang Tidji en Idi werden herhaaldelijk aanslagen ge pleegd. Deze aanslagen waren in zekere zin de thermometer van de politieke toestand. De Atjehtram heeft beantwoord aan het doel waar voor zij werd aangelegd: onderwerping van Groot- Atjeh en van de kustgebieden en van de econo mische openlegging hiervan. J.C.H

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 6