Op de grens van tijd en ruimte VERLOREN TIJDSFRAGMENT DE TIJD STOND STIL Jan Fabricius: „Uit mijn tijd". Uitgeverij „De Torenlaan DE TIJD STOND NIET STIL Prof. mr. F. J. F. M. Duynstee: „Niv. Guinea als schakel tussen Nederland en Indonesië Uitgeverij De Bezige Bij. (Lees verder pag. 10) 6 Het laatste boek van „Ouwe Jan" Fabricius han delt natuurlijk" wéér over Indië. Bij zijn zoon Johan zien we hetzelfde: hoewel vader en zoon veel gereisd hebben, vaak lang geleefd in de door vele Indischgasten zo geadoreerde oorden als Nice, Parijs, Londen, Wenen, Brussel, als zij wat te zeggen, wat te vertellen hebben, dan spreken zij over Indië! In honderden gesprekken met veel bereisde In- dischgasten is ons hetzelfde opgevallen. Wat merkwaardig, dat juist dat „cultuurloze Indië, dat „leven bij kantoren en kampongs ons blijkbaar 'tóch dieper geraakt heeft dan wij kunnen verkla ren (of kan Ouwe Jan het?). En eerlijk: als we „Uit mijn tijd'' ter hand nemen, een bundel anecdotische terugblikken, dat is al weer een boek dat we achter mekaar uit lezen, terwijl we menig „literair meesterwerk" bij pa gina zoveel gemakkelijk kunnen wegleggen. Neen, het is niet mijn uitgesproken voorkeur voor mijn Land van Herkomst, die dit veroorzaakt, het is de directe aanspraak van een Eerlijk Mens, die me weer op slag trof als iets echts, iets gewoons tussen het vele super-literaire, super-intellectuële van de laatste tijd. Een gewoon mens, prettig om gaand met rijken en armen, met Hollanders en „Inlanders", met superintendenten en spandries. Dan opeens wordt je ook weer duidelijk dat Leven NIET is opstijgen in de hoogste hemelen van intelligentie of in de diepste mijnen van ziels- onderzoek, maar breed leven op s werelds oppervlak, met zoveel mogelijk mensen, zoveel mo gelijk levensgewoonten, zoveel mogelijk levensri sico's. Het bruisende veelomvattende bestaan van Jan Fabricius in „De Oost" was dus een ideaal levensterrein. Hoe goed kennen we het. En hoe vinden we in zijn boek pagina na pagina onszelf in de ge lukkigste tijd van ons leven terug! Koop het boek: aan dit deel knoopt U vanzelf negen delen uit Uw eigen leven vast. En U zult ervaren, dat U evenals de 90-jarige Ouwe Jan weer jong bent Voor wie over Indië vertellen kan, staat de tijd stil. Ik zat in de bus met dit boek op mijn schoot (mijn gedachten er niet bij), toen ik de conduc teur spottend tegen een passagier hoorde zeggen. „Daar heb je nóg zo'n Duynstee-geval!" Dit tekent wel heel duidelijk (en ook het begin van een op gewonden dispuut in Tong-Tong heeft het ons geleerd), dat „Duynstee-Rijkens enz. taboe zijn. En taboe zijn schijnt automatisch in te houden: je mag er in het openbaar op schimpen. Tegenover de opinie van de doorsnee schimper staat dan een van diepe, langdurige en ernstige studie getuigend werk, dat elke Indischman (ook al is hij nóg zo „contra") treffen moet door de werkelijk grote en verantwoordelijke interesse van deze Nederlander voor Z.O. Aziatische en Indonesische problemen. Want zeker heeft de tijd de laatste tien jaren niet stil gestaan en is er in die uithoek van Azië ontzaglijk veel veranderd, te veel om er met een luchtig handgebaar aan voorbij te gaan. Ik heb de laatste maanden veel contacten gehad met „kenners van het huidige Indonesië". Duynstee steekt met kop en schou ders boven hen alle uit. Ook al wil men alle persoonlijke conclusies van prof. Duynstee al bij voorbaat schrappen, dan nog wordt men een enorm stuk wijzer omtrent alle politieke, religieuze en maatschappelijke ver anderingen die in de laatste tien jaren in In donesië hebben plaats gehad, en die aan de hand van citaten uit talloze wetten, manifesten, beslui ten, tractaten, correspondenties en persartikelen zorgvuldig zijn verzameld en geordend tot een over zichtelijk geheel. Hoe men ook (later) over prof. Duynstee zal oordelen, het staat als een paal boven water dat dit studiewerk nog vele decennia als betrouwbaar historisch vademecum zal wor den geraadpleegd door allen, die een blijvende belangstelling voor Indonesië koesteren. Hoe men ook aan de hand van Duynstee s nuchtere fcitenexposé zijn eigen standpunt t.a.v. Indonesië s fouten zal blijven handhaven, men zal tenminste eindelijk ook kennis nemen van de ponden boter die Nederland zelf op het hoofd heeft. En ik geloof dat ieder verantwoordelijk mens niet alleen graag leest