r "v BRIEF VAN JAN MOORA Jan Moora J ONZE GENERAAL Beste Tjalie, Uit vele woorden en gedachten in de laatste Tong-Tong dreunt deze zin nog in mijn hoofd na: „De ware basis van Tong-Tong is vriend schap, hulpbereidheid en verdraagzaamheid over volken, rassen en continenten heen." Als deze uitspraak van jou komt Tjalie, dan is de inhoud van dit gezegde duidelijk voor me. Als pietjepuk het geschreven had, dan had het andere inhoud. Jij hebt terecht altijd een duidelijk standpunt ingenomen. Omtrent assimilatie en integratie over de verhouding Nederland- Indonesië omtrent ja wat niet al Ik was en ben het niet altijd met je eens. Dat weet je ook wel. Toch hebben we voor het zelfde grote ideaal gewerkt en moeten dit blijven doen. Als ik daarover begin, kijk ik op van mijn schrijftafel en zie daar het enige portret, dat in onze woonkamers hangt. Over de lijst hangt een lint met een rood-wit-blauw insigne het I.E.V.-embleem, zoals mijn schoonvader Doeve het bijna een mensenleef tijd gedragen heeft. Het portret is van Dick de Hoog. De man, die zo'n visie had, dat hij in 1928 in Nederland reeds de vraag heeft gesteld: wat gebeurt er met ons, Indo-Europe anen, als het uur der vrijheid voor het Indo nesische volk zal aanbreken? In hem eer ik allen, van hoog tot laag, die het in principe mogelijk hebben gemaakt, dat géén regering en géén groepering KON tegenhouden, dat voor ons Indische Nederlanders, een volkomen gelijke plaats werd ingeruimd in het vader land, toen in het moederland geen plaats meer was. Ook de laatsten spijtoptanten en an dere maatschappelijke Nederlanders zullen kunnen komen. Al is deze laatste strijd bijzon der hard en langdurig. Ik wil nu ik je schrijf een paar dingen nog eens aan het papier toevertrouwen. Om dat ik tenslotte een grote en eigen verantwoor delijkheid tegenover onze mensen gedragen heb. Ik heb sterk aangedrongen op aanpassing, op integratie. Omdat ik dit in het belang van onze eigen mensen acht. Ook heb ik in alle toon aarden gezegd en geroepen: „Blijf je zelf!" Vooral daarom, Tjalie, heb ik zo graag je pogingen gesteund het Nederlandse volk de Mijn eerste kennismaking met de Generaal was in Malang. Ik meen in 1938. Op een dag was ik wacht-commandant van de kampwacht, tevens hoofdwacht van het 13e Bat. (Cdt van het Bat. was de majoor v. d. Hoogeband). Van uit de richting Rampai zagen wij een auto aankomen, met de oranje vlag. Boesèt, dat moet een grote toean wezen. Als de bliksem in het geweer komen. De auto draaide ons kampement binnen en stopte voor de wacht. Een generaal stapte uit. Terwijl wij met een gepresenteerd geweer stonden, liep hij op ons af en groette hartstik ke model, gevolgd door een korte inspectie en nadat hij ons bedankt had voor het eerbewijs reed de auto het kampement binnen. Waar heen denk je? Neen, niet naar 't korpsbureau. Zonder de korpscdt of de Lt.-Adj. teroes door naar de dapoer van de Jav. Cie. De planton dapoer kalang kaboet, schreeuw de: „In orde staat". „Op de plaats rust sadja," zei de Generaal. „Mana kopral-kok?" De kok mogelijkheden te tonen op artistiek en cultu reel gebied van de Indische groep in Neder land. Dat werd het begin van Tong-Tong. Ik zie nog de volle zalen, ik zie en hoor nog jou en de andere „hele en halve artisten". Ik zie nog zeer hogen uit den lande onder de indruk. Dit moest onze Koningin ook meemakenIk zie nog Fred Belloni in jullie bijzijn zijn, en onze Koningin begroeten. Op Oosters waar dige en liefdevolle wijze. Je kinderen die juist bloemen hadden aange boden keken toe. Onze gëeerbiedigde en zo geliefde Koningin Juliana begroette enkelen van haar meest trouwe onderdanen. In 1959 sprak ik in Leeuwarden voor een groot Fries gezelschap, dat onder leiding stond van de menselijke regentenfiguur Linthorst Homan. Ik riep aller hulp in om de mensen als volkomen gelijke in hun midden op te ne men. Het antwoord kwam uit het volle hart: „Wees gerust, we zullen er goede Friezen van maken". Toen stoof ik overeind en heb ik met veel dank voor de voortreffelijke bedoe lingen trachten duidelijk te maken, dat iedereen en iedere groep recht heeft op het eigene en alleen met behoud van dat eigene, een goede plaats in een nieuwe gemeensha kan innemen. Onze mensen hebben het prachtig gedaan Tja lie. Ik ben trots op ze. Ze hebben Nederland waarachtig méér geschonken dan een heerlijk nationaal gerecht. Al onderschat ik de beteke nis hiervan niet. Over Nieuw-Guinea wil ik ook nog een enkel woord zeggen. Ik heb vanaf het begin gewaar schuwd voor de gedachte: „Nw.