„Ik kwam uit het Morgenland"
JOHAN FABRICIUS
FEUILLETON
(XX) OUD-INDISCHE JOURNALISTIEK
(Lees verder pag. 10)
7
moest nogal eens „brommen Maar vatte dat niet
te tragisch op: vanuit een geriefelijk ingerichte cel
zijn krant verder redigerend, maakt hij zich vro
lijk over zijn lot. En won daarmee nieuwe popu
lariteit bij zijn vele vereerders.
Mijn vader nam met animo aan de Indische P^n*-
nestrijd deel, stelde er echter een eer in, „heer'
te blijven; ik neem aan dat hem dat niet moei
lijk zal zijn gevallen. Toch strekte de wrekende hand
van het gerecht zich ook eenmaal naar hem uit.
Na een reis door de Buitengewesten schreeft bij
over een hoog ambtenaar B.B., die de reputatie
had een Don Juan te zijn en wel eens een al te
welwillend oog op de dames zijner ondergeschikten
te laten vallen: „Gedurende mijn reis werd mij
steeds weer verzekerd dat het in de Residentie
A. beslist geen nadeel voor een jeugdig contro
leur is, een knappe en aantrekkelijke vrouw te heb
ben.'' De betrokken Resident diende een aanklacht
tegen „Het Bataviaasch Handelsblad in. De zaak
kwam voor toen wij reeds niet meer in Indië,
maar te Parijs woonden in de lente van 1914.
En mijn vader, die van zijn recht tot zelf verdedi-
Gaandeweg begon het er naar uit te zien alsof
mijn vader zou slagen in zijn moedige strijd om de
dooe hem opgerichte krant tot een succes te maken.
Het aantal abonnés steeg bij de dag. Hij won het
door zijn pittige stijl, zijn vechten met open vizier.
Verder had hij het geluk, de toen reeds beroemde
Resident van Rembang, G. Gonggrijp, tot mede
werker te krijgen: de later klassiek geworden „Brie
ven van Opheffer", met zoveel humor, warme men
selijkheid en diepe kennis van de Javaan geschre
ven en gericht aan „Vriend Jan", verschenen ge
regeld in diens „Bataviaasch Handelsblad
De vriendschap dateerde reeds van Holland
vóór Gongrijp en mijn vader elkaar ooit hadden
ontmoet. Dat zat zo: de oudste zoon van de Re
sident, Indologisch student te Leiden, verzaak
te zijn colleges terwille van de dichtkunst. Een
vergefelijke afdwaling in de latere professor in de
koloniale economie, die ook eenmaal de dichter
van het vermaarde oud-Indische koningsdrama
Agoka zou worden. Door toevallige omstandig
heden kreeg mijn vader het verzoek eens een ern
stig woord met de aan de muzen verslaafde jonge
man te spreken. Het resultaat daarvan was een
snel en briljant afgesloten studie. En de verheugde
vader in Rembang greep later de gelegenheid aan
om via de „Honderd Brieven" zijn erkentelijkheid
te bewijzen. Het was een waardevolle tegendienst.
Behalve vrienden, maakte mijn vader zich ook wel
vijanden. Ik hoorde thuis nogal eens de naam
van Karei Wijbrands, de alom geduchte hoofd
redacteur van „Het Nieuws van den Dag van Ne-
derlandsch-Indié"Zijn scherpe, niets en niemand
ontziende pen schonk een onheilige vreugde aan
allen die zich in hun promotie achteruitgezet of op
andere wijze verongelijkt voelden en dat waren
Karei Wijbrands de alom geduchte hoofdredacteur van
,,Het Nieuws van den Dag van Nederland*ch-Indië"
er velen in de grote archipel. „Wijbrands durft het
toch maar te zeggen," mompelde voldaan een jonge
controleur te Pematang Siantar, die zijn Assis
tent-Resident, van wie hij een uitbrander had ge
kregen, aan de kaak gesteld zag als te eigen
machtig en onbeheerst in zijn optreden, of jagend
op een onderscheiding. Het wegens een admi
nistratieve slordigheid op z'n vingers getikte boek
houdertje in Tangerang gnoof wanneer hij de
zwaarbetaalde accountant van het hoofdkantoor
te Batavia, die pas op inspectie was geweest,
door „Kareltje" (zoals Wijbrands ook wel ver
tederd werd genoemd) aan de tand gevoeld zag
wegens malversaties op grote schaal.
De niet altijd even scrupuleuze aanvalstactiek van
Wijbrands („beschuldig de vent maar eens op goed
geluk en kijk hoe hard hij schrikt; misschien geeft
hij zichzelf wel bloot") zou later worden over
genomen door die andere geweldenaar uit de In
dische journalistiek: Zendgraaff van de „Java-Bo-
de" (een blad, dat in mijn vaders tijd was inge
slapen onder de kleurloze leiding van een zekere
H. DoeffDe stijl was navenant, maar daar lette
men niet zo op, zeker niet in de binnenlanden
waar men van een hartige sambal hield bij de een
tonige dagelijkse rijsttafel; het was vooral daar
dat er reikhalzend naar „Het Nieuws van den Dag
werd uitgezien, ook al was dat „nieuws soms
al weken oud.