om zijn eigen gelijk gerechtvaardigd te zien, maar om in dat gelijk solider te kunnen stoelen op ruimere feitenkennis. Als Indischgasten zijn wij eigenlijk allemaal te goed om zo maar een kakelend „oordeel te heb ben als die buschauffeur: wij zullen en móeten méér weten. Als werkelijk enige bron van over zichtelijke kennis omtrent de betrekking tussen Nederland en Indonesië is dan dit boek onmis baar. En wordt ons misschien duidelijk welke enor me waarde „Nw. Guinea als schakel voor ons heeft, niet alleen met Indonesië, maar met heel O. Azië, Australië en de Pacific. Typisch NEDERLANDS pioniersportret dat ..uit de tijd" raakt (zie o.a. ook: Tempo Doeloe van Breton de Nijs). Tempo doeloe. Voorbije tijd. Wie laat zich nu zo schaamteloos met blote voeten in de rimboe kieken. Met zo schaamteloos veel kin deren. En zo schaamteloos veel vreemde smetten in het Nederlandse bloed! De moderne Indische foto heeft Pa. Ma en uitgerekend 2 kinderen in pakean-deftig-Den Haag. En toch waren het deze gezinnen die Groot Ne derland schiepen. Het waren jongens als Si Gading. Si Arab. Si Tjina (zoals duidelijk te zien op deze foto van de familie Royen te Manokwari), die met de kleinste triangulatiebrigades doordringen in de diepste oetans, KPM-steigers bouwden aan de ver ste stranden, wegen bouwden langs „van God en alle mensen verlaten" tracées. verste Indo-employé waren op de beroerdste buiten-onderneming. Ne derland opbouwden, Indonesië opbouwden, en nu alleen maar kregelig weggewerkt moeten worden. En nochtans een diepgemeende kerstwens naar ons toesturen aan onze Kerstdis met AOW-dekking, onze kerstgans en onze Zijlstra-welvaart. Waar is in al het moderne heilgeroep voor Papoea, Indo nesiër, Nederlander en UNO één woord vernomen voor het wel en wee van deze mensen? God spare ze. Want welk volk ook Nw. Guinea zal willen ontwikkelen, déze jongens en meisjes zullen daarbij onmisbaar zijn. Bedenk dat goed, studenten van Delft en Wageningen. Bij al Uw sloute ondernemingen straks zult U een beroep moeten doen op de branie, de taaiheid, de een voud van zulke jongens als Royen in Manokwari, Persijn in centraal Brazilië, Benjamins in de Sa hara. Butteling in Suriname. Want zij zijn mis schien uit ónze tijd, maar zij zijn baanbrekers voor ons aller Nieuwe Tijd. In Duynstee's Nw. Guinea-studie wordt „en pas sant" in nog geen pagina een stukje „Indo-his torie" afgedaan: de moedige poging van Blaauw c.s. op Pangkal Pinang om nog te pleiten voor een „Indo-Nw. Guinea". Dat dit „en passant" moest gebeuren, ligt niet aan Duynstee: in de grote golven Nederlandse en Indonesische poli tiek en bij de grote onverschilligheid en onwe tendheid bij het gros van de Indische groep kón Pangkalpinang geen grote rol spelen. Maar als Duynstee dan stelt: „Het laat geen twij fel, dat de kwestie Nw. Guinea ontstaan is uit deze eisen van de Indo Europeanen", stelt hij o.i. het criterium adembenemend scherp. Eén van tweeën: de Indo is dan zondebok voor een con flict tussen twee volken óf de 'indo-groep is in derdaad sterk genoeg om met zijn ideeën zaken van groot belang te beinvloeden. Wie durft een uit spraak te doen? Laat ons echter rustig vaststellen dat „assimileer- Nederland" deze (vrome) Indo-wens al van 1920 heeft dwars gezeten en dat ook „assimileer-In- donesië" naar deze Indo-wens nooit heeft willen luisteren. En dat tenslotte de „assimileerlustige" Indo zelf van het streven van de koloniserende Indo niets heeft willen weten. Wij zijn geen historici en willen dus geen enkel gelijk of ongelijk bewijzen. Eén ding is en blijft echter een feit: er bestaat en zal blijven be staan bij de Indo-groep een verlangen op eigen benen te staan op een eigen plekje grond. In goe de verstandhouding en in samenwerking met beide „oudervolken". Deze gedachte dateert zelfs al van het „Harmonie-oproer" in 1848. Het is helaas een verlangen dat bij beide oudervolken (en bij het gros van de eigen groep) geen genade vindt. Duizenden contacten met Indo's over de hele we reld hebben mij geleerd dat als NU de Indo de vrije kans geboden wordt in Nw. Guinea, van alle oorden ter wereld Indo's zullen toestromen om deze eigen bestaanskans te wagen, zelfs met de inzet van hun leven. Ik ben het met Blaauw eens dat met deze eigen bestaanskans van de vrije Indo het ontwikkelings-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 6