Kleuren kiezen met gevoel
DE VROUW
Omaatje
Ramboet Djagoeng
wangneuroóe
Iedere vrouw heeft wel een kleur, waarvan
ze zegt: „Dat is niets voor mij". En dan kan
die kleur haar nog zo flatteren, ze begint er
eenvoudig niet aan. Jammer.
Het omgekeerde is echter ook waar. Soms zijn
we dol op een kleur en iedere keer dat we
onze garderobe uitbreiden, vervallen we weer
in die lievelingskleurdie ons (misschien)
allang niet meer staat
Want wist u, dat de kleuren die we in Indië
plachten te dragen, ons nu door de andere
lichtval, heel anders staan? Van mezelf weet
ik, dat ik hier geler, bleker ben. Dat wil niet
zeggen, dat ik blanker ben geworden, zodat
ik meer kleuren verdraag dan toen. Integen
deel, ik heb juist een paar kleuren moeten
schrappen: geel, oranje, lichtgroen, lichtbruin,
oker.
Dames, die in kleine steden wonen hebben
het wel heel moeilijk. De keuze in de win
kels is natuurlijk veel kleiner dan in de grote
stad. Bovendien zijn er te weinig levende
voorbeelden van wat wèl en wat niet mooi is.
En natuurlijk kan het u wel schelen of u
kleren aan hebt die u staan
U houdt niet van opvallen. Wist u lieve
mevrouw, dat u met dat bescheiden donker
blauw, grijs of bruin waarmee u hoopt niet
op te vallen, meer in het oog loopt als die
kleuren u misstaan, dan met groen of blauw,
dat u wel flatteert?
Met advies van Robert Mahieu, heb ik een
lijstje gemaakt van de kleuren, die u
vast eens moet proberen. Zoals u ziet is er
rekening gehouden met de donkere huid, maar
ook met de koelit Iangsep. Blijf niet al te
trouw bij een kleur, maar wees eens branie en
ondernemend
Donkere huid. Voor jonge meisjes de meeste
kleuren geen bezwaar. Vermijd cyclaam, Ara
bisch blauw, oranje, stroop-soe-soe rose.
Oudere dames: alle tinten zandkleur en niet
te donker beige.
Erg flatteus: off-white, net-niet-wit kleuren.
Pas op met bruin. Geen hazelnoot, tabak of
cognac. Wel nègre, taupe, sienna. Heel don
ker nachtblauw, of marineblauw met licht
dessin. Absoluut geen grijs! Grijs slaat uw
persoonlijkheid zo dood als een pier.
Huid iets getint. Alle donkere kleuren, vooral
donkergroen, bronsgroen, bronsbruin. Mat-
blauwe tinten, helder marine. Geen Raf of
petrolblue! Geen grijs, wel anthraciet (liefst
met lichte accessoires). Licht jade, turkoois.
Framboos-rood, rose op tiet witte af, idem
blauw en groen. Donkeroranje (tomaat).
Ze was stokoud en vanzelfprekend ook tande
loos. Het eten moest fijn geprakt worden. Ze
had bovendien ook moeilijkheden met het slik
ken; maar desondanks slikte ze lettergrepen
met veel gemak in. Dat bleek wel op Nieuw
jaarsdag. Toen familieleden, vrienden en
kennissen mekaar een „Slamat-Tahoen-Baroe"'
toewensten, deed omaatje dapper mee. En
meermalen murmelde ze het woordje: „Inslik"
(daarmee bedoelde ze het woordje „insge
lijks").
L. VAN DER WORM-FLOHR
Zwart flatteert u goed. Draag er niet te veel
schittering op, maar dofglanzende parels, trans
parante corsages of sjaaltje.
Koelit Iangsep. Meest flatteus: zwart en wit.
Interessant: koraalrood, flessengroen, pauw
blauw. Chic: beige, iets donkerder dan de
huid, donkergrijs (bijna anthraciet), indigo.
Als u ervan houdt: violet, bleek-lila of purper.
Denk aan een sprekende make-up van ogen en
lippen. Geen rouge voor de wangen!
Indisch blank: Kies interessante kleuren, paars,
rood, groen-blauw, bruin. Als u aan de mol
lige kant bent, nooit rose! Geen mosterd of
oker tenzij u gitzwart haar hebt en een opval
lende make-up aandurft!
Wenk in het algemeen: draag zoveel mogelijk
effen kleuren. Geen opvallende brede strepen
of ruiten in wollen stof (maakt u klein en
breed). Maar vooral: waag u niet aan grijs,
wijnrood en oker. Het zijn voor ons kleuren,
die het in het Hollandse licht absoluut niet
doen
LILIAN DUCELLE
Ineens staat Thea voor mijn deur. „Kind,waar
kom je vandaan!" We hebben elkaar meer
dan 20 jaren niet gezien. „Je bent geen haar
tje veranderd", zeg ik, maar kan op het zelfde
moment wel mijn togg afbijten. Want Thea
is wel vele haartjes veranderd. Haar vroeger
lichtbruine krullen zijn nu vuurrood geverfd.
