Van Oude Mensen, de Dingen die nooit voorbijgaan
DE DADEN
Boekhandel P A A G M A N
EN DE DROMEN
J.F.
1 1
E. Breton de Nijs: „Tempo
Doeloe". Querido's Uitg. Mij.
De verkopen slaan alle records. En dat is voor
een boekwerk van maar eventjes 29,50 en een
Indische maatschappij die niet zo erg veel leest,
een wonder. Een wonder bij een wonder: want nu
de Nederlandse bevolking van het oude Neder-
Indië het Land van Herkomst voorgoed verlaten
heeft en deels gelaten assimileert, deels „toeng-
goe mati-et", deels geëmigreerd is naar andere
werelddelen, en zelfs de herinnering voorgoed weg
gewist leek, nu komt dit boek.
Een duidelijk: ,,Neen, niet vergeten! Nooit verge
ten!" Geen „waardeloos heimwee, dat maar gauw
weggewerkt moet worden maar een oproep om
vast te leggen als rijke historische waarheid dat
Nederland leefde aan de andere kant van de aard
bol.
En hoe! Wie „Tempo Doeloe" doorbladert, en
wéér doorbladert, en wéér en wéér, telkens weer
opnieuw geroerd, telkens weer verbaasd over
nieuwe ontdekkingen, die wordt keer op keer weer
getroffen door de geweldige allure die dit Neder
landse leven in de Tropen had. Door niet alleen
een durf om te leven, maar om zo wijd en zo rijk
mogelijk te leven. Met vaak zelfs een geheel nieu
we habitus, waarin vele elementen van de autoch-
thone beschaving werden overgenomen en n maat
schappij werd geschapen, waarin we eigenlijk al
leen met verbazing de Hollander terug herkennen.
Want nu al zolang weer „thuis in Holland" en
gewend geraakt aan het stereotype Hollanderschap,
kunnen we ons met geen mogelijkheid een Tilanus
in slaapbroek denken, een Drees in toetoep, een
Mieke Telkamp in sarong/kebaja, een Ed Hoor-
nik in klamboebed-met-goeling of een Van Riel
in de kali in pendek en badjoe kaos. En tóch
was dat mogelijk in „ons Indië van vijftig jaren
terug, verloor men er geen spatje prestige bij,
maar won wel een ruimheid van visie, verdraag
zaamheid en levensgenoegen, zoals nu nergens
meer te vinden is.
En als wij daarbij bedenken dat juist in deze
periode (1870-1914, waartoe dit werk zich be
perkt) de enorme ontwikkeling van Ned. Indië
zijn definitieve gestalte kreeg, dan beseffen wij
pas hoe innig het „Indisch leven" geïncorporeerd
was in „groots leven".
Pas als wij bovendien bedenken dat dit boek „maar
een schimmetje' biedt van wat het had kunnen
bieden (Breton de Nijs kon onmogelijk alle con
tacten benutten, die hij gelegd had; heeft delibe-
raat (zij het met grote spijt) vele terreinen „on
ontgonnen" moeten laten), dan kunnen wij alleen
bedroefd zijn dat een gigantische Nederlandse his
torie toch grotendeels verloren gaat. Door de
onmacht om te begrijpen en onwil om te erken
nen. Zou „Tempo Doeloe op het laatste nipper
tje tóch nog een „eye-opener" kunnen zijn?
Het boek vertelt eigenlijk weinig (Breton de Nijs
heeft zich op bewonderenswaardige wijze in toom
kunnen houden), maar de talloze prachtige re
producties van oude foto's vertellen dés te meer. En
juist omdat er zo weinig tekst bij is, zijn de foto s
des te aangrijpender vaak. Breton de Nijs heeft
er vooral geen van zelfverheerlijking zwijmelend
boek van willen maken: de hardheid heeft hij niet
gemeden, zij het ook nergens geëpateerd, wat bij
een overzicht van zo'n romantische" tijd wel van
grote zelfbeheersing getuigt.
Wat zou dit boek de Hollander-van-hier te zeg
gen hebben? Voor ons is het boek té geladen
met gevoel, van het vergeten kerkhof af ergens in
Indië, de portretten-galerij van Schutterij-of
ficieren (ze konden gediend hebben onder Robert
E. Lee!) en het illustere kanten bruidsbed
tot aan de simpele geteerde stoeprand, het ver
legen kendoh-tje en onze brave twaalf-rassige hond
„Plekkie" toe, die Breton niet heeft willen verge
ten.
Daarom is dit boek met recht een „document hu-
maine" geworden, maar van een apart en zeer
zeldzaam soort. Immers niet van blanke óf anders-
kleurige mensen maar van blanke, bruine en gele
mensen in een wonderlijke uitwisseling van levens
waarden, zoals nergens anders gevonden werd. Een
Leven makend, dat groots kon zijn naast grotesk,
een bede kon leggen in een vloek, een lach kon
opbrengen door tranen heen, en van een heimwee
aan de horizon een Rijk kon maken aan zijn
voeten.
Tong-Tong is er apart trots op, de contacten mede
te hebben mogen opsporen voor dit document.
En door propaganda ervoor de verspreiding te
vergroten. Niet alleen omdat eindelijk de hormat
wordt opgebracht, die ons Indisch voorgeslacht
ruimschoots verdient, maar omdat in de waar
dering van het werk van de vaderen opgesloten
ligt de wens dat de zonen dit werk zullen voort
zetten.