Niemand kon zich roemen, te allen tijde veilig
te zijn voor de tomeloos felle aanvallen van deze
ridder van de pen, die aan zijn artikelen slechts
één waardemeter toekende: die van het stijgend
of zinkend aantal abonnés. Hoeveel bittere vij
andschap hij gewekt had, kwam aan het licht
toen een aantal rondom de bittertafel in de Ba-
taviase Sociëteit „Concordia vergaderde heren
van louter overmoed de vlag besloten uit te steken
op het (voorbarig) bericht dat hij dodelijk ver
ongelukt was. Dat moet omstreeks 1912 zijn, toen
voor het eerst in de geschiedenis van Java een
groep auto's gezamenlijk de rit Batavia-Soerabaia
ging volbrengen. Men zag in die dagen nauwelijks
auto's, en de bedoeling van deze lange-afstand-rit
zal wel geweest zijn, de betrouwbaarheid van het
nieuwe voertuig aan te tonen. Journalisten wer
den uitgenodigd de tocht te „verslaan", en de
hoofdredacteuren der grote bladen verkozen die
taak persoonlijk op zich te nemen. De auto waarin
Karei Wijbrands zat, botste, als ik het wel heb,
in volle vaart tegen een stenen brugleuning op.
Het ongeval liet zich aanvankelijk zeer ernstig
aanzien, maar „Kareltje's" vijanden te Batavia
hadden te vroeg gejuicht: hij leefde, keerde terug
en kon wraak nemen een kans die hij met
wrang genoegen zal hebben aangegrepen.
Uit diezelfde tijd ongeveer herinner ik me ook nog
een dilettantisch uitgevoerde „bom-aanslag op zijn
huis, die misschien slechts tot doel had, hem eens
goed de schrik op het lijf te jagen. Er werd een ra
vage in de voorgalerij aangericht, maar hij zelf
bleef ongedeerd. Jaren later, na de eerste wereld
oorlog, zou een nieuw auto-ongeluk zijn aarse lot
daadwerkelijk bezegelen.
Dat de zojuist door mij aangeduide vorm van jour
nalistiek nu en dan tot gerechtelijke vervolging
en veroordeling leidde, zal geen verwondering wek
ken. De Indische rechtspraak was bijzonder streng
en moest dat ook wel zijn inzake laster of
onbehoorlijke kranten-polemiek. Vooral „Kareltje"
De Resident van Rembang, GGonggrijpDit portret
werd door J' han Fabricius getekend toen hij op de
Kunstacademie in Den Hoag zat.
ting afzag, „kreeg" veertien dagen, als ik me niet
vergis. Een veroordeling bij verstek: de straf gold
alleen daarginds; in Parijs mocht hij als vrij man
langs de boulevards blijven slenteren.
Ik herinner mij ook nog een ietwat kluchtig ge
val: een van mijn vaders penne-vijanden, een vroe
ger lid van zijn redactie, placht in een groene Tiro-
ler jagershoed-met-veer rond te lopen, een onge
wone en opvallende dracht in de tropen. Mijn
vader duidde hem in zijn krant op een keer
luchthartig aan met de woorden: „een heer wiens
naam men nog slechts jodelend uitspreekt De
drager van de hoed bleek zich in zijn reputatie
benadeeld te voelen en diende tot ieders vrolijke
verbazing een klacht bij het gerecht in. Dat echter
geen termen aanwezig vond, een vervolging in te
stellen.
Eén keer was mijn vader de aanklager. In een
Katholiek blad had de wat vrijmoedige zin ge
staan: „Fabricius is eigenlijk een schurk. De
schrijver van het stuk, een pastoor-Jezuïet, wees
de rechtbank in zijn zelfverweer op de betrekkelijk
heid die in het woord „eigenlijk" tot uitdrukking
kwam. Indien men zei dat iemand „eigenlijk" een
schurk was, stelde men daarmee slechts vast
dat hij feitelijk tot de eerbare mensen moest wor
den gerekend. De rechter keek op van deze fijne
nuance in de Nederlandse taal; gaf toe dat hij
er uit zichzelf niet zo gauw op gekomen zou zijn.
Eigenlijkfeitelijk. Zijne Zeereerwaarde kreeg
een veroordeling, en in de Katholieke pers stond
daarna nog veel onvriendelijks over mijn vader.
Maar niet meer dat hij (eigenlijk of feitelijk) een
schurk was.
Aan „Het Nieuws van den Dag" was de bekende
caricaturist „Menno" verbonden, en mijn vader
moest het nogal eens bij hem ontgelden. Zo her
inner ik mij een plaat waarop hij (mijn vader),