-Guinea ons tweede Vaderland". LTitsluitend en alleen, omdat ik de volle over tuiging had, dat onze mensen nóg weer een keer tussen kade en schip zouden komen. Dat wilde ik hun graag besparen. Ik geloof nog dat dit juist is geweest. Terecht of ten on rechte Tjalie wij hebben het grote voorrecht (gehad) dat we voor een ideaal hebben mogen werken; dat we voor onze mensen iets mogen zijn. La ten we elkaar blijven steunen. Poekoel teroes JAN MOORA Velp meldde zich. „Kok, saja laper," zei de Gene raal, „tjoba kasi saja sop, sedikit nassi, sam bal goreng kool," met zijn ogen gericht op het menu-bord. Kort daarop meldden korps en Lt. adjudant zich bij de Generaal. Die waren intussen door de adjudant gewaarschuwd. Nadat hij de kok bedankt had voor de vette hap en hem prees voor zijn massakan volgde een wandeling, ja, waarheen nu weer? Naar de vrouwenloods. Hier en daar even stoppen en vragend: „En tante masak apa ini hari boeat oom?" Hier en daar wordt een rantang geopend. „Bagoes, bagoes, oeroes oom betoel, nanti dapet tjioem dari oom!" Dan volgt een gang naar de privaten en man- di-kamers en pas nadat hij de kamers ond.- officieren boedjang gezien had, dan pas naar het korpsbureau. In die korte tijd dat hij bij ons Bat. geweest was kon je zeggen dat hij zowat alles opgeno men had, niets ontging zijn alap-alap ogen. Of het grasveld goed onderhouden was, de deuren, ramen, de muren wit gekapoerd, enz. Enfin in een oogopslag zag hij alles. Hoe tactisch inspecteerde hij het eten van de soldaten, de waakzaamheid van de wacht. En zonder grauw of snauw. Voor ons was Generaal Berenschot de van Heutz van het moderne KNIL. PENG SPANGENBERG Tegen het eind van het Jaar en ongetwijfeld met lichte weemoed terug blikkend op de jaren, dat hij als voor zitter van het CCKP zo enorm veel voor ons, repatrianten, kon doen schreef Jan Moora ons deze brief, die wij graag in extenso in TONG-TONG opnemen. Wij vergeten zo gauw. Wij zijn Dick de Hoog vergeten, die de Indische groep zijn plaats gaf in de Nederlands- Indische samenleving. Wij zijn Jan Moora vergeten, die zo'n geweldige krachtsinspanning heeft verricht om deze Indische groep een plaats te hel pen geven in de Nederlandse maat schappij. Wij vergeten in onze kleine verdeeld heid en kibbelzucht zo gemakkelijk de mannen van velerlei kaliber, die after all ons bestaan van nu mogelijk hebben gemaakt. Al zou dit blad alleen daar voor bestaan: het neerschrijven van de namen diergenen aan wie wij dank verschuldigd zijn, het zou al zijn kosten en moeiten dubbel en dwars waard zijn. Nee, wij vergeten die avond niet, dat de naam TONG-TONG voor het eerst letterlijk voor het voetlicht kwam, in de show TONG-TONG ten bate van Gironummer 777/ „Zeven-zeven-zeven I Dat is geven-geven-gevenl Voor onze mensen in nood!" zong Ben Snijders). Er hing een echte Tong-Tong op het toneel (van het Tropenmuseum) waarop Rogier Boon (nu eind-redac teur] illustrator van dit blad) het nood signaal sloeg, dat beantwoord werd door tongtongs en titirs uit de hele zaal! Minister-president dr. Willem Drees was er en Ir. Samkalden en de minister van Maatschappelijk Werk mejuffr. Klompé en op de slot- avond kwam Hare Majesteit Koningin Juliana zelf! En we draaiden een show af (ook Jo- han Fabricius en E. Breton de Nijs haakten vrolijk in) met veel kunst en nog veel meer vliegwerk, maar die sprak van hart tot hart. Toen lag op de eerste avond het voormalige orgaan ,,Onze Brug" met zijn nieuwe naam TONG-TONG en als zelfstandig tijd schrift in de zaal. Wat een succes was die show voor ons blad. We kwamen op slag van 100 op 200 abonnees. Honderd procent vooruitgang!" zei den we koppig. ,,Ach die arme Tjalie", zei menigeen en pinkte een traan weg en nu staan we op tienduizend en NAEK TEROES! Ié geloof dat Jan Moora met deze brief ook een compliment brengt aan al die kleinere en grotere groepen Indische Nederlanders, die voor allerlei doel einden (NASSI, Bond Oud Steurtjes, kunst en amusement, maatschappelijk hulpbetoon „Onze Toevlucht!" bijeengebleven zijn en met meer of minder succes een idee vasthielden en ontwikkelden. Daar sluiten we ons graag bij aan. Trouw, branie en onder nemend zijn, dat is toch een stuk mooi er dan suf „ver-AO W-en", ja? T.R. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 6