Want wat zullen de zonen opmerken als ze dit
E. Breton de Nijs, „Tempo Doelo" f 29.50
R. Carpentier Alting „Verdroomd Seizoen"
f 5.90
Verkrijgbaar bij
Gironummer 185783
Fred. Hendrikl. 217b, Den Haag - Tel. 543700
H. Ravesteijnpl. 42, Rijswijk - Tel. 984050
v. Schuijlenburchstr. 58, Delft - Tel. 22438
Naar aanleiding van „Ik kwam uit het Morgenland(nummer XVIII) schreef mevrouw P. Heyenbrok-de
Vries mij: „Bij kapitein Pourchez was ik op gymnastiekles, en ik bezit nog een foto waarop ook de door
U genoemde Loulou Leoni staat. Verder wil ik U nog even zeggen dat Emmy Desamories van der Hoeven
een klasgenote van mij was en inderdaad niet alleen „het mooiste meisje van Laan Trivelli maar ons
inziens van de hele H.B.S.H!"
De hierbij afgedrukte foto. mij welwillend afgestaan, geeft precies het beeld dat ik mij van onze zondagse
tochten met kapitein Pourchez herinner. De op één knie rustende jongen aan zijn linkerzijde is Loulou
Leoni. Een echt uniform hadden deze eerste Indische padvindersnog niet, maar wij jongens droegen
boek aandachtig doorbladeren? Dat het boek lijkt
op zo'n oude „gekke XVIIde eeuwse kaart, waar
op verborgen zeewegen staan naar verboren schat
ten. Tempo Doeloe is geen afscheid van een ver
leden, maar een deur naar de toekomst!
TjALIE ROBINSON
Rini Carpentier Alting:
„Verdroomd Seizoen". Leopolds Uitg. Mij.
De verkopen slaan géén records. De waarde van
dit boek zal nog enige tijd nodig hebben om een
ruim publiek te vinden. Het begrip van^ stilte,
sereniteit en tijdloosheid zoals in een Chinees
bamboe-takje, zoals in een Japanse vijver moet
rijpen. Dus groeien voorbij de begeerde waarden
van emotie, bezieling, schoonheid, intelligentie. Er
is een bepaalde natuurlijke wijsheid voor nodig,
die men bij zeer oude of heel jonge kinderen
vindt. En die geen kenmerk draag van tijd, ras
of beschaving.
In deze tijd dat boeken meeslepend, intelligent,
schokkend, tragisch of talentvol geschreven
horen te zijn om begrijpend publiek te vinden,
is Rini's boek kennelijk een „outsider": althans:
sommigen willen het zo voorstellen. En degeen die
het boek aanbeveelt, zoals b.v. Vincent Mahieu in
de „flap" van het boek, krijgt een bestraffende
tik. Daarom schrijf ik deze recensie.
Om mijn verbazing uit te spreken over een critiek
die zegt: „Vincent Mahieu ziet (in dit boek) een
in een meer verzonken tempel aan zijn voeten
liggen. Ik zie alleen maar mijn voeten." Dit is
een redenering die te veel lijkt op de bewijsvoering:
„Ik zie geen hersens; ik voel geen hersens; dus ik
héb geen hersens!" om door een begaafd criticus
gebruikt te worden. Misschien was hij (tijdelijk)
kregelig of teleurgesteld, want hij kwalificeert de
stijl van Rini als „kostschoolmeisjesstijl". Even
zeer een misplaatste grap, die zou doen veronder
stellen dat b.v. Maria Dermoüt zou moeten schrij
ven als een kostschooldirectrice
En waarom het vergelijken met Aya Zikken, Hella
Haasse, enz.? Zo van: ah, alweer een Indisch
schrijfster. Op een rijtje zetten, cijfers geven, klaar.
Kostschooldidactiek! Mijn waarden, het Neder
landse vrouwelijke denken in Indië heeft zó on
noemelijk veel mogelijkheden! Wij zijn nog lang
niet toe aan énige vergelijking!
Waarom dit boek besproken vlak na Tempo Doe
loe? Kijk in dat fotowerk op blz. 135 onderaan:
Rini. bldz. 188 onderaan: Rini. blz. 114 rechts:
Rini. bldz. 42: Rini. Bldz. 38/39: Rini. Haar leven,
haar verdroomde seizoen. Breton de Nijs zag het
en heeft geen seconde geaarzeld: naast de daden,
de dromen. Even essentieel. En nochtans onver
gankelijk: als het lispelen van het pisangblad in
de avond, het frou-frou van de sarong in de bij
gebouwen, het tjk-tjk-tjk van de tjitjak in de intens
stille slaapkamer. Hoe onzegbaar roerend. En
Rini heeft het gezegd!
En zou daarvoor de stijl nodig zijn van Sagan?
Laat me niet huiveren. Kostschoolmeisjesstijl? Ah,
hoe slecht kennen wij kostschoolmeisjes dan. En
hoe eeuwig jammer dat ik vijfendertig jaar gele
den over ze dacht als een literair criticus!
En mocht Rini inderdaad niet pa'sssen in het
hooggestemde beeld van de Nederlandse schrijf
sters, zoveel te erger voor de literatuur. U leze
ressen en lezers weet ik elk geval dat dit boek het
mooiste kerstgeschenk is dat U geven kunt. Altijd.
VINCENT MAHIEU
allen de „Transvaalse" hoed van bruin stro, met martiaal omgeslagen rand, van het K.N.I.L.
P.S. Mochten sommigen zich door deze recensie
gekwetst voelen, please, het is niet zo bedoeld.
Maar in fragiele zaken ben ik geen pienter cri
ticus. Alleen maar kruidjeroermeniet.
V.M.