Maar er is zoveel te vertellen dat we pas veel
later tijd hebben daarop in te gaan. „Thea"'
begin ik, „weetje je nog hoe je me vroeger
altijd plaagde met mijn ramboet djagoeng?" Ik
heb rood haar, de enige van de familie, dat
heb je zo bij die tjampoer adoeks
„En of ik dat nog weet", beaamt Thea. „Weet
je nog dat ik altijd „Brand! Brand! riep, als
je met een vriendje fietste?"
„Als je dat weet, als je mijn haar zo lelijk
vond, waar haal je dan de moed vandaan zelf
met zo'n bos ramboet djagoeng te lopen," zeg
ik een beetje koel.
„E-é-é, pas op hoor, dit heet Titiaan rood,"
zegt Thea met een aanstiel gebaar aan haar
coiffure. „Twee keer spoelen voor ik deze
kleur kreeg!" Ze gaat voor de spiegel staan.
„Weet je Dé, weet je wat het verschil is tus
sen jouw haar en het mijne?'"
„Nou?"
„Ik wil 4.50 betalen om het rood te krijgen.
Jij moet 4.50 betalen om van dat rood af te
komen
D. v. D.
Deventer
(krijgt een riks!)
Daar stond het dan, zwart op wit, in Elsevier.
„Vrouwen van om en nabij de vijftig dragen
graag rood. Ze willen opvallen en het is of ze
roepen: „Help! Help! Ik tel ook nog mee".
Ik lachte een beetje toen ik het las. „Rood
draag ik nóóit, 't staat me niet, heeft me
nooit gestaan en zal me nooit staan". En daar
mee, dacht ik, was de kous af.
Maar toch, dat ellendige krantenstukje liet me
niet los. „Die bloedkoralen ketting", fluister
de een duiveltje, „die draag je zo graag".
„Nou ja", verdedigde ik, „die paar rode
kraaltjes. Bovendien is het nog van Grootma
geweest".
„Die rode corsage en ceintuur".
„Hè wat geeft dat nou. Dat is alleen maar om
die zandkleurige jurk op te halen. Echt rood
is het niet eens."
„Toch rood. En wat zeg je van dat rode sjaal
tje?"
Nu was ik toch erg verontwaardigd. „Dat is
a. terra cotta. b. Die grijze regenjas is zo saai,
daar móet iets fleurigs bij".
Het afschuwelijkste van alles was wel, als ik
„winkeltjes ging likkenik mezelf er telkens
op betrapte, dat ik vol bewondering was voor,
of een tomaatrood pakje, of een lapje zijde
met oud-rose bloemetjes, of een leuke geruite
rok, waar scharlaken de boventoon voerde
en het kopen wilde ook. Het werd een obcessie,
of om het moderner te laten klinken, een
dwangneurose.
Eens had ik zelfs al de knop van een winkel
deur in de hand om daar een rode mantel te
kopen. Gelukkig herinnerde ik me bijtijds, dat
rood me niet staat; bovendien was die mantel
tamelijk duur. Van het zachtste appelbloesem-
rose tot het diepste bordeaux-rood heb ik nooit
kunnen dragen.
„O, wat moet ik doen?" vroeg ik mezelf
wanhopig. „Hoe kom ik van deze ellende af",
en ik verwenste Martie Verdenius en haar
stukje in Elsevier, waarom ik eerst zo laat
dunkend gegrinnikt had.
Het kwam zo ver, dat ik op een dag resoluut
een lapjeswinkkel binnenstapte. Aan een juf,
die dodelijk vermoeid tegen de toonbank
leunde, vroeg ik een stofje met rode bloeme
tjes. Haar blik gleed ongeïnteresseerd langs de
stapels textiel, haar armen trokken, alsof elke
inspanning te veel was, iets te voorschijn, wat
leek op rode kolen tegen een erwtensoep-kleu
rige achtergrond. Bij nadere beschouwing ble
ken het chrysanten te zijn, zo groot als ontbijt
bordjes.
„Hebt U niet een kleiner bloemetje?" vroeg
ik timide.
Ze had het. Helrode klaprozen, zo groot als
theeschoteltjes, grijnsden me heftig en brutaal
toe.
„Eh... nee... nee...", aarzelde ik, want de juf
deed of ze niet meer kón, „hebt U niet een
rood pikkeltje dan, een speldeknopje?" dong
ik af.
„Dat is niet in de mode", klonk het, plotse
ling heel beslist en zakelijk nu. „Hier hebt U
een wit nopje op rood", met een intonatie
van: „Dit néém je nu maar". Ik nam het,
maar wat moest ik er mee?, dacht ik treurig.
Toen, opgewekter: „Misschien ben ik wel van
dat rood af, als ik die lap in de kast heb
liggen'".
Maar, toen ik thuisgekomen was, had ik het
helemaal.
Energiek tornde ik de grijze voering uit m'n
grijze regenjas. Een paar uur later zat er een
rode voering met witte noppen in.
En al is het dan aan de binnenkant in het
verborgene zogezegd ik gil met al mijn
vijftigjarige zusters mee: „Help! Help! Ik
ben er ook nog!"
1KS
10