Ik herinner mij nog
als de dag van gisteren
BEZOEK AAN DE KAMER
Prof. C. D. Langen
T. R.
Ons is opgevallen dat toen in de 2de Kamer
de debatten over Nw. Guinea een aanvang
namen, de Indische samenleving uiterst mini
maal „acte presence" gaf. Ook bij de debatten
over het spijtoptantenprobleem is ons dit op
gevallen. Om over andere Kamerzittingen nog
maar te zwijgen. Ook over kinderbijslag, pen
sioen, huisvesting is bij de Indische groep geen
belangstellng althans zichtbaar.
Dit is te betreuren. Wie opgenomen is in een
nieuwe maatschappelijke structuur en zich
daarmee geassimileerd acht, dient aan dit le
ven actief deel te nemen. Of op zijn minst van
interesse blijk te geven. Anders wordt ook in
onze specifieke aangelegenheden bij ons, over
ons en zónder ons geregeerd en klaag dan
niet
Naast mij op de publieke tribune zat een dame
die opmerkte: Ik zie haast geen Indonesiërs.
Interesseert het ze niet?" Ik begreep het eerst
verkeerd en was daarna alleen verwonderd dat
mensen die blijkbaar nog steeds het verschil
niet weten tussen Indonesiërs en Indischen tóch
komen en wij niet eens.
Er zullen misschien klemmende redenen zijn,
waarom men nooit komt. In elk geval hebben
ze tot gevolg dat de Indische groep in alle
standen altijd „out of the picture" blijft. Men
zij dan niet verbaasd als men ons dan alsmaar
niet begrijpt
Ons is verder bij herhaling opgevallen dat de
Kamerzittingen rommelig en roezemoezerig
zijn. Ja, somstijds gewoon aan een pasar doen
denken, zó ongegeneerd gaat iedereen druk
pratend en lachend en rondwandelend zijn
gang, ook als sprekers aan de beurt zijn. Na
tuurlijk hebben onze volksvertegenwoordigers
in de Kamers absolute vrijheid, maar inclu-
deert dat, dat men geen égards voor elkander
meer heeft? Onwillekeurig herinneren wij ons
de zittingen van de Volksraad, waar het soms
ook „heet" kon toegaan, maar waar de sfeer
oneindig veel meer „gentlemanlike" was.
In het bijzonder treedt de onverschilligheid
aan de dag wanneer sprekers van splintergroe
pen of kleinere sprekers van kleinere partijen
aan het woord zijn. Op de publieke tribune
zijn deze sprekers dan soms in het geheel niet
te verstaan. Ook al is een spreker „maar" De
GROET UIT SURINAME VAN HET
LANDJE VAN FRANS BUTTEL1NG.
Bij het oogsten van de rijst zien we hier Uul
Butteling-v. Alphen in het midden met rechts
dochter Jany en links Mbok Siru. Het gezin
Butteling laat de anonyme zenders van Raketten
en kalenders nog hartelijk danken. De voor
uitzichten worden beter bij de Buttelings.
Poekoel teroesl
6
Groot en „maar" communist, hij kan tussen
desnoods veel onzin ook ware en nuttige din
gen zeggen. Hij is verder afgevaardigde met
grondwettelijk beschermde rechten. Eén van
tweeën: wij ontzeggen zo iemand de Kamer of
wij respecteren hem met gewone alledaagse
fatsoen.
Maar een dergelijke bejegening als nu staat
gelijk met iemand voor een partij uitnodigen
en dan negeren of „doodpraten". Wie mij nu
weer beschuldigen wil van pro-communisme.
honi soit...
Aan de andere kant worden sprekers van grote
fracties met respect en haast onderdanige be
leefdheid aangehoord. Dit dienen van de
Macht en geringschatten van de minderheid
lijkt bar weinig op democratie!
Ook kunnen fractiesprekers en zelfs excellen
ties zich vaak overdreven opwinden, op ge
kwetste toon spreken en spotten met tegen
standers. Dit doet hun prestige geen goed. En
dient hun zaak slecht. Al wordt zodoende toch
wel een flinke stemmenmeerderheid verkregen,
de overtuiging dat ook een goede en eerlijke
zaak „aloes" gediend is, blijft ontbreken.
Vrijheid en recht schijnen voor vele mensen
deuren te zijn naar gedragingen zonder waar
digheid. Democratie schijnt veel mensen ook
het recht te mogen geven om te schreeuwen.
All right. Maar men bedenke dat dit mense
lijkheid van een lager allooi is.En dus ook
democratie van een lager allooi brengt.
