De tijger in het
volksgeloof
>'P-Vi<SïSSïifó
Deel III
Het is te begrijpen, dat aan bepaalde lichaamsdelen van een gedode tijger, vooral
wanneer het een man-eater is geweest, bijzondere magische kracht wordt toege
kend. Deze magische kracht wordt men deelachtig, door deze delen te nuttigen
of te gebruiken als amuletten, door er een of meer toverformules, rapals, aan
toe te voegen. Wie van het hart en de lever van een tijger eet, met inachtneming
van een bepaald ritueel, wordt dan net zo sterk, moedig en sluw.
Wel merkwaardig is, dat het aan vrouwen
verbodenis, om hiervan te eten. Blijkbaar is
men bevreesd, dat zij dan teveel „haar op de
tanden" krijgen!
Het bezit van de snorharen, met rapals ver
werkt tot een amulet en met toevoeging van
enkele andere bijzondere voorwerpen, verzekert
de bezitter het onkwetsbaar zijn tegen kogels.
De nagels verwerkt tot een amulet, ook weer
met toevoeging van toverformules en andere
magische voorwerpen (bijvoorbeeld een ver
steend insect, of een insect in amber of hars ge
vat, enz.), verzekeren aan mannelijke kinderen
het opgroeien in mannelijke kracht en virili
teit en aan meisjes veel kinderen, terwijl zij
bovendien beschermd worden tegen allerlei
boze geesten.
Zeer hoog geschat om hun magische werking
zijn nog het rudimentaire clavicle (sleutel
been), de tweede halswervel en de hoek tan
den, vooral van een man-eater.
Wanneer men een tijger heeft geschoten, dan
is het dus zaak deze zeer goed te bewaken,
daar men anders er zeker van kan zijn dat
men hem thuis krijgt zonder snorharen enmet
ettelijke nagels missend.
In sommige streken wordt ook wel het vlees
genuttigd, echter in zeer kleine hoeveelheden
en meer als medicijn. Ook wordt het wel
gedroogd, verpulverd en dan in een zakje bij
zich gedragen, om dat het dan tegen tijgers
beschermt, of men heeft het op deze wijze
geconserveerd voor later gebruik als „medi
cijn". De oosterse geneesmiddelenleer is bui
tengewoon rijk aan dergelijke magisch wer
kende medicijnen, afkomstig van dieren. De
chinezen zijn hierin vooral zeer sterk. Zo ge
bruiken zij bijvoorbeeld een mengsel van de
gal van tijgers en beren als een zeer potente
medicijn voor diverse ziekten. Ook zou de
gal moed verschaffen aan de consument. Dit
komt, omdat de chinezen geloven, dat de moed
in het bijzonder zetelt in de galblaas. Het
versterken van de werking van de galblaas,
betekent dus ook het verhogen van de moed.
Tenslotte hebben generatieve lichaamsdelen,
vooral van de mannelijke dieren, een bijzonder
magische betekenis voor het verkrijgen of
behouden der mannelijke viriliteit, hetzij als
medicijn welke wordt ingenomen, dan wel in
de vorm van op het lichaam gedragen amu
letten.
Een stapje verder gaande, hebben vorsten,
prinsen en belangrijke hoofden getracht zich
zelf en hun nakomelingen een magisch aureool
te geven, naast grote lichamelijke viriliteit en
de kunst van het beheersen van onzichtbare
krachten, door voor te geven af te stammen
van een tijger. Daarbij was dan in de regel
de tijger de vader, terwijl als moeder de een
of andere zeer schone prinses fungeerde. Meest
al werd dan aan de afstammelingen het ver
mogen toegekend van lycantropie, dat is, zich
bewust of onbewust weten te veranderen in
een dier, in dit geval dus een tijger. Een over
de hele wereld verspreid bijgeloof, zoals ook
in Europa te vinden in de vampier-mens en
de weerwolf. Nog heden ten dage schijnt dit
bijgeloof te bestaan, bijv. in de Karpathen.
In Afrika heeft dit geloof om zich in een
dier te kunnen veranderen, of zich daarmede
te vereenzelvigen, dus de gewoonten daarvan
te kunnen aannemen, tot bloedige excessen
geleid in de vorm van de Luipaard-1) en de
Leeuwmannen2).
In de Maleise Archipel kwam lycanthropie
in een veel mindere vorm voor, getemperd
als dit werd door de Islamitisering en het
blijft heden ten dage dan ook beperkt tot
individuele gevallen, echter zonder dat daar
bij excessen optreden. Daar in de loop der
eeuwen dit bijzondere geloof zich tot ver
schillende nevenvormen ontwikkelde, welke
bijna analoog zijn met dergelijke begrippen
bij het animisme, de leer der Hindus (dat der
reïncarnatie) en de godsdienst der Oude Egyp-
tenaren, vormt de te behandelen stof, een in
gewikkelde materie. In hoofdzaak zal slechts
datgene behandeld worden, dat betrekking
heeft tot de tijger.
ONBEWUSTE LYCANTROPHIE.
De leden van gemeenschappen en de op zich
zelf staande individuen, welke hieronder kun
nen worden geclassificeerd, zijn dus niet in
staat uit vrije wil deze metamorphose in een
tijger te ondergaan, terwijl zij bovendien „ge
tekend" zijn door het gemis van een „geul"
in de bovenlip.
Dergelijke gemeenschappen, waarvan alle leden
deze onbewuste lycanthropie bezitten, hebben
in de regel hun ontstaan te danken aan een
„vloek" of een zwaar vergrijp tegen de „adat"
zoals bijvoorbeeld bloedschande.
Verlossing is alleen mogelijk door het inter
mediair van een machtige dukun of tover
dokter, of doordat de vervloeking zijn kracht
verloren heeft, bijvoorbeeld door het uitsterven
der betrokkenen.
Ook bij de op zich zelf staande individuen
speelt de vervloeking in een of meerdere ge
neraties een hoofdrol.
De onbewuste metamorphose en het „gete
kend zijn, vormen de bijzondere kenmerken.
Het kenmerk, dat deze mensen geen „geul"
in de bovenlip zouden hebben, is inderdaad
zeer merkwaardig, omdat deze geul uitsluitend
voorkomt bij homo sapiens, dus ook niet bij
onze verre achterneven, de mensapen, zoals de
orang-utans, chimpansees en gorillas.
Zo stonden in vroegere jaren de bewoners
van Lamongan, in het Probolingose (Oost-
Java), bekend als „matjan-gadungan", tijger
mensen, die dus allen deze geul in de boven
lip misten. Niemand zou het dan ook hebben
gewaagd, om in dat dorp de nacht door te
brengen en de dorpsbewoners zelf weigerden
dit ook altijd aan vreemdelingen, die hiervan
niet op de hoogte waren, omdat zij zich zelf
niet bewust werden van deze metamorphose
en ongelukken wilden voorkomen. De tijger
mensen van Lamongan zijn uitgestorven, al
thans zo wil het de overlevering, omdat de
huwelijken kinderloos bleven. Men zou kun
nen veronderstellen, dat dit het gevolg moet
zijn geweest van het noodgedwongen, gedu
rende vele generaties, steeds onder elkaar
moeten trouwen, sinds dat odium over hen
werd uitgesproken.
In Korintji, het boven-Djambische, ligt de
Negari Banibalingka, bestaande uit twee dor
pen, in vroeger jaren bewoond door de „orang
Tjindakoe". De mensen van het ene dorp
veranderden snachts in tijgers en die van het
andere in varkens, die echter elkander blijk
baar geen kwaad deden.
Op bepaalde tijden van het jaar verlieten de
„tijger-tjindakoe" hun negari en slopen als
(Lees verder pag. 16)
Luipaardmannen (rechts op de fotoslaan toe in het gebied van Bent van december 1933 tot
oktober 1934, 38 aanslagen, waarvan er 6 mislukkenIn het gebied Van Stanleyville oefenen zij
een machtige terreur uit van 1932-1933, 38 aanslagen, waarvan er twee mislukken"
Foto uit: Luipaardmannen en Slangendansers
9