Kamerzittingen zijn toch wel interessant. Kom
ook eens kijken op een verloren middag.
Op 25 Januari herdacht Prof. Dr. C. D. de
Langen te Utrecht, de dag, waarop hij 50 jaar
geleden tot arts promoveerde.
Hij teas een van de stimulerende medici in
lndië, die zeer veel heeft bijgedragen tot de
kennis van tropische ziekten, terwijl het mede
aan zijn grote energie en stuwkracht te danken
was dat het medisch onderwijs aldaar op uni
versitair niveau werd gebracht.
Wij wensen hier deze grote docent en medicus
van harte geluk en komen later graag nog eens
uitvoeriger terug op zijn leven en werk.
dat ik mij in 1927 bij de Bataviasche
Voetbal Bond aanmeldde voor het leiden van
voetbalwedstrijden. Met opzet schrijf ik „voor
het leiden van voetbalwedstrijden" en niet als
scheidsrechter", aangezien ik mij op dat mo
ment nog geen scheidsrechter kon noemen; ik
had n.l. nog nooit een wedstrijd gefloten.
Voelt U de fijne nuance?
Paatje van Lingen (van S.V.B.B.), voorzitter
van de scheidsrechtersccmmissie, deelde mij
mede, dat ik wel een oproep zou krijgen om
een klein examen af te leggen, zowel theorie
als praktijk, zodat men een oordeel over mijn
capaciteiten zou kunnen geven.
Zoals reeds gezegd, had ik nog nimmer een
wedstrijd geleid, maar wel had ik altijd veel
belangstelling gehad voor de spelregels en voor
spelproblemen, die in de sportbladen werden
besproken. Ik was n.l. van mening dat, wil men
een wedstrijd op de juiste waarde kunnen
schatten, je de spelregels behoorlijk moet ken
nen.
Maar al te vaak oefent het publiek kritiek uit,
zonder van toeten noch blazen te weten. Dat
zou ik later nog wel eens ondervinden
Hoewel ik nog geen expert op het gebied van
spelregels was, mocht ik toch wel zeggen, dat
ik ze behoorlijk „onder de knie" had. Voor
de theorie maakte ik mij dan ook geen zorgen,
maar wel hoe ik een en ander in de praktijk
zou moeten toepassen.
Na ca. veertien dagen kreeg ik op een zater
dagmiddag (ca. half twee) een telefoontje van
Paatje van Lingen of ik bereid was 's middags
een wedstrijd te leiden „in de benedenstad",
op het terrein van U.M.S. (Petak Sinkian).
Het was een vrij zware wedstrijd en hij kon
er geen andere scheidsrechters voor krijgen.
Hoewel ik nog niet voor de commissie was
verschenen, zou ik de heren toch een groot ge
noegen doen als ik de leiding op mij zou wil
len nemen; men had wel vertrouwen in mij.
Het ging tussen U.M.S. en OLIVEO II.
Tja, daar zat ik nu met de gebakken tempeh.
Je bent scheidsrechter of je bent het niet, en ik
was het zeker nog niet. Doch ik wilde me niet
laten kennen en stemde dus toe. Maar een ze
nuwen dat ik die verdere middag heb gehad
Van een rustige siesta kwam natuurlijk geen
klap terecht! Ik zag niets anders dan vrije
schoppen en penalties.
Op het veld kon ik aanvankelijk van de zenu
wen niet eens behoorlijk tossen doch na het
beginsignaalweg waren de zenuwen.
Ik floot de wedstrijd als een volleerd fluittist,
zeer tot genoegen van de beide elftallen. Na
afloop werd ik door beide aanvoerders gecom
plimenteerd (voor Oliveo was dat de bekende
H. Voorstadt) voor de prettige leiding.
Een examen heb ik nadien nooit meer behoeven
af te leggen, men achtte mij volledig geslaagd,
maar heus, in latere heb ik, door gebrek aan
routine, vanzelfsprekend nog wel eens fouten
gemaakt.
Hoe ik voor de eerste maal een wedstrijd van
eerste klassers te leiden kreeg, daarover een
volgende keer.
J. HOOGEWOUD
EX C.M.S.'ERS
Op zaterdag 28 april 1962 komt er een reünie
in Restaurant Den Hout.
Belangstellenden gelieve zich op te geven,
liefst zo spoedig mogelijk, aan:
Mej. A. V. KOLMUS,
Populierstraat 7, Den Haag, tel. 33.